40 jaar tandeloos (9)
De eerste keer dat Albert Egberts in De gevarendriehoek bij Milli Händel in haar Nijmeegse studentenflat op bezoek is, ontdekt hij een belangrijk aspect van de poëtica van De tandeloze tijd: een verhaal zonder grote tragische wendingen moet worden verteld door allerlei verbanden te leggen. In die verbanden ligt het ‘stofgoud’:
Hij begon met anekdotes, de meeste apocrief, uit de geschiedenis van de filosofie, en ging later over op het verhalen van gebeurtenissen uit zijn eigen leven. En Albert bemerkte voor de zoveelste keer dat wat hij van zijn eigen geschiedenis belangwekkend genoeg vond om op te rakelen eigenlijk te ingewikkeld was om in een begrijpelijke vorm weer te geven. Grote, tragische wendingen in iemands leven waren met enkele woorden uit te beelden, maar het werd anders wanneer de tragiek zich als stofgoud over de bedding had verspreid. Meestal, moedeloos, hield hij het verhaal dan maar voor zich, en vertelde in plaats daarvan een half verzonnen anekdote waarin zijn rol heel wat simpeler lag. Liegen ging hem altijd goed af
Misschien juist door haar grillige wijze van toehoren, die schommelde tussen overgave en verstrooidheid, zodat hij haar aandacht steeds opnieuw dacht te moeten veroveren, vond Albert bij dat vreemde meisje wel de moed die complexe nonsens onder woorden te brengen. Hij overtrof die zondag zichzelf. Al vertellend signaleerde hij verbanden die hem tijdens zijn eigen geherkauw nooit waren opgevallen.
Ik weet niet of Van der Heijden toen hij dit opschreef al stiekem wist dat De tandeloze tijd als ‘trilogie’ zou exploderen, maar het lijkt me wel degelijk besloten in dit fragment. Het leven is te ingewikkeld voor een begrijpelijke vorm, of in ieder geval voor een compacte vorm. Als je niet wil liegen, moet je wel bijna eindeloos aan het woord blijven. Je moet ieder detail vermelden, want ieder detail telt en je kunt je er niet vanaf maken met een lullig boekje met ‘uitgebeend proza’.
Intrigerend is dat hij het ‘complexe nonsens’ noemt. Zoals grote stukken van De gevarendriehoek is dit fragment verteld in de vrije indirecte rede: er wordt over Albert verteld in de derde persoon, maar feitelijk wordt ons de hele tijd meegedeeld wat hij denkt en voelt. Het is dus niet zozeer de verteller die dit complexe nonsens vindt, maar Albert. Hij moet zichzelf, tijdens het vertellen, nog overtuigen van de waarde van wat hij te vertellen heeft.
Het bloed trok weg uit zijn gezicht, koud zweet stond op zijn voorhoofd, maar zijn associatievermogen werd er alleen maar door aangewakkerd. Hij ving een glimp op van zijn voorgenomen ‘leven in de breedte’…
Ik heb al eerder geschreven dat dit ‘leven in de breedte’ me als levensproject weinig reëel lijkt: ieder moment is als je het beleeft al zo rijk dat je er helemaal niet je best voor hoeft te doen om er met allerlei inspanning nog heel veel aan te verrijken.
Nee, al die associaties die je voortdurend hebt, dat is al het leven, je hoeft daar niet naar te streven. Alles is met alles verbonden en precies daar beleven de op het oog meest onbenullige momenten nog hun waarde aan: dat ze leiden naar andere momenten, dat andere momenten erin doorklinken. Iedere seconde van je leven is doordrongen van alles wat er verder gebeurt.
Het is precies dat levensgevoel dat Van der Heijden zijn lezers laat beleven: een heel belangrijke dimensie van het leven waar eigenlijk geen aandacht voor is buiten die boeken.
–
Robert Kruzdlo zegt
Niet met je eens. Hoe komt het anders in de boeken?: ‘Het is precies dat levensgevoel dat Van der Heijden zijn lezers laat beleven: een heel belangrijke dimensie van het leven waar eigenlijk geen aandacht voor is buiten die boeken.’ (Anders zou ik er ook niet over kunnen schrijven.)
Je kunt niet een voornemen hebben om in de ‘breedte’ te gaan leven. Het ‘binnenliggendbrein’ is je altijd voor. Misschien is die goudstof de boosdoener van dat de schrijver eindeloos achter de feiten aanloopt.
Deze aflevering komt steeds dichter bij de deur van de kathedraal van der Heijden. De engel Gabriel zal ‘zijn’ hoofd buigen.
Robert Kruzdlo zegt
Met een vertraging van zestien jaar passeerde hij het smalste punt van de zandloper en tuimelde deze bodemloze tijd binnen. (Een gondel in de herengracht.) Dus het gaat ook de diepte in.