40 jaar tandeloos (3)
Een belangrijke, te weinig besproken, vraag is hoe serieus moeten we het concept leven in de breedte nemen? De titel van A.F.Th. van der Heijdens cyclus De tandeloze tijd wordt er vaak mee in verband gebracht, en dat is logisch gezien de manier waarop Albert Egberts, de hoofdpersoon, het begrijp bij zijn vriend aan het begin van deel 1 (Vallende ouders) introduceert, als een vorm van “tijd die niet aan je vreet”.
Tegelijkertijd is de A.F.Theologie het er geloof ik wel over eens dat de hoofdpersoon, de lezers of de auteur van De tandeloze tijd het begrip alles bij elkaar heel serieus nemen. De hoofdpersoon tekent trouwhartig op dat zijn beste vriend al niet in het concept gelooft, ik heb niet de indruk dat er zelfs onder de fanatiekste Van der Heijden-lezers mensen zijn die serieus proberen ‘in de breedte’ te leven, en ook voor de schrijver lijkt het vooral een literair procedé – iets om binnen de romanwereld enorme ruimte te creëren. Op ieder willekeurig moment beleef je alle mogelijke andere momenten, dat is simpel gezegd leven in de breedte. Als je dat in perfectie zou beheersen, zou je alle momenten tegelijkertijd beleven, en in die zin, weliswaar niet in de lengte, maar wel in de breedte, onsterfelijk zijn.
Het is ongeveer het omgekeerde van een veel populairder filosofie, mindfulness: helemaal leven in één moment (het nu), en dat zo intensief mogelijk en zonder afgeleid te worden door (angst voor de) toekomst of (verdriet over het) verleden. Tegelijkertijd doet het als techniek er ook wel een beetje aan denken, omdat het in beide gevallen gaat over een zo rijk mogelijke ervaring waarbij de rol van tijd is uitgeschakeld.
KV-nummers prikken
Ik doe beide vormen van in de wereld zijn hiermee waarschijnlijk te kort. Het is interessanter om Alberts eigen inleiding tot het leven in de breedte te volgen. Hier is het citaat, als het ware in de breedte onderbroken door mijn commentaar:
Luister, Thjum… ik hoef jou niet voor te rekenen hoe snel een minuut verstrijkt. Toch is zo’n minuut goud waard, als je hem tijdens het verstrijken maar voldoende “in de breedte” weet te rekken. Er is een onvoorstelbaar rijke minuut van te maken, als je – neem mijn voorbeelden alsjeblieft niet te letterlijk – een strijkkwartet van Mozart door je heen laat trekken… Niet de muziek, maar de verdichting van het stuk: een lichtende afbeelding die het ooit in je heeft achtergelaten, niet verstrijkend via de tijd die nodig is om de hoeveelheid maten te verwerken. Bij het al even bliksemsnel zoeken naar het nummer uit de Köchel-Verzeichnis drukken zich, volstrekt synchroon, nog andere stukken in je af… zonder dat de ontroering die het luisteren ooit teweeg heeft gebracht, uitblijft.
Het werk van Mozart speelt een belangrijke rol in dit deel van De tandeloze tijd, het wordt verschillende keren genoemd. Ook de aangesproken Thjum, die dus niet veel van het hele idee wil weten, lijkt door dit specifieke detail te zijn aangestoken. Als hij verderop in het boek het ‘leven in de breedte’ verbind met het idee dat aan het eind van je leven je hele leven zich als in een film voor je afspeelt (die film eindigt er dan logischerwijs mee dat je hele leven zich in een film aan je afspeekt, en zo verder, recusrief – al kennen Albert en Thjum dat woord niet) zodat je uiteindelijk de dood nooit bereikt, dan noemt hij dat Mozart in diens laatste moment niet alleen alle werken hoort die hij ooit heeft gecomponeerd, maar ook alles wat hij nog had kunnen componeren.
Opmerkelijk aan dit citaat is trouwens dat er in deze versie van het leven in de breedte kennelijk wel degelijk tijd verstrijkt (namelijk een minuut). Die tijd wordt kennelijk vooral besteed aan het ‘zoeken naar het nummer uit de Köchel-Verzeichnis – een vrij administratieve handeling, die overigens zo’n vijftig jaar geleden, toen deze scene speelde, vele malen tijdrovender was dan nu 40 jaar later. Alle stukken van Mozart – die zijn voor iedereen met Spotify onder handbereik, en tijd speelt daarbij inderdaad geen rol. Zoals sowieso, zou je kunnen zeggen, dat alles (of nou ja, bijna alles) inmiddels heel gemakkelijk beschikbaar is. Een muziekstuk in een fractie van een seconde uploaden voor je geestesoor, dat laat nog even op zich wachten, maar wie weet komt het nog.
Dogma’s
Hoe dan ook kun je de ontwikkeling van de techniek van de afgelopen vijftig jaar zien als bewijs dat het verlangen dat Albert uitdrukt reëel is. Tegelijkertijd leven we nu in een tijd waarin het nog moeilijk voor te stellen is wat deze zinnen ooit betekenden: dat het niet zomaar mogelijk was om een KV-nummer te prikken en dat dan ook te horen, dat je daarvoor in sommige gevallen hemel en aarde en platenwinkel moest bewegen om er de hand op te leggen.
Tegelijkertijd verwerk je een erotische fantasie van ongekende scherpte over dat meisje daar… zie je? ze rookt een sigaartje… Nou ja, slecht voorbeeld: met de jongen dan, die verderop De Gelderlander staat te lezen. Je ziet, zonder dat het tijd kost, glashelder de haarinplant van het strookje dons dat omhoog naar zijn navel voert… En, nogmaals synchroon – als het ware áchter deze fantasie – diep je een zomaar opkomende herinnering tot op het bot uit: aan een tante bijvoorbeeld. die jou ooit een rode kaatsebal toewierp, maar het bleek een overrijpe tomaat… enzovoort. Alles is maar een vergelijking. Helemaal achterin je hoofd prikken de tranen die je als kind ooit op het punt hebt gestaan te huilen, misschien omdat het slijm van een overrijpe tomaat in je hoofd droop…, enzovoort, enzovoort, enzovoort.
Waar het in het begin nog ging over werken van Mozart die je werkelijk ooit hebt gehoord en die je weer zou kunnen horen, gaat het nu niet meer over kunst, maar over een anderssoortige (jeugd)herinnering, en daarbovenop over een fantasie. Bovendien wordt ook over die fantasie (een beetje geheimzinnig) meegedeeld dat het ‘maar een vergelijking’ is. Ook alles wat je verzint en kunt verzinnen, iedere associatie die je zou kunnen leggen, speelt een rol. Tijdens het leven in de breedte is als het ware iedere hersencel tegelijkertijd actief, en zijn ze bovendien zonder hiërarchie allemaal even actief.
Ook de delen van de hersenen die betrokken zijn bij emoties doen mee: huilen en lachen, je doet het vermoedelijk allemaal tegelijk.
Vierdimensionale structuur
Dat laat tegelijk zien dat de hoop op ‘eeuwigheid’ of ‘oneindigheid’ is uitgesloten. Je wordt uiteindelijk natuurlijk beperkt door je hersencapaciteit. Tenzij we het hier niet hebben over de fysieke hersenen, maar een onstoffelijke geest (ik heb er al over geschreven dat je De tandeloze tijd als een postkatholiek boek kunt beschouwen, een poging om de mysteriën te behouden terwijl je de dogma’s verwerpt). In dat geval ben je zelfs niet meer aan de begrenzingen van het fysieke universum gebonden:
De geest moet niet ophouden de verhoudingen op aarde af te tasten… Bovendien kan hij zonder zuurstofmasker buiten de dampkring treden. En mocht hij aan een eindeloos uitdijend heelal niet genoeg hebben, dan kan hij altijd nog ronddwalen in het spiegelheelal waar de geleerden op zinspelen: een kosmos die, net als de onze ontstaan uit de Grote Rotklap, zich sneller dan het licht… in tegenovergestelde richting door de tijd… van ons af beweegt. Deze spiegelwereld in één blik, één gedachte, één ondeelbare seconde te bevatten…! De duizelingwekkende gewaarwording te hebben er achterover aan je haren in meegetrokken te worden! Of een dergelijke wereld buiten jou bestaat, is niet belangrijk. Je bent in alle steden van die spiegelwereld geweest… je hebt ze allemaal bereisd… en er is in jouw wereld nog geen seconde verstreken: niet meer dan een te verwaarlozen tijdseenheid.
Inmiddels is de tijdseenheid al ingekrompen van een minuut naar ‘nog geen seconde’, en er is denk ik geen reden om te denken dat hij niet nog verder kan krimpen, tot de maximaal de plancktijd, voor zover die nog een rol speelt.
Het beeld dat oprijst is er een dat me doet denken aan een interessant beeld in de natuurkunde: tijd is een vierde dimensie naast de drie ruimtedimensies, en in die zin is alles wat er gebeurt vervat in één grote structuur. Voor ons gevoel reizen we misschien van het verleden naar de toekomst, bijvoorbeeld omdat we ons zaken uit het eerste herinneren maar geen enkel vat hebben op het laatste, sterker nog, het idee hebben dat we dat laatste kunnen sturen. Maar je zou ook kunnen proberen buiten die reis te treden en de hele vierdimensionale structuur in één keer te bekijken.
Kunst
Alleen: dat kun je niet: Mozarts muziek speelt zich wel degelijk af in de tijd, net zoals je De tandeloze tijd ook woord voor woord moet lezen – of als schrijver, woord voor woord moet uitschrijven.
Ondertussen speelt in een andere groef van die weke, pensgrijze walnoot van je de muziek onverstoorbaar door… maar dan op de wijze die ik je al uit de doeken heb gedaan. De menselijke geest is een eindeloos uitvouwbaar leporelloboek.
De uitleg is klaar, én rond: we zijn terug bij Mozart met zijn muziek en zijn Leporello-boek (dat ook op een andere manier een rol speelt in Vallende ouders.)
Dit geestelijke is geloof ik het belangrijkste verschil met mindfulness. Bij dat laatste ben je (voor zover ik het begrijp) zoveel mogelijk één met al het fysieke om je heen. Je beseft dat je op maar weinig dingen invloed hebt, je concentreert je op wat je meemaakt. Je eet een walnoot en bent zoveel mogelijk bezig met eenheid met die walnoot. Bij leven in de breedte val je daarentegen vooral samen met alles wat zich afspeelt in je eigen ‘walnoot’: herinneringen, fantasieën, associaties. Daar zit je opgesloten en daar zul je het mee moeten doen.
Of je zo leven kunt, valt nog te bezien. Je kunt er wel kunst mee maken, maar het is niet helemaal duidelijk of dat hetzelfde is.
Robert Kruzdlo zegt
Ik ben het niet helemaal eens met deze beschouwing. Ik schreef eens dit: (…) De schrijver is constant met de tijd bezig. Elke handeling kost tijd. Om dikke boeken te schrijven kun je de tijd – fenomenologisch – rekken, oppoppen tot je weer een heel dik boek hebt. Door het rekken van de tijd, kunnen de beschrijvingen, nooit een spiegel van wat er in de grijze massa van zijn hoofd gebeurt, ook niet wat er in de werkelijke werkelijkheid gebeurt. Het is slecht een tussenstand. (Tussenmens.) Neurobiologisch bestaat de tijd niet. Fysische processen waaruit een bewustzijn tevoorschijn komt kent geen kloktijd. Het universum dat groter is dan welk lichtjaar dan ook kent geen tijd. De schrijver, hoe goed die ook schrijft, kan nooit samenvallen met de werkelijke werkelijkheid, nog met een walnoot.
Wat voor de Rotklap gebeurde is van veel meer belang dan een enkel druppel inkt.
A. F. Th. van der Heijden is een illusie rijker door – zoals ik al schreef – de tijd te rekken en kilo’s dikke boeken te schrijven. Al die boeken bij elkaar kosten tijd en heel veel moeite. Hij plaatst dus alles in de tijd van prachtig zinnen en in een niet overtrefbare stijl. Maar heeft hij bereikt wat hij wilde? Nee: Zo neemt de stroom van persoonlijke beleven, het rekken, een onvoorspelbare en totaal oncontroleerbare wendingen op het moment, dat de schrijver, van rekken, en zijn beleven tot voorwerp van de eigen aandacht maakt.
Het beleven dat de schrijver op papier zet is een heel andere beleving dan die ervoor of tijdens. Hij heeft altijd het nakijken. Hoe hij een tijd ook rekt, hij komt altijd té laat.
Dit moet een Rotklap zijn voor zijn personages, als zij zich dit realiseren. Maar zo ver zijn ze nog niet. Jammer. De schrijver hoe goed hij ook zijn best doet hij haalt hét niet. Hét is dan in dit geval het brein. En dus is de tijd zijn grootste vriend. Drie- of vierdimensionaal. (…)