Soms zijn twee schijnbaar verschillende statistieken achter de cijfers innig met elkaar verstrengeld. Recent hadden we weer prijs. Op 12 mei verschenen in Vlaanderen de resultaten van de peiling een jaar voor de verkiezingen, die aangeven dat de extreemrechtse partij Vlaams Belang bijna een kwart van de kiezers weet te bekoren. Vier dagen later verscheen een rapport dat concludeerde dat slechts 29% van de Vlaamse kinderen in het vierde leerjaar een hoog leesniveau behaalde. In 2006 was dat nog de helft. Een hard causaal verband is moeilijk te bewijzen, maar achter de cijfers voeren de tanende leesvermogens en de toename van politiek populisme wel degelijk een paringsdans op.
“Wie niet goed heeft leren lezen, kan de grondwet niet begrijpen en partijprogramma’s niet vergelijken. Slechte lezers zijn vatbaarder voor nepnieuws,” aldus Yra Van Dijk en Marie-José Klaver. In hun onderzoeksdossier, ‘De leescrisis in het onderwijs’, analyseren ze voor De Groene Amsterdammer de lamentabele staat van het begrijpend lezen in Nederland. Dat die leescrisis in de lage landen een weerslag op onze democratie heeft, mag dan ook niet verbazen: hoe kan je namelijk nog van geïnformeerd en kritisch burgerschap spreken, als slechts een kwart van de jongeren de boodschap uit een overheidsbrief weet te halen?
Zo’n vorm van kritisch burgerschap vereist immers vaardigheden, die je voornamelijk kweekt door al op jonge leeftijd te oefenen met begrijpend lezen. Van Dijk en Klaver benadrukken dat “wie weinig leest, minder goed analytisch en kritisch leert denken.” Door te trainen op close-reading focus je op tekstbegrip. Je haalt de overkoepelende betekenis uit de woorden door middel van allerhande leesstrategieën: hoofd- van bijzaken onderscheiden, de sleutelzin omcirkelen of de argumentatieve structuur herkennen. Info filteren, analyseren en beoordelen…Drie onontbeerlijke eigenschappen in onze hedendaagse digitale kennismaatschappij. Begrijpend lezen kun je beter regelmatig dan lang oefenen. Het vergt een serieuze cognitieve inspanning, die onze hersenen slechts even kunnen bolwerken.
Twee systemen, Eén verdienmodel
Die beperkte tijdspanne komt doordat we bij het analyseren van teksten ons syteem-2 belasten. Volgens de psycholoog Daniel Kahneman bezit ons brein over twee denkprocessen. Zonder al te veel poeha benoemde hij ze als systeem één en twee en de denkstroming waar hij zich inschrijft heet dan ook de ‘dual process theory’. In zijn invloedrijk artikel, ‘A perspective on Judgment and Choice’ uit 2003, beschrijft Kahneman het onderscheid als volgt: “de operaties van ons systeem-1 zijn snel, automatisch, moeiteloos en emotioneel geladen […] De operaties van ons systeem-2 zijn trager, seriëler, vermoeiender en meer gebonden aan regels.” Dat verschil in energie maakt dat we ons systeem-2 kunnen uitputten. Onze intuïtie en emoties, afkomstig uit ons systeem-1, zijn daarentegen de hele tijd actief. Van die kloof in de werkzaamheidsgraad tussen onze twee denkprocessen wordt tegenwoordig zwaar misbruik gemaakt.
De mechanismen en display achter sociale media functioneren zodanig dat ons systeem-2 moeilijk in actie kan schieten. We worden verleid om constant impulsief te klikken en te liken, zodat die platformen zoveel mogelijk data over ons gedrag kunnen verzamelen. Die datavergaring primeert, de inhoud of politieke gevolgen van ons klikgedrag zijn minder van tel. In haar boek The Age of Surveillance Capitalism toont Shoshana Zuboff hoe grote techbedrijven als google en facebook algoritmes gebruiken om ons gedrag te analyseren. Die databases zetten ze vervolgens om in wat Zuboff benoemt als ‘behavourial surplus’: het vermogen om onze keuzes beter te voorspellen, te sturen en ten slotte nog scherper te kunnen analyseren…Een proces dat via concentrische cirkels ons gedrag langzaam doet loskoppelen van onze vrije wil.
Zuboff beziet dit terecht als een aantasting van onze democratische vrijheden. Des te meer die bedrijven met hun ‘behavourial surplus’ tevens hun advertentie- en dus verdienmodel stutten. Wanneer uit statistieken blijkt dat een extreemrechtse partij als Vlaams Belang vorig jaar maar liefst 1,2 miljoen euro aan advertenties op sociale media besteedde, dan heeft deze data-exploitatie ook directe politieke consequenties.
Algoritmische empathie
In zijn boek Nieuw rechts bestempelt cultuurwetenschapper Ico Maly het hedendaagse populisme niet toevallig als ‘algoritmisch populisme.’ In 2016 toonde het schandaal rond Cambridge Analytica al de politieke gevaren op desinformatie en manipulatie die de sociale media met zich meebrengen. Maly beaamt dat “Nieuw rechtse actoren volop hebben ingespeeld op de eigenschappen van sociale media. Ze produceren lokale content en voeden de echokamers.” De algoritmes proberen onze keuzes voortdurend te sturen richting clusters met gelijksoortige info. Kritische tegenstemmen verschijnen nauwelijks op onze nieuwsfeed en de snelheid waarmee content in ‘snaps’ of berichten met 140 tekens verschijnt, ontneemt ons systeem-2 elke ademruimte. Onvrijwillig krijgen we een wereldbeeld opgedrongen, dat niet per se strookt met de werkelijkheid en dat we niet kunnen tegenspreken of verwerpen. Maly concludeert dat “die algoritmische identiteit het idee van een gedeelde publieke sfeer als basis voor de democratie begraven heeft.”
Vaak beargumenteren schrijvers dat het lezen van verhalen onze empathische capaciteiten versterkt en ons uit onze online cocon kan bevrijden, maar blinde empathie werkt net averechts. De algoritmes op sociale media spelen daar volop op in: het ene moment geraken we vertederd bij een kattenfilmje, tien seconden later verontwaardigd bij video’s van rellen in Brussel, die we ten slotte weer wegspoelen met een gekke meme. Zo’n empathie drijft volkomen op ons systeem-1. In zijn boek Het empathisch teveel bekritiseert de filosoof Ignaas Devisch de politieke waarde van empathie, want “het is geen solide basis voor een rechtvaardige samenleving: het vernauwt onze blik omdat het vooral gericht is op het ‘hier en nu’ en op mensen die tot onze emotionele verbeelding spreken.”
Cognitieve verbeelding
Voor het creëren van een gemeenschappelijke wereld hebben we daarentegen nood aan cognitieve verbeelding. Voor Hannah Arendt is die van cruciaal belang voor het oordeelsvermogen. In haar colleges over de politieke filosofie van Kant benadrukt ze dat “het oordeelsvermogen zich met het particuliere inlaat en het inzicht bezorgt dat mensen afhankelijk zijn van hun medemensen.” Door ons oordeelsvermogen kunnen we de theorie met de praktijk verbinden en een standpunt innemen in een gedeelde publieke sfeer. Ook voor Kahneman behoort het oordeelsvermogen tot ons systeem-2. Een vitale voorwaarde voor een gedegen oordeel is echter dat we eveneens andere mogelijke standpunten in ogenschouw nemen.
Door de verbeelding stellen we aanwezig wat afwezig is en maken we de standpunten van onze medemensen toegankelijk voor onderzoek. In onze mentale besluitvorming proberen we de anderen te re-presenteren. In tegenstelling tot blinde empathie verplaatsen we ons tijdens dit proces niet zomaar in onze medemens. Daardoor zouden we slechts onze eigen beperkingen inruilen voor iemands anders tekortkomingen. Bij de cognitieve verbeelding moet men net alle particuliere belangen veronachtzamen. Als een toeschouwer trachten we te ontwaren wat alle actoren potentieel gemeenschappelijk kunnen hebben. Deze vorm van verbeelding ligt dus in het verlengde van kritisch denken. Arendt betitelt dit als ‘verruimd denken’ dat “zich in afzondering voltrekt, maar dankzij de kracht van de verbeelding worden de anderen aanwezig gesteld in een potentiële publieke ruimte, die aan alle kanten open is.”
Verruimd lezen
De kritische vermogens van het begrijpend lezen spelen dus een sleutelrol in de totstandkoming van een gedeeld democratisch project. Onze cognitieve verbeelding verruimt ons denken en dient als tegengif voor de emotionele echokamers, die online tot stand komen en zich in het parlement laten gelden als onversneden populisme. Van Dijk en Klaver concluderen dat “je al lezend begrip traint voor jezelf en voor de ander, en je reflecteert op de eisen die de gemeenschap stelt aan het individu en op de consequenties van het kwaad.” Die reflectie acht ook Arendt noodzakelijk, want in haar bekendste werk Totalitarisme stelt ze dat “de ideale onderdaan van totalitaire regime hij is voor wie het onderscheid tussen feit en fictie niet bestaat.” Dat Donald Trump zijn eigen sociale mediakanaal met de naam ‘Truth’ heeft opgericht, bevestigt deze uitspraak via de omweg van de bittere paradox.
Als we zulke kanalen de pas willen afsnijden hebben we nood aan leesstrategieën om betekenis van onzin te scheiden, de intuïties van ons systeem-1 te beteugelen en om uit een mesthoop aan online info een parel te kunnen vissen. Ons leesonderwijs is dringend toe aan een grondige herwaardering. In hun laatste artikel tonen Van Dijk en Klaver dat en hoe het wel degelijk mogelijk is. Consequent en van kleins af aan mensen leren hoe ze tot tekstbegrip kunnen komen. Dat is de kern! En vooral steevast weigeren om de boeken definitief neer te leggen want, om het met een aforisme van de Franse schrijver Edmond Jabès te stellen: “l’espoir se trouve à la page prochaine, ne fermez pas le livre.”
Laat een reactie achter