Onder de motorkap van Carmiggelt (iv)
Inderdaad, Carmiggelt volgde de politiek in zijn stukjes, de politiek volgde hem hoorbaar in de Tweede Kamer ook. Maar dat is inmiddels verleden tijd.
Het bekendste ambtelijke woord dat Carmiggelt hetzij uitvond, hetzij bekend maakte is epibreren. Even Van Dale citeren: “1954, door een onbekende ambtenaar bedacht en door de Nederlandse schrijver Simon Carmiggelt (1913–1987) bekend geworden” en de betekenis is vervolgens dit: ‘niet nader aan te geven werkzaamheden verrichten (waarvan je de indruk wilt geven dat ze belangrijk zijn, ook al stellen ze helemaal niets voor)’. De bedoeling staat er niet bij, maar die moet gezocht worden in de sfeer van rustig aan, je niet bovenmatig inspannen. – het beeld uit grappen over ambtenaren.
In de Handelingen van de Tweede Kamer is het tweemaal een PvdA-vertegenwoordiger die het gebruikt. Allereerst gebeurt dat in verband met de woningbouw door Hans van den Doel op 15.10.1968. De minister, zegt Van den Doel “spreekt dan over het specifieke institutionele kader van de woningwetbouw. Dit institutionele kader doet mij altijd denken aan het verhaal van Simon Carmiggelt over de ambtenaar, die tien jaar lang lastige klanten aan zijn loket wist af te schepen met het verhaal: „het moet eerst nog epibreren”, totdat iemand op het idee kwam te vragen, wat „epibreren” eigenlijk betekende. Zo hebben wij de Minister naar de betekenis van „institutioneel kader” gevraagd. Welnu, institutioneel kader betekent volgens de Minister: de rijksleningen, de controle op de bouw- en grondkosten en het blijvend toezicht op de huurprijsvaststelling.”
Van den Doels partijgenoot Piet Stoffelen haalt het woord ook aan en wel op 15.02.1989 inzake openheid van de kant van de overheid: “Een nog boeiender voorbeeld van wat Simon Carmiggelt “epibreren” noemde, is de bepaling over de vorm van verstrekking van informatie. Wij hebben in navolging van de Nederlandse vereniging van journalisten ervoor gepleit dat bij het kiezen tussen de vormen van informatie, het overheidsorgaan in beginsel — dus normaal gesproken — uitgaat van de voorkeur van de verzoeker.” Maar daar begint het gedoe, het gedraai. Overigens, Piet Stoffelen citeerde Carmiggelt het vaakst van iedereen. Bij herhaling leende hij het beeld van politici die ergens actief handenwringend bij stonden.
Carmiggelt onthulde epibreren op 19.09.1953 in Het Parool in de Kronkel van die dag. Hij was ambtelijk weer met een kluitje in het riet gestuurd – althans zo beschrijft hij het, in het Binnenhofs heet dit KIR, zie Dat gezegd hebbend – gaat dan naar het loket terug en informeert naar dat onbekende werkwoord. De ambtenaar achter het loket: “„Dit is werkelijk een héél bijzonder ogenblik, meneer.” „Waarom?” antwoordde ik. „Omdat U vraagt wat het betekent”, zei de man. “Het betekent namelijk niets. Het is gewoon maar een woord. Ik heb het zelf verzonnen. Op een dag was er een lastige heer aan het loket, die ons haast wilde laten maken met een kwestie, die zijn tijd moest hebben. Ik zei: „Meneer, U hebt groot gelijk, maar geef ons nog een weekje om de zaak te epibreren.” Het woord kwam vanzelf uit mijn volheid te voorschijn. En het werkte uitnemend: de man ging getroost heen.” Sindsdien was het al spoedig onmisbaar. Want in iedere denkbare situatie, bleek het te pas te komen.”
Wordt er niet meer geëpibreerd in de Tweede Kamer of van de zijde van het kabinet? Sinds 1995 is althans het woord “epibreren” daar niet meer in de Handelingen te vinden. Of het in praktijk gebracht wordt is een andere vraag.
Dit stuk verscheen eerder op het blog van Siemon Reker
M. Schouppe zegt
In de derde zin van de derde alinea staat ‘woningwetbouw’.
Moet dat niet ‘woningbouwwet’ zijn? Mogelijk staat de fout in de oorspronkelijke tekst; in dat geval lijkt de toevoeging ‘(sic)’ in het citaat aangewezen.
Marcel Melsen zegt
Woningwetbouw is naar mijn gevoel een meer praktisch begrip, dat ook zaken omvat die niet of niet in detail in de woningbouwwet (kunnen) worden geregeld. Het lijkt mij dus geen vergissing. Ik proef er in dat de minister subtiel aangeeft: je weet niet wat er allemaal aan vast zit; ik overzie het zelf nog niet helemaal; heb geduld.
Edu Groenewoud zegt
Woningwetbouw lijkt mij juist, wat wordt bevestigd in de laatste (verklarende) zin van diezelfde derde alinea. Het is de bouw (zelf) die wordt uitgevoerd op grond van de woningwet, die in die tijd diverse categorieën woningtypen onderscheidde met daarbij behorende elders geregelde financiële (ondersteunende) regelingen en gerelateerde inkomensvereisten. Woningbouwwet heeft het oog op de wet zelf.