’t Tijdloze en ’t tijdelijke
De dennen wiegen de eeuwig groene kronen
In ’t zachte blauw, dat aarde en al omspant,
En in de diepte voor ons ligt het land,
Waar duizend nijvren hof bij hof bewonen:
Hier drijft een landman met de kracht’ge hand
De vore’ in de aard, die tijd en arbeid lonen,
Oogst reeds een ander ’t ooft welks rode konen
De almachtige zomerzon heeft rijp gebrand.
En de ovens langs, waar rode stenen drogen
In ’t zelfde zonlicht, kronkt de blauwe stroom,
Die boten met een zacht geraas bevaren;
Zo zag ik, wie maar even leven mogen,
Met wat reeds daar was meer dan duizend jaren,
’t Tijdloze en ’t tijdlijke als droom van een droom.
Frans Bastiaanse (1868-1947)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter