Aan de haal met de taal (2)
Na het overzicht van het eerdere taalactivisme in kan er nu wellicht beter inzicht komen in het taalactivisme zoals wij dat vandaag meemaken onder invloed van de woke cultuur. Zoals aangegeven had het vroegere taalactivisme gemeen dat de ideologie erachter meestal te maken had met een gevoel van culturele identiteit dat men probeerde te bewaken, af te grenzen en uit te drukken door het gebruik of juist het niet-gebruik van een bepaalde taal of van specifieke taalelementen. De ideologie achter het woke taalgebruik is van een andere aard. Het is eigenlijk een uiting van sociale betrokkenheid en alertheid.
In Van Dale staat woke omschreven als “zich zeer bewust van racisme en sociaal onrecht jegens minderheden” en wokisme als “houding van mensen die zich bewust zijn van (wat zij beschouwen als) maatschappelijke en raciale misstanden en die daartegen protesteren of in actie komen”. Dat activisme kan allerlei vormen aannemen: het kan gaan om straatprotest of om een afschrijfcultuur, waarbij bekende mensen worden geboycot. Het kan zeker ook gaan om woke taalgebruik. Actievoerders roepen dan op om taalgebruik dat racistisch is of krenkend voor bepaalde minderheden, niet meer te gebruiken. Zij eisen respect en dat respect moet blijken uit respectvol taalgebruik. Gespitst als ze zijn op onderliggend racisme in de taal, willen ze allerlei woorden uit de taal bannen. Het ondertussen beruchte n-‑woord is wellicht het bekendste, maar ook een woord als slaaf willen zij vervangen zien door slaafgemaakte en zelfs zwarten en blanken willen ze uit de woordenschat bannen. Zo weigert Gloria Wekker, emeritus hoogleraar sociale en culturele antropologie en Surinaamse van afkomst, in haar boek Witte onschuld (2017) het woord blank nog te gebruiken, omdat het positieve connotaties heeft die niet kleven aan het neutrale wit. Ook zwart moet het ontgelden: de Brusselse vervoersmaatschappij MIVB wil de term zwartrijder niet meer gebruiken, omdat “de woordkeuze als discriminerend wordt ervaren”, want “zelfs als het oorspronkelijk niet racistisch klonk, ondervinden gekleurde mensen vandaag toch dat zwart met iets negatiefs wordt verbonden”. Niet alleen antiracisme is nu de achtergrond van woke taalgebruik, allerlei minderheden die zich onrechtvaardig of minderwaardig behandeld voelen, vragen om aanpassing van het traditionele taalgebruik, dat naar hun aanvoelen te weinig rekening houdt met discriminerende of beledigende connotaties.
Minderheden die zich slachtoffer voelen van het kolonialisme, willen niet meer horen over de Hollandse Gouden Eeuw, want die was er alleen voor een witte elite en ze was grotendeels gebaseerd op slavernij en uitbuiting. Het Amsterdam Museum doet nu nederig afstand van die term. Erg verregaand en omgekeerd eenzijdig is dan weer het voorstel van Mounir Samuel, die adviseert om Gouden Eeuw te vervangen door Grauwe Eeuw.
Genderneutraal communiceren
De minderheden die zich wellicht het sterkst manifesteren als taalactivisten, behoren tot de lgbtqia+-beweging en vragen respect voor alle gendervariëteiten. Zij voelen zich miskend en gekrenkt door de binaire man-vrouwclassificatie. In de woorden van de non-binaire choreograaf Jan Wallyn is de klacht: “Eeuwenlang zijn we onzichtbaar gemaakt, in de taal en in de opvattingen, terwijl het tot aan de verlichting heel normaal was om gender niet te bepalen in twee elkaar uitsluitende categorieën.” Non-binaire mensen en transpersonen vragen dan ook met aandrang genderspecifieke woorden (zoals mama, papa) en voornaamwoorden (zoals zij, haar) niet meer te gebruiken. Hun argument: “Genderneutrale voornaamwoorden maken het voor álle mensen makkelijker. In een tekst hij/zij/die schrijven is toch belachelijk omslachtig? Gebruik gewoon die. En als je twijfelt of iemand zijn of haar paraplu vergeten is, zeg dan gewoon: iemand vergat hun paraplu” (Wallyn).
Ook feministen voelen zich door het traditionele taalgebruik verongelijkt en uitgewist. Spontaan wordt bij het horen van woorden als professor, chirurg, president nog te vaak aan een man gedacht en dat een cameraman ook een vrouw kan zijn, daagt nog bij te weinigen. Zou het echt zo moeilijk zijn om cameraman te vervangen door cameramens, mankracht door menskracht, bemanning door bemensing?
De woke taalactivisten hebben in elk geval al succes geboekt. In de journalistiek is blank al grotendeels vervangen door wit. Trouw, de Volkskrant en het ANP gebruiken al genderneutrale voornaamwoorden. De nieuwe Nederlandse vertaling van The Cambridge Companion to the Dutch Golden Age (2018) heet niet De Gouden Eeuw, maar gewoon De zeventiende eeuw (2021). De recente Van Dale heeft bij zo’n 15.000 woorden die naar personen verwijzen (visser, minister, held, crimineel …) schuldbewust de genusaanduiding m vervangen door de genderaanduiding m/v/x. De Nederlandse Taalunie heeft een advies uit over genderbewust taalgebruik (augustus 2022). En de Nederlandse Overheid heeft inmiddels een handreiking Waarden voor een Nieuwe Taal (2022) uit, waarin gestreefd wordt naar “een gedekoloniseerde, inclusieve en toegankelijke taal voor iedereen.” Deze handreiking heeft ondertussen wel een dwingend karakter, want projecten die dingen naar een subsidie van het OCW, maken geen kans als ze niet in die taal geschreven zijn en die taal distantieert zich expliciet van de dominante taal van “de witte cisgender heteroseksuele man zonder lichamelijke, zintuigelijke, mentale en/of verstandelijke beperking”. De handreiking gaat een stuk verder dan bijvoorbeeld het eerdere richtsnoer Genderneutraal taalgebruik in het Europees Parlement, dat enkel beoogde “het vermijden van woorden die als vooringenomen, discriminerend of denigrerend kunnen worden ervaren doordat zij impliceren dat een bepaald geslacht of gender de norm is.” Maar anderzijds deelt het hedendaagse taalactivisme dan weer het opvallende kenmerk dat het opgelegd wordt door de overheid, anders dan het vroegere taalactivisme, dat een zaak was van particuliere initiatieven of verenigingen. Het Genootschap Onze Taal of de ABN-kernen hebben nooit dwingende overheidssteun gehad. Vandaag wordt het taalactivisme overgenomen door allerlei overheidsinstanties. De Nederlandse overheid, de Vlaamse Gemeenschap, het Europees Parlement, de Verenigde Naties en de Wereldgezondheidsorganisatie hebben inmiddels talrijke bindende taalactivistische richtsnoeren ontwikkeld en opgelegd.
Weerstand
Botst dit woke taalactivisme dan niet op weerstand? Zeer zeker wel. Ook hier weer is er bij het taalactivisme sprake van actie en reactie. Schrijvers voelen zich ongemakkelijk bij de censuur van de taalpolitie. Zo noemt Ilja Leonard Pfeijffer zich weliswaar “een progressieve en schuldbewuste antiracist, die zijn eigen witte privilege niet wil ontkennen, en een feminist”, maar hij heeft het niet zo voor het woke taalactivisme: “Woke denken is een religie geworden”, fulmineert hij. En om de facto te bewijzen hoe vermoeiend het weldenkende politiek correcte taalgebruik wel is, schreef hij Een poging tot een inclusieve column die niemand kwetst (De Standaard, 17 april 2021, en eerder in HP/De Tijd), die hij ironisch eindigt met de mededeling: “Ik ben met een nieuwe roman bezig. Anders dan in mijn vorige romans houd ik rekening met alle gevoeligheden, zoals deze tijden terecht van mij eisen. Ik ben al op pagina 297, maar de hoofdpersoon (m/v/x/mv) bevindt zich nog steeds bij de receptie van het hotel, waar hij zojuist een andersvalide portier (m/v/x/mv) heeft ontmoet.” Pfeijffer staat niet alleen met dit ongemak, de Gentse historicus Jan Dumolyn verzucht verveeld: “De taalpolitie stuurt bewust aan op een cultuur van zelfcensuur” en hij voegt eraan toe: “Ik zou de term ‘Gouden Eeuw’ nooit zomaar opgeven. In veel opzichten wás het ook een Gouden Eeuw, met Rembrandt, Vermeer, Vondel, Spinoza, noem maar op. Waarom koos men niet voor ‘Gouden Eeuw?’ met vraagteken?” Velen voelen zich echt opgejaagd door het woke taalactivisme en zetten er zich expressis verbis tegen af.
En niet alleen cisgender witte mannen. Mia Doornaert, columniste van De Standaard en zelfverklaarde feministe, schrijft onbevangen: “Ik ben blank en ik blijf het. Ik heb het nu gehad. Ik heb het gehad met het zelfvoldane clubje dat, gehuld in zijn groot gelijk, ons taalgebruik aan het vergiftigen is. Ik trek een streep in het zand, nu die grote roergangers mij wit willen maken in de plaats van blank. Sneeuw is wit, het papier in mijn printer is wit, maar mijn spiegel toont me dat ik dat niet ben, tenzij het blanketsel van een verre overgrootmoeder terugkeert.” Zij voelt zich door het woke taalgebruik ook als vrouw onrecht aangedaan: “Ik weiger in ieder geval een menstruator of een body with a vagina te zijn, zoals biologische vrouwen nu blijkbaar moeten worden genoemd. Een vrouw is een vrouw is een vrouw is een vrouw. Dat hele transdebat is doortrokken van antifeminisme […] De Britse schrijfster J.K. Rowling is gelyncht omdat ze het nog durfde op te nemen voor vrouwen.” Waar dit activisme en de reactie erop uiteindelijk hun evenwicht zullen vinden, valt moeilijk te voorspellen, maar zoals dit overzicht van taalactivisme in de Nederlanden laat aanvoelen, zal het levend organisme van de Nederlandse taal ook dit activisme afgezwakt kunnen opvangen. Ook al gaan de activisten aan de haal met de taal, de taal komt toch weer op verhaal.
Ludo Beheydt is emeritus hoogleraar Civilisation néerlandaise en Linguistique néerlandaise aan de Université catholique de Louvain. Hij is lid van de redactie van Neerlandia.
Dit stuk is deel 2van een tweedelige reeks. Deel 1 verscheen gisteren. Deze artikelen verschenen eerder in Neerlandia, jaargang 127 (2023), nr. 1 (pp. 27-29) en nr. 2 (pp. 26-27).
3)
met bijschrift:
Taalactivisme is vandaag ook een overheidsaangelegenheid
Rob van Kan zegt
Ik had eind jaren tachtig al eens een meningsverschil met Astrid Roemer, die op de universiteit Maasticht tijdens de introductieweek kwam pleiten voor het gebruik van ‘gepigmenteerde mensen’ in plaats van ‘zwarte mensen’ (die overigens ook niet zwart zien in de spiegel, mevrouw Doornaert. Maar het is u niet gegeven om te denken vanuit het perspectief van een ander). Laten we dus niet doen alsof wat we nu woke noemen, iets nieuws is. Het enige nieuwe eraan is het succes van (lees: de media-aandacht voor) dit soort ideeën en initiatieven.
jandeputter zegt
Er is iets vreemds met die term ‘Gouden Eeuw’. Op de Middelbare School citeerde de leraar Geschiedenis Huizinga die de benaming ‘Gouden Eeuw’ bekritiseerde: “Het is de naam Gouden eeuw zelf, die niet
deugt. Hij smaakt naar die aurea aetas, dat mythologische Luilekkerland, dat ons bij Ovidius reeds als scholieren lichtelijk embeteerde. Als ons bloeitijdperk een naam moet hebben, laat het dan zijn naar hout en staal, pik en teer, verf en inkt, durf en vroomheid, geest en fantazie. Gouden eeuw zou beter passen bij de achttiende eeuw, toen het goud gemunt in de geldkisten lag.” (Ik weet het dit is de door Balkenende geroemde VOC-mentaliteit)
Ik herinner me in de jaren tachtig een discussie onder studenten geschiedenis of de term “Gouden Eeuw” niet te nationalistisch is. In de praktijk bleek dat historici de term ‘Gouden Eeuw’ eigenlijk niet gebruiken en als ze het al deden ironisch zoals Van Deursen die zijn prachtige boekjes de titel gaf: Het kopergeld van de Gouden Eeuw. Anders ligt dat bij kunsthistorici, die de schilderkunst uit de 17de eeuw aanduiden als uit de “Gouden Eeuw”, al was het alleen maar om de de 17de-eeuwse schilderkunst aan een buitenlands publiek te verkopen.
Merkwaardig is het gebruik van de term ‘Amsterdams tweede Gouden Eeuw’, voor de economische expansie van de stad in de 19de eeuw, een term die gebruikt wordt om de aandacht te verplaatsen van de 17de naar de 19de eeuw.
Kortom, het gebruik van de term Gouden Eeuw is vooral gericht om de aandacht van leken op een volgens de gebruiker nog te weinig bekende periode uit de (cultuur)geschiedenis te richten. Het is niet toevallig dat het gebruik van de term juist gepropageerd wordt door een relatieve buitenstaander de Vlaamse/Belgische specialist van de Middeleeuwen Jan Dumolyn. Anderzijds wordt het begrip juist ironisch gebruikt door kenners als Huizinga en Van Deursen om te wijzen op keerzijdes en misstanden. Maar de term wordt nooit vrijblijvend gebruik, altijd om een standpunt te propageren.
Peter Bormans zegt
Wat me opvalt is het duidelijke verschil tussen het eerste deel van dit opstel en het tweede. Het eerste handelde over de bevordering van goed Nederlands, vooral in Vlaanderen. Het tweede gaat over de bevordering van slecht Nederlands, van krankzinnigheden, zeg maar.
Willy Vandeweghe zegt
Ik zou het misschien zo niet zeggen, maar ik had hetzelfde gevoel bij deel 1 en deel 2. De ABN-actie en de reactie ertegen ging om de keuze tussen varianten, de woke kruistocht gaat om het morrelen aan de relatie tussen vorm en betekenis. In het tweede geval gaat het om een ideologische kwestie met Orwelliaanse trekjes, geïmporteerd uit de Angelsaksische wereld.