Waarin de aandacht wordt gevestigd op het onmetelijke potentieel van Willems meesterwerk als vertrekpunt voor schrijfopdrachten, te gebruiken in velerlei onderwijsvormen voor jong en oud, in collegezaal of bos en hei.
We naderen vers 500. We zijn met Bruun up die vaert door het donker van eenen woude naar Reynaerts favoriete verblijf. Tot nu toe kennen we de titelheld alleen nog van horen zeggen. Er zijn aanklachten tegen hem ingediend, er is gebekvecht over wie hij het zwaarst getroffen heeft, er zijn slachtoffers betreurd en ter aarde besteld. Maar pas nu gaan we de vos in levenden lijve ontmoeten. Als we tenminste niet met Bruun, belast met het dagvaarden van de beklaagde, verdwalen in het netwerk van vossenpaadjes die crom en menichfoude de woestine doorkronkelen waarin de beer zich na dat donkere woud een weg moet banen. Of vastlopen op de berg waar hij ook nog te middewaerde overheen moet om Maupertuus te bereiken.
Maar Bruun arriveert. (Verrassend vlot eigenlijk, gezien de aard van het terrein. De hele tocht van Nobels hof naar Reynaerts hol voltrekt zich binnen het bestek van een dikke twintig verzen.) Hij zet zijn berenderrière voor de buitenpoort van Reynaerts burcht, maakt zijn missie namens de koning kenbaar en meldt de vos—in de veronderstelling dat die thuis is—dat hij aan het hof wordt verwacht; weigering zal tot radbraken leiden.
Pas dan is het zover.
De verteller laat Bruun even achter bij de barbecane—te breed als hij is voor de nauwe doorgang naar het binnenportaal—om ons een eerste blik op de vos te gunnen. Daar ligt hij. In de poort van zijn haghedochte, dor waremhede van der zonnen. (In mijn eerste Reynaert-editie (Tinbergen/Van Dis) verheldert een voetnoot: ‘Dit is inderdaad een vossengewoonte.’) Zodra Reynaert Bruuns aanwezigheid verneemt, sneakt hij de diepergelegen donkerte van zijn holenstelsel in. Wie het werk van de Amerikaanse nature writer Annie Dillard kent, voelt misschien een citaat opkomen dat smeekt om een Reynaert-geïnspireerde pastiche. Vrij naar de opening van Dillards verhaal ‘Living Like a Weasel’—aanpassingen gecursiveerd:
A fox is wild. Who knows what he thinks? He sleeps in his underground den, his tail draped over his nose. Sometimes he lives in his den for days without leaving. Outside, he stalks hens, urinates on wolf cubs, humps their mother, or a hare, always trying to add insult to injury and keep himself out of harm’s way.
Maar onze verteller is alwetend, en zo vernemen we dat de vos in de diepte van zijn hol bekokstooft hoe hij zichzelf uit de nesten kan werken, en Bruun, die felle vraet, erin. Wie het werk van Alex van Warmerdam kent, wordt misschien herinnerd aan de film Borgman, door de kritiek gekwalificeerd als ‘een verwarrende, zwart-komische fabel’, ‘schandelijk grappig’ en ‘een spitsvondige studie van de onverbiddelijke greep van het kwaad’. Alleen al de openingsscène is rijk aan beelden waarin je al dan niet bedoelde allusies naar een vossenverhaal kunt zien.
Reynaerts ondergronds beraamde list leidt tot onmiddellijke beëindiging van de indaging: het woord honing valt, de beer vergeet zijn missie, en niet veel later maken we mee hoe boze dorpelingen get medieval on his ass, om een citaat uit een andere film aan te halen.
Better Call Grimbeert
Het is niet uitgesloten dat eerstejaarsneerlandici in Groningen komend najaar in de cursus Creatief Schrijven deze pakweg vijftig eerste-indagingsverzen krijgen opgediend als vertrekpunt voor een serie schrijfopdrachten. Mogelijk ook een andere passage, of VdvR als geheel, want het hele werk zit zoals bekend vol onweerstaanbare aanknopingspunten om grote of kleine schrijfsels aan te hechten, in te vlechten of uit voort te laten katapulteren.
Een paar voorbeelden ter gedachtebepaling:
- Schrijf het verhaal van Isengrijns broers Rumen ende Wijdelancken. (Waarom moesten zij hangen?)
- Introduceer een nieuw dier en schrijf diens aanklacht. (Arrangeer deze volgens de rededelen van de klassieke forensische retorica. In gepaard rijmende jambische viervoeters. Extra handicap met het oog op bijkomende leerdoelen: memoriseer het geheel met het oog op mondelinge voordracht, uit het hoofd.)
- Bouw een van de kort aangestipte vergrijpen uit Reynaerts biecht uit tot een gedetailleerd relaas. (Wat heeft hij het koningspaar aangedaan? Hoe verliep het ijsvisavontuur precies?)
- Werk een scène uit waarin Hermeline en Hersint elkaar tegenkomen op het schoolplein en na het afleveren van de welpen een wijntje gaan pakken. (Wat speelt, ondervachts, tussen deze twee? Hoe bejegenen ze elkaar?)
- Schrijf het gedicht (sonnet, alba, haiku, rondeel, ollekebolleke, …) dat Reynaert vlak voor Bruuns aankomst in gedachten aan het componeren is in de poort van zijn haghedochte; verwerk zonder nadruk elementen uit zijn curriculum, aard en drijfveren.
Een iets uitvoeriger opdracht, uit te voeren in teamverband: schrijf een scenario voor (een aflevering van) een tv-serie over VdvR. (Wat doe je met de aanklachten en de opgebiechte vergrijpen? Krijgen de kijkers flashbacks te zien waarin we de vos rond de kippenren zien sluipen, of tijdens zijn bezoek aan de wolvin en haar welpen? Wordt het horror, fantasy of zwarte komedie? Rechtbankdrama?) Of, uit hetzelfde vaatje: Bedenk een prequel of sequel voor zo’n tv-serie waarin een bijfiguur uit VdvR centraal staat. Denk aan Better Call Saul als spin-off van Breaking Bad. (Schrijf een pitch voor zo’n serie. Schrijf de pitch die Willem zelf zou houden voor zijn werk.) Enzovoort. Als je eenmaal begint met het verzinnen van dit soort opgaven is het hek al gauw van de dam en heb je in no time een portfolio aan schrijfopdrachten voor vele uren schrijflol, leespret en uitzoekplezier, individueel of in teams.
Opdrachten als deze zijn, onder meer, een uitnodiging aan studenten om toe te treden tot de rangen van fabulatoren die sinds mensenheugenis tot op de dag van vandaag steentjes bijdragen aan de eeuwig groeiende vossenverhalenkathedraal met al haar bijgebouwen en cryptenstelsels. Daarnaast gaat van de benodigde research een sterke impuls uit voor grondige bestudering van VdvR en andere dierverhalen, en raadpleging van de mer à boire aan VdvR-exegese. En uiteraard levert het eigenlijke, ambachtelijke schrijf- en herschrijfwerk (plus de flankerende peer-reviewwerkzaamheden) nuttige en aangename leerervaringen op plus stof voor collegediscussies over vrijwel alles wat neerlandici—idealiter althans—boeit en aangaat. Leeruitkomsttechnisch, wil ik maar zeggen, zijn de motieven voor dit soort activiteiten menigvoud. Als docent schaar je jezelf met deze werkvormen ook in een illuster gezelschap: naar verluidt werden vele eeuwen geleden al aspirant-juristen geschoold met progymnasma-achtige schrijfexercities waarin vossenvergrijpen centraal stonden.
Nature writing
Terug naar de eerste indaging. Wat gaan we doen met de passage waarin de verteller ons in Bruuns voetspoor van Nobels aangeharkte hof naar Reynaerts onvoorspelbare wildernis voert? Voor de hand liggend zijn taken die de aandacht richten op focalisatie, ruimte en tijd. Iets als de hierboven genoemde scenario-taak kan helpen de gedachten te bepalen, en dwingt tegelijkertijd tot concreet en beeldend schrijven. Startvraag: stel dat je deze passage—de eerste kennismaking met de vos ‘in het echt’—maximale suspense wilt meegeven; hoe bouw je hem dan op? Wat krijgen de kijkers achtereenvolgens te zien en te horen? Met wie beleven zij het verhaal mee? Hoe ga je het door Willem sterk verdichte tijdsverloop uitrekken? Is het een idee om de beer- en vossequenties afwisselend in beeld te brengen? Met welke details geef je indicaties van de gemoedstoestand van de twee personages? Wat laat je ze doen, in deze nagenoeg dialoogloze episode? Bruun banjert onbekommerd van A naar B door drie ‘landschapsgordels’ (om met Rik Van Daele te spreken), maar waar is Reynaert mee bezig? (Onderliggende kwestie: is hij werkelijk in beslag genomen door sorghen en noode? Of verkeert hij al soezend in een meditatieve staat van gleichschwebende Aufmerksamkeit om open te staan voor signalen uit de wijde omtrek, onderwijl zijn brein scherpend door uit het hoofd schaakproblemen op te lossen of een gedicht met een ingewikkeld rijmschema te componeren?) Als studenten het ambitieus willen aanpakken, kun je ze laten nadenken over instructies voor de storyboarder, art director, locatiescout, set dresser, prop master, kostuumontwerper, enzovoort tot en met de casting director, animal handler, regisseur, camera operator, acteurs, editor.
Maar het allermooiste van de eerste indaging is dat deze passage uitnodigt tot een exercitie in nature writing, een genre dat iedereen wegens de actuele noodzaak tot ecologische geletterdheid onder de aandacht van studenten zou moeten brengen. Het is mede om die reden dat ik hierboven al een grootmeesteres in dit genre aan het woord liet, zij het via een pastiche. De opdracht: amplificeer de twintig verzen waarin Bruun de landschapsgordels doorkruist die zich uitstrekken tussen Nobels georganiseerde hofwereld en Reynaerts grillige vossenterritorium. De verteller balt deze decors samen in gecondenseerd, generiek vocabulaire (donker woud, woeste gronden, gebergte). Specifieke karakteristieken laat hij, met uitzondering van het vossenpadenlabyrint in de woestine, over aan de verbeelding van de luisteraars. Zijn tijdgenoten wisten daar vast raad mee, gewend als zij waarschijnlijk waren aan laconische indicaties van de omgevingen waarbinnen ze zich epische bodetochten moesten voorstellen. Mogelijk hebben ze er zelfs een persiflage op zulke tochten in bespeurd.
De taak van de studenten wordt om de doorgangslandschappen uit te werken in ‘tonende’ taal, met details over landschapselementen, vegetatie, fauna, grondsoort, bodemgesteldheid, weersomstandigheden, waterlichamen; dit alles met inachtneming van tijdsverloop en seizoen, en met gebruikmaking van indicaties uit andere passages waarin naar de verhaalruimte wordt verwezen—dit ten behoeve van de benodigde waarnemingsprecisie; een elementaire schrijfdeugd. Als het goed is ervaren de studenten tijdens het werken aan deze opdracht dat je met goedgekozen neutrale en nauwgezette beschrijvingen emotioneel, ideologisch of moreel beladen ruimtes kunt oproepen. Nuttig inzicht. Wat er rond de onbekommerd voortbanjerende Bruun allemaal groeit, bloeit, sluipt, kruipt, sist, kronkelt, kraait, fladdert, kwettert, slingert, kabbelt, zweeft, jaagt, vlucht, broedt, crepeert (enzovoort) kan zijn stemming reflecteren, of er juist omineus mee contrasteren. Hiermee heb je meteen een aangrijpingspunt voor groepsdiscussie over de vraag in hoeverre de ruimtebeschrijvingen in VdvR verwijzen naar bestaande of bestaanbare ruimtes, of naar louter literaire, topische landschappen die een cultureel bepaalde betekenis herbergen. Openingsvraag: welke beelden en betekenissen zouden de woorden woud, woestine en berg hebben opgeroepen bij dertiende-eeuwse luisteraars? Waren die beelden en hun lading uitsluitend ontleend aan eerdere literaire ervaringen, of werden ze ook gevoed door de buitenliteraire werkelijkheid? Studies over ruimte in de Reynaert—Arendt, Van Daele—bieden eerste hulp bij het exploreren van zulke kwesties.
Wat ook valt te verwachten bij deze natuurschrijfexercitie is dat sommige studenten (velen, denk ik eigenlijk) vrij vlot tegen de grenzen van hun landschaps- en natuurlexicon aanlopen. Een nuttige gewaarwording, mits ze leidt tot pogingen om die grenzen te verleggen—iets waarvoor een paar jaar geleden in het VK schrijvers in actie zijn gekomen. Maar waar, in onze nagenoeg ‘gede-natureerde’ Lage Landen, zou je inspiratie kunnen opdoen voor de verbeelding van een midden-dertiende-eeuws donker woud of een door vossenpaden doorkronkelde ‘wastine’ rond een hoge, lange berg? Mogelijk besluiten je studenten om nader literatuuronderzoek te doen naar de toestand van het landschap in dertiende-eeuws Oost-Vlaanderen: de omvang, aard en soortenrijkdom van de toenmalige bosareaal, het verloop en de fasering van de Grote Ontginning en haar gevolgen voor de woeste gronden. Als je geluk hebt, stelt iemand voor om op excursie te gaan, met een natuurgids of een landschapshistoricus, op zoek naar plekken die nog sporen bevatten van oude landschappen, of inspiratie geven voor de verbeelding daarvan. Dit soort buitenactiviteiten, gecombineerd met observatie- en schrijf- of andere verwerkingsopdrachten worden wel ingezet om plaatsgevoel, bioregional awareness en ecological literacy aan te boren, waarvan wordt aangenomen dat ze op hun beurt bevorderlijk zijn voor natuurbeschermingsbereidheid.
Groningse neerlandici raken al wat gewend aan veldwerk. Maar mocht je het onhaalbaar vinden, of onnodig gezien de leeruitkomsten van neerlandistiekopleidingen, dan kun je de studenten eigentijdse equivalenten laten bedenken van hof en hol en de landschapsgordels die deze werelden scheiden. Hoe geef je anno nu vorm aan Nobels domein met zijn geometrische patronen, tegenover de avontuurlijke Reynaertwereld waar alles krom, duister en ondergronds is? En wat zijn de 21e-eeuwse tegenhangers van een donker woud en een onoverzichtelijke woestenij?
Serie Over Reynaert
Het verschijnen van De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk van Frits van Oostrom is aanleiding voor een reeks bijdragen op Neerlandistiek. Lees alle artikelen in deze serie.
jandeputter zegt
Toevallig heeft Yvan de Maesschalck net een bundel gedichten gepubliceerd die aansluiten bij deze opdracht. De Maesschalck fabuleert in het gedicht ‘groot hart’ over wat Cleenbejach de fret gezegd zou hebben.
groot hart, (fragment)
waar ik de moed vandaan heb gehaald
om voor koning Nobel recht te staan,
de goden van het woud mogen het weten,
ik ben niet moediger dan een wezel en
heb nauwelijks wat gezegd: iel gezucht
is uit me opgestegen, waarbij Nobel
over me heen keek en R zelf me zo koud
in de ogen priemde dat ik ronduit wankelde
en onder een vlierstruik in de schaduw
dook.
(uit: Yvan de Maeschalck, Vossenkwaad, gedichten (uitgave Reynaertgenootschap), p. 25.
De gedichten geven een verrassend nieuw perspectief op het verhaal. Lees deze bundel naast de Reynaert.
In De Maesschalck bundel ‘ontbreekt’ nog wel een gedicht over Bruuns bodetocht, dus al ligt de poëtische lat hoog, het gras is zeker nog niet voor ieders voeten weggemaaid. Trouwens iedereen maakt er toch wat anders van. Volgens mij was die fret niet laf, maar gedroeg hij zich intens vilein.