Tegenwoordig zijn we er in Nederland aan gewend geraakt dat je altijd en overal je mening mag en kan verkondigen, ook als je een vrouw bent. Het is de gewoonste zaak van de wereld dat elke vrouw zich naar het stemlokaal mag begeven om daar met een rood potloodje haar politieke mening te uiten. Daardoor vergeten we soms dat het slechts 104 jaar geleden is dat Nederlandse vrouwen het kiesrecht verkregen, en dat er daarvoor ook een heleboel vrouwen waren zonder rood potloodje om hun mening mee te uiten. Dit betekent niet dat er geen vrouwen waren met een mening, die waren er absoluut en ze staken deze ook zeker niet altijd onder stoelen of banken. Eén van deze vrouwen was Petronella Moens (1762-1843). De bijna blinde schrijfster bewoog zich in literaire kringen en verkondigde zowel verlichte als politieke denkbeelden. Ze richtte zelfs haar eigen tijdschrift op, en schreef zo een oeuvre bij elkaar van meer dan honderdvijftig werken.[1] Met de ogen van nu zien wij bij deze beschrijving een radicale feminist voor ons, die het strijdveld der vrouwenemancipatie met gebalde vuisten betrad. Maar hoe radicaal waren haar denkbeelden? En waar kwamen deze vandaan?
Petronella Moens was – geboren in 1762 – een kind van de Verlichting.[2] Haar scherpe geheugen en liefde voor boeken leidde haar tot het schrijversvak en met succes: in 1785 won ze de schrijfwedstrijd van het Amsterdamsch Dicht- en Letterlievend Genootschap met het gedicht ‘De Waare Christen’.[3] Dit bleek het startschot voor haar schrijverscarrière. Moens was niet de enige schrijvende vrouw die in deze tijd haar weg vond naar de Nederlandse literaire wereld. Aan het einde van de achttiende eeuw waren de denkbeelden van de Verlichting nog altijd heersend in de Republiek. In het verlichte denken stonden vrijheid en gelijkheid centraal en standsverschillen werden afgewezen. De pijlers waren vooral gericht op opvoeding en onderwijs. Er lag een belangrijke, dienstbare taak in het overbrengen van deze opvattingen op het volk en vrouwelijke schrijvers werden gezien als zeer geschikt voor deze taak, want wie is er nou dienstbaarder dan de vrouw?[4] Onder deze taakbeschrijving werden vrouwen in het literaire veld gedoogd. Petronella Moens was dus niet de enige vrouw die zich een weg naar het volk schreef in de late achttiende eeuw. Maar zij ging verder dan het verkondigen van verlichte overtuigingen over opvoeding en onderwijs: politiek instabiele tijden wakkerden het patriottistische vuur in haar aan.
De tweede helft van de achttiende eeuw was een woelige periode in de Republiek, waarin de Stadhouder en zijn aanhangers steeds fellere kritiek te verduren kregen, vertolkt door de patriotten. Gemotiveerd door de successen in Frankrijk en Amerika, en gestimuleerd door de denkbeelden van de Verlichting, streefden zij naar drastische hervormingen. Ze waren van mening dat het stadhouderschap de vooruitgang en de emancipatie van burgers in de weg stond.[5] De overtuigingen van de patriotten vonden weerklank bij het volk, wat leidde tot de uitbraak van de Bataafse Revolutie in 1795. Moens sympathiseerde sterk met de patriotten. De samenwerking met de radicale predikant Bernardus Bosch in de jaren 1790 wakkerde dit patriottistische vuur in haar nog verder aan. Ze werkten samen aan diverse publicaties, zoals een lofzang op De Nieuwe Constitutie van Frankrijk (1792). Ook zaten ze in de redactie van diverse tijdschriften zoals De Menschenvriend (1788-1797) en de Leerzame praat-al (1790-1792).[6] In haar gedichten, pamfletten en spectatoriale stukken prees Moens de revoluties in Frankrijk en Amerika, en ze sprak haar afschuw uit over de standenmaatschappij.[7] Haar publicaties waren doordrongen van de Verlichtingsideologie. Zo uitte zij in 1794 haar afkeer van slavernij in De Menschenvriend: ‘Geen sterveling kan als slaaf geboren worden, zelfs dan niet, wanneer zyn ouders zich vrywillig tot slaavernij verkogt hebben, want het verdrag, dat een mensch maakt, geldt alleen voor zich zelven, niet voor een ander’.[8]
Toen de wegen van Moens en Bosch scheidden, ging Moens op eigen kracht verder met het verkondigen van haar denkbeelden. Na de staatsgreep van 1798 werden de radicale geluiden in de Republiek algeheel gedempt en dit gold ook voor de verkondigingen van Moens. Maar doven deed het radicale vuur in haar niet. In datzelfde jaar startte Moens haar eigen tijdschrift: De vriendin van ’t Vaderland, waarin politieke verhandelingen zich afwisselden met stukken over religie en opvoeding.[9] Opnieuw spatten de Verlichte denkbeelden van de pagina’s, en opnieuw moest de adel het regelmatig ontgelden. Ook sprak ze zich uit over de noodzaak van betere scholing voor meisjes.[10] Een sterk stuk van haar hand over de positie van vrouwen werd gepubliceerd in het toen gloednieuwe vrouwentijdschrift Album aan het schone geslacht gewijd (1839-1840).[11] Ondanks de overduidelijke doelgroep, was Moens de enige vrouwelijke bijdrager. Ze dichtte dan ook:
Is ’t niets, aan mij verwant geslacht!
Dan schoonheid, waar gij op kunt roemen?
Is ’t niets, dan waas van teedre bloemen,
Waarom gij hulde en lofspraak wacht?
Neen, lieve maagden! Achtbre vrouwen! (…)
t’ Lust mij, uw waren roem te ontvouwen.[12]
In dit gedicht benadrukt Moens de bekwaamheid en competentie van de vrouw: zij is meer dan haar schoonheid alleen. Een mooie boodschap met een duidelijke hint naar emancipatie, maar veel verder ging zij niet. Ze volgde in haar opvattingen over de positie van de vrouw wederom naadloos de geaccepteerde verlichte ideeënleer. Ze was van mening dat vrouwen zich verdienstelijk moesten maken door hun kinderen op verlichte wijze op te voeden tot goede, deugdzame burgers, om op deze manier zowel God als vaderland te dienen.[13] Hiermee hield zij zich duidelijk aan de rol die voor haar weggelegd was als vrouwelijke schrijver in een verlichte samenleving.
Het schrijverschap van Moens werd gevormd door een duidelijk maatschappelijk kader waartoe zij als vrouwelijke schrijver beperkt werd, gecombineerd met een gepassioneerde overtuiging van het verlichte gedachtegoed. Haar publicaties raakten, helemaal in haar patriottistische periode, regelmatig aan het revolutionaire, maar ze wikkelde hen altijd in een geaccepteerde huls van christelijke opvattingen en Verlichte idealen. Zo schopt ze niet tegen de harde schenen van de heersende literaire elite, maar bevuilde slechts zo nu en dan hun smetteloos witte kousen. Op deze manier wist Moens de balans te vinden tussen participatie en emancipatie, en daarmee drukte zij haar stempel op de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Petronella Moens was een vrouw die op eigen kracht haar mening liet gelden in een maatschappij die vrouwen met een mening nog niet omarmde. Een vrouw zonder stemrecht of rood potloodje, maar wel een vrouw met een stem.
Bibliografie
- Hagen, Edwina. “Moens, Petronella.” Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. Instituut voor Nederlandse Geschiedenis,13 januari 2014. https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/PetronellaMoens.
- Jensen, Lotte. ‘Bij Uitsluiting Voor De Vrouwelijke Sekse Geschikt’: Vrouwentijdschriften En Journalistes in Nederland in De Achttiende En Negentiende Eeuw. Hilversum: Verloren, 2001. https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=UFlk7uRjLSAC&oi=fnd&pg=PA6&dq=Petronella+moens+vriendin+van+het+vaderland+receptie&ots=LwQ3uy8UPi&sig=pYBkgm–gO7G2MLeMtibGv8qr70&redir_esc=y#v=snippet&q=album&f=false.
- Meijer, Maaike. “‘Onwederstanelyken Drang’: Het Vrouwelijk Schrijverschap in Achttiende-Eeuws Nederland.” De achttiende eeuw 27 (1995): 256–79. https://www.dbnl.org/tekst/geme003onwe01_01/geme003onwe01_01_0001.php.
- van den Akker, W.J., Dieuwke van der Poel, Lia van Gemert, and Ans J. Veltman-van den Bos. “Schrijfsters in De Literaire Kritiek Tussen 1770 En 1850.” In: Vrouwen En De Canon, 258–70. Groningen: Martinus Nijhoff Uitgevers, 1997. https://www.dbnl.org/tekst/_ned021199701_01/_ned021199701_01_0024.php.
- Veltman-Van den Bos, Ans J. Petronella Moens (1762-1843): De Vriendin Van ’t Vaderland. Nijmegen: Vantilt, 2000.
[1] Edwina Hagen, “Moens, Petronella,” Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland (Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, 13 januari 2014), https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/PetronellaMoens.
[2] Ibid.
[3] Hagen, “Moens, Petronella”.
[4] W.J. van den Akker et al., “Schrijfsters in De Literaire Kritiek Tussen 1770 En 1850,” in Vrouwen En De Canon(Groningen: Martinus Nijhoff Uitgevers, 1997), 258-270, https://www.dbnl.org/tekst/_ned021199701_01/_ned021199701_01_0024.php, 259.
[5] Ans J. Veltman-Van den Bos, Petronella Moens (1762-1843): De Vriendin Van ’t Vaderland (Nijmegen: Vantilt, 2000), 153, 157.
[6] Lotte Jensen, ‘Bij Uitsluiting Voor De Vrouwelijke Sekse Geschikt’: Vrouwentijdschriften En Journalistes in Nederland in De Achttiende En Negentiende Eeuw (Hilversum: Verloren, 2001), https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=UFlk7uRjLSAC&oi=fnd&pg=PA6&dq=Petronella+moens+vriendin+van+het+vaderland+receptie&ots=LwQ3uy8UPi&sig=pYBkgm–gO7G2MLeMtibGv8qr70&redir_esc=y#v=snippet&q=album&f=false, 75.
[7] Veltman-van den Bos, Petronella Moens, 172-173.
[8] Petronella Moens, in: De Menschenvriend, 1794, 395-96. Verkregen uit: Veltman-van den Bos, Petronella Moens, 160.
[9] Ibid., 195.
[10] Jensen, ‘Bij uitsluiting’, 79.
[11] Ibid., 154.
[12] Petronella Moens, ‘Aan het schoone geslacht, of de minder sterke helft van het menschdom’. In: Album aan het schoone geslacht toegewijd, 1839, 3-5. Verkregen uit: Jensen, ‘Bij uitsluiting’, 158.
[13] Jensen, ‘Bij uitsluiting’, 79, 158.
Laat een reactie achter