Als aankomend docent Nederlands die in september op de UvA begint aan zijn master eerstegraads had ik het genoegen deze week een hele dag achterin de klas van mijn stagebegeleider te mogen zitten om alvast te wennen. Het werd een mooie mix van bovenbouw HAVO- en VWO-klassen vlak voor de laatste toetsperiode.
En ik viel op meer gebieden met mijn neus in de boter. 4 HAVO had aan het begin van die week net een schrijfopdracht ingeleverd. De opdracht was om een verhaal te schrijven van vijfhonderd woorden, met minstens twee personages, dialoog en nog een aantal andere voorwaarden, keurig en eenduidig omschreven, zoals het hoort.
En het resultaat was geweldig. Opzienbarend. Elk verhaal was goed, veel waren geweldig, sommigen zelfs briljant. Een pluim in de hoed van de leraar. En toen de resultaten besproken werden in het sectieoverleg werd duidelijk dat dit resultaat te zien waarneembaar was in élke klas die de opdracht had gehad. Een pluim in de hoed van de sectie Nederlands, zou je zeggen.
Maar docenten Nederlands wonen natuurlijk niet onder een steen en de connectie met het fameuze Chat-GPT, dat ook in dit medium al vaker is langsgekomen, werd al snel gelegd. Het resultaat van de schrijfopdracht was té mooi om waar te zijn. De conclusie dat er althans door een deel van de leerlingen gebruik gemaakt moest zijn van Chat-GPT was snel getrokken. Maar dat leidde meteen tot de vraag: wat doen we eraan? Straffen? De verhalen beoordelen zoals ze zijn ingeleverd, alsof er niets aan de hand is? Of toch maar de opdracht intrekken?
Mijn stagebegeleider, in wiens klassen ik dus te gast was, legde dit ter discussie aan de klas voor. Ze waren op dat moment toch allemaal bezig met Argumentatie, dus konden ze het meteen oefenen. De vraag die hen gesteld werd was: welk standpunt moet de sectie Nederlands innemen en waarom?
De discussie die volgde was voor mij uitermate leerzaam en inzichtelijk. Het was goed te merken hoe betrokken de leerlingen waren bij het onderwerp. Je zou zelfs kunnen spreken van gepassioneerd. Het standpunt waar ze uiteindelijk op uitkwamen was: docenten mogen niet straffen op verdenking van het gebruik van Chat-GPT.
De argumenten die werden aangedragen waren redelijk. Een docent mag niet automatisch aannemen dat een leerling gebruik heeft gemaakt van Chat-GPT, ook al lijken daar aanwijzingen voor te bestaan. Bovendien, zo was de gedachte, Chat-GPT is nog relatief nieuw en het is nog niet mogelijk om met honderd procent accuraatheid aan te tonen dat er daadwerkelijk gebruik is gemaakt van Chat-GPT. Je kunt het aan het programma zelf vragen of een van de tools gebruiken die worden aangeboden, maar zekerheid hebt je nooit. Een computerprogramma kan fouten maken.
De gepassioneerdheid waarmee de leerlingen hun standpunten verdedigden was natuurlijk deels een poging om het eigen straatje schoon te vegen. De gemiddelde leraar Nederlands is niet dom. Die kan vaak wel zien dat er iets aan de hand is met wat zijn leerlingen inleveren. Ze kennen hun pappenheimers. In sommige gevallen was het niveauverschil tussen het verhaal en het gemiddelde niveau van de leerling gewoon te groot. En het is ook logisch dat leerlingen het gaan gebruiken. Dat kan niet anders. Het is vrij toegankelijk en makkelijk te gebruiken, dus wórdt het ook gebruikt.
De argumenten van de leerlingen snijden zeker hout. Een docent kan niet met absolute zekerheid aantonen dat er gebruik is gemaakt van Chat-GPT, zeker niet als de leerling het verhaal ook nog wat bewerkt heeft. En de leerling kan niet bewijzen dat ze het zélf geschreven heeft. Maar het stelt de sectie wel voor een dilemma. Hoe hiermee om te gaan? De verhalen zijn ingeleverd, dus de leerlingen hebben aan de opdracht voldaan. Ze hebben die opdracht ook nodig voor hun eindcijfer, dus zomaar schrappen gaat niet. Dan rijst dus de vraag: kunnen we dan dié leerlingen van wie de docent vrijwel zeker weet dat ze gefraudeerd heeft dan wel straffen met een onvoldoende?
Nee, zeggen de leerlingen zelf hierover. Want het kan zomaar zo zijn dat deze leerlingen deze keer toevallig een steengoed verhaal geschreven hebben. En dus boven zichzelf uit gestegen zijn. En je mag niet een deel van de leerlingen straffen omdat er bij hen toevallig aanwijzingen zijn van fraude – niet aantoonbare aanwijzingen bovendien – en bij de rest niet. Dat is niet consequent.
Het is natuurlijk heel goed mogelijk dat een deel van de leerlingen het verhaal zelf geschreven heeft. Aannemen dat iedereen gefraudeerd hebben zou oneerlijk zijn. “Je moet gewoon naar het verhaal kijken,” aldus een leerling. “Als het maar een goed verhaal is, dan is het toch goed?”
Dit is een uitspraak die raakt aan een wat diepere laag die onder de hele Chat-GPT discussie ligt, namelijk de vraag: wanneer is een verhaal menselijk en wanneer niet (meer)? Als ik Chat-GPT een verhaal laat schrijven en ik bewerk dat vervolgens op enigerlei manier, is het dan wél van mij? Waar ligt de grens?
Deze vraag houdt de gemoederen ook danig bezig in de beroepsgroep waar ik vandaan kom, de boekenwereld. Binnen de internationale uitgeefwereld woedt de discussie, onder uitgevers en schrijvers, over copyright en oorspronkelijkheid. Chat-GPT en AI in het algemeen worden vrijwel unaniem wordt afgewezen. Een boek mag niet door een AI geschreven zijn. Een omslag mag niet door een AI ontworpen zijn. Een vertaling mag niet door een AI gemaakt zijn. Ook scheelt dit alles enorm in de kosten en dat in een industrie die het heel moeilijk heeft momenteel. Iets dat is gemaakt door een AI is niet “oorspronkelijk”.
Maar buitenstaanders hebben daar veelal maling aan. Die denken, zoals de eerder genoemde leerling, “als het verhaal maar goed is”. In mijn Twitterstream kwam een tijd terug een verhaal voorbij over een moeder die elke dag een verhaaltje door Chat-GPT liet schrijven dat ze ’s avonds voor het slapengaan aan haar dochtertje voor kon lezen. Dat was veel goedkoper dan een kinderboek kopen en wist haar dochtertje veel?
De vraag is nog veel complexer, want hoe gaan uitgevers (van boeken, verhalen, journalistieke artikelen, et cetera) straks beoordelen of wat er is ingestuurd “oorspronkelijk” is? En wat is “oorspronkelijk” dan precies? Vinden we een verhaal dat is geschreven door een AI minder mooi? En wat als we nu niet weten wie het geschreven heeft? AI’s worden dagelijks beter in het maken van creatieve producten, zeker als kundig begeleidt, en het zal niet lang meer duren voordat het onmogelijk wordt het verschil te zien, laat staan aan te tonen. Voor de meest mensen zal gelden: als het product maar goed is en de prijs redelijk is.
Voor 4 Havo was het in elk geval duidelijk. We vroegen de leerlingen een verhaal van 500 woorden te schrijven en vertelden er niet bij dat het niet de bedoeling was dat ze het door een stuk software lieten doen. Wij vroegen, zij leverden. Het product was goed, dus willen ze daarop beoordeeld worden. De opdracht was bovendien zo kundig geformuleerd dat het zonder meer in Chat-GPT geplakt kon worden en prachtige resultaten gaf.
Iets anders is dat jongeren anders aan lijken te kijken tegen dit soort middelen. Als we hadden gewild dat ze geen gebruik mochten maken van AI, dan hadden we dat er maar bij moeten zetten, was de stelling. Er stond ook niet bij de opdracht dat ze het verhaal niet door hun broer of moeder mochten laten schrijven, maar kennelijk hoeft dat niet gezegd te worden. Bij een tool als Chat-GPT ligt dat dus kennelijk anders. Voor hen is het een instrument, zoals de spellingcorrector in Word, die ook iedereen zomaar kan gebruiken. En is dat dan geen vorm van AI?
Een makkelijke oplossing voor het geschetste dilemma ligt niet voor de hand. De verhalen beoordelen zoals ze zijn ingeleverd voelt heel oneerlijk, maar iedereen een 1 geven ook. Laten vervallen en opnieuw laten doen in de klas leidt weer tot de vraag hoeveel tijd je dan moet geven en is sowieso onwenselijk omdat het waardevolle lesuren opslokt die beter aan andere zaken besteed kunnen worden. Want als je die route kiest zul je álle schrijfopdrachten in de klas moeten laten doen.
We willen graag – nee, we móeten – leerlingen schrijfvaardigheid bijbrengen en daarvoor zullen ze moeten oefenen. Maar welke rol gaat AI daarbij spelen? Wijzen we het af en verplaatsen we het schrijfonderwijs naar het klaslokaal met alle gevolgen van dien? Misschien moeten we een stap terug doen en eens kijken naar hoe we een schrijfopdracht beoordelen – en dus hoe we de schrijfvaardigheid toetsen.
Nu het begrip “oorspronkelijkheid” aan een verschuiving bezig lijkt en AI’s als legitieme tools gezien worden om tot een tekst te komen, zouden we moeten nadenken over de vraag welke rol een AI kan spelen in het onderwijzen van bepaalde vaardigheden. Het is uiteindelijk het product dat telt, bij een verhaal net zo goed als bij een profielwerkstuk en wat we eigenlijk willen toetsen is of een leerling begrijpt wat ze heeft geschreven en weet hoe ze tot dat resultaat is gekomen. Welk deel dan wel of niet “oorspronkelijk” is zou dan niet meer uit mogen maken.
Het zou in het geval van het verhaal van vijfhonderd woorden al geholpen hebben, denk ik, als de docenten Nederlands de opdracht niet al zo perfect Chat-GPT gereed was aangeleverd. Maar intussen zit de sectie Nederlands op mijn school met een schijnbaar onoplosbaar dilemma. Een urgént dilemma, zo kort voor de toetsweken. Wijsheid is gewenst.
Robert Kruzdlo zegt
Oplossing? Vraag de leerlingen in de klas een opstel te schrijven en die in te leveren. Daarna mogen ze thuis herschrijven. Dan vraag nogmaals in de klas om een herschrijving. Er zijn variaties mogelijk. Maar een ding: De eerste versie in de klas schrijven.
Jürgen Snoeren zegt
Dat is een optie, maar het vraagt twee klassikale sessies. Over een heel jaar loopt dat wel op, als je alle schrijfopdrachten bij elkaar telt.
Robert Kruzdlo zegt
Jürgen Snoeren, stel een aantal woorden en tijd van te voren vast. 600 woorden bijvoorbeeld.
Casper de Weerd zegt
” En het resultaat was geweldig. Opzienbarend. Elk verhaal was goed, veel waren geweldig, sommigen zelfs briljant. ¨ Laat de leerlingen onderling de opstellen beoordelen en aangeven wat dan zo geweldig etc. was. Voorts vraag ik mij af waarom als je dezelfde opdracht aan chatGPT geeft, er toch een verschillend verhaal wordt gemaakt. Vraag degenen die de app gebruiken de tijd aan te geven van de opdracht aan de app. Kijk of de software leert. Tenslotte kennen we in de fotografie inmiddels fotoshop en een hele hoop andere verbeterproducten. Toch bloeit ook de kunstfotografie als nooit te voren.
Jürgen Snoeren zegt
Elke keer als je de opdracht geeft, krijg je een ander verhaal, zo simpel is het.
Jessica zegt
Dit snap ik niet: Elke keer als je de opdracht geeft, krijg je een ander verhaal, zo simpel is het.
Jürgen Snoeren zegt
Ik heb het zelf geprobeerd: telkens als je de opdracht die aan de leerlingen gegeven werd in Chat-GPT invoert, geeft de AI een ander verhaal terug.
florismk zegt
Volgens mij is de crux hier niet of het goed of slecht is om ChatGPT te gebruiken. De crux is dat kinderen die ChatGPT hebben gebruikt, niet aan de opdracht hebben voldaan. De opdracht was ‘schrijven’. De leerlingen hebben niet geschreven.
Een ChatGPT-verhaal inleveren is net zulk bedrog als op de bakkersscchool een Hema-tompouce inleveren. Het kan een heerlijke tompouce zijn, maar de bakkersleerling heeft hem niet gemaakt en er niets van geleerd; en de kwaliteit van het product heeft niets te maken met de vaardigheden van de leerling.
Het maakt daarbij niet uit of de bakkersleerling de tompouce kant en klaar van de Hema heeft gehaald, of deze geautomatiseerd heeft laten bakken door zijn geavanceerde Philips-bakmachine. Handig jatten is een heel ander vak.
En als de bakkersleerling erbij beweert dat het zijn eigen tompouce is, dan is het ook nog bedrog. Plagiaat, in de context van de schrijfopdracht.
Als ChatGPT een acceptabele manier is om tot uitvoering van een opdracht te komen, dan moet de opdracht om te beginnen anders worden gedefinieerd. Of de methode goed was, hangt volledig af van het doel van de opdracht.
En schrijfvaardigheid leer je door te schrijven.
karofrombelgium zegt
Interessante tekst, die ik met mijn leerlingen zal lezen en bespreken.
Ruben in 't Groen zegt
Ik begrijp het bezwaar dat schrijven in de klas veel tijd kost (de enige manier om *bijna* zeker te zijn dat leerlingen geen hulpmiddelen gebruiken), maar zoals ‘florismk’ zegt: als je iemand wil leren bakken zal je haar ook moeten laten bakken. Dus ook al kost het (veel) lestijd, de alternatieven zijn minder verkieslijk.
Zelf laat ik leerlingen schrijfopdrachten thuis maken om te oefenen (= het cijfer telt niet mee). Ik krijg dan soms (steeds vaker) een tekst waarvan ik heel sterk vermoed (= weet) dat de leerling die niet zelf heeft geschreven… en waarvan de leerling, denk ik, heel goed weet dat ik dat weet. Ik corrigeer braaf en geef verbeterpunten aan. De leerling schiet zichzelf echter in de voet want die heeft niet geoefend, vrijwel niks geleerd en zal dus door de mand vallen bij de schrijfopdracht waar ik wèl een cijfer voor geef dat meetelt. En ik geef toe: ik heb dan geen enkele genade voor de eerder genoemde valsspelers.
Peter-Arno Coppen zegt
Wat ik in de argumentatie mis is het doel van de beoordeling. Gaat het erom een verhaal te beoordelen? Dan doet het er niet toe wie het geschreven heeft. Of gaat het erom dat je de schrijfvaardigheid van leerlingen beoordeelt? In dat geval kun je uit een verhaal dat door iemand of iets anders geschreven is, niets afleiden daarover.
Vertel ze het verhaal van de haas en de schildpad: de schildpad wint, maar speelt vals. Als de vraag is wie het hardst kan rennen, wat zegt de uitslag dan?
Aimé Smeyers zegt
“De verhalen beoordelen zoals ze zijn ingeleverd voelt heel oneerlijk, maar iedereen een 1 geven ook.” Daar wringt het schoentje meer en meer: het draait allemaal om cijfers (zelfs “valsspelers”)! Wie beleeft daar heel soms nog enig plezier aan? Foei!
Jürgen Snoeren zegt
Maar dat is hoe het systeem werkt, toch? We vragen de leerlingen een verhaal te schrijven en we beoordelen het niveau met een cijfer. Je kunt ook, zoals hierboven al werd gesuggereerd, principieel doen en de opdrachten cijferloos maken door ze te beschouwen als training. Dan is het aan de verantwoordelijkheid van de leerling om zichzelf voldoende te trainen om een voldoende te scoren als het wel om de punten gaat.
Robert Kruzdlo zegt
Jürgen, let wel op ’trainen in wat’. Dit zul je duidelijk moeten omschrijven.
Anneke Neijt zegt
Waarom oefenen in verhalen schrijven? Je kunt schrijfvaardigheid ook met een zakelijke tekst oefenen. Bijvoorbeeld door een recensie te laten schrijven van een boek dat de leerling gelezen heeft, of een reactie op een artikel, een ingezonden brief of zo. Doet de chatbot het ook goed als die eerst een tekst moet lezen en er daarna op een creatieve manier een commentaar, reactie, of recensie op schrijft? Of er vragen bij verzint en eveneens vertelt waarom die vragen van belang zijn of zo? Of denk aan taken waarbij je van leerlingen vraagt om er iets van hun eigen mening in te verwerken. Een dergelijke schrijfvaardigheid hebben ze nodig om in de maatschappij te functioneren, terwijl een verhaal schrijven … dat is iets artistieks oefenen.