Spiegel van 160 jaar na de Afschaffing van de Slavernij
Aan de vooravond van de eeuwwisseling naar de 21e eeuw gingen zelforganisaties in Nederland zoals Caribbean Lagoon (Utrecht) aandacht besteden aan de Arubaanse/Antilliaanse literatuur. De Zondagmiddag was gereserveerd voor de post-koloniale literatuur. Deze bijeenkomsten waren bedoeld om de eigen cultuur en literatuur onder de Arubaanse gemeenschap in Nederland bij te brengen. En er hopende dat men bewust werd van de eigen cultuur in het buitenland, waarvoor je echt niet hoefde te schamen. Een tendens die je steeds vaker tegenkomt onder migranten. Met de oprichting van de Werkgroep Caraïbische Letteren en zijn blog Caraïbisch Uitzicht en de stichting Simia Literario werd doelgericht gestreefd naar de opleving van de Caribische literatuur in Nederland.
Ook zelforganisaties als Profor (Amsterdam Zuidoost) en stichting Brisa (Groningen) en andere organisaties in Rotterdam en andere steden vieren jaarlijks de Dia di Tula. Het is een gelegenheid bij uitstek om stil te staan bij de strijd van Tula en Bashan Karpata om vrijheid en gelijkheid. Elke organisatie viert het in haar gemeente op haar eigen manier: een herdenkingsconcert, een film als Watamula, een lezing, muziek, dans of voordracht van dichters. In een tijd dat de belangstelling voor het verleden en de daarbij horende geschiedenis moet worden opgewekt, is het van belang om naast Tula, ook de andere verzetsstrijders te eren.
De afgelopen jaren zijn er tal van uitgaves van auteurs via bekende en soms minder bekende uitgeverijen gepubliceerd. Van de roman Porto Marie van Janny de Heer is er een film gemaakt die de kijker de historie laat beleven. De herleving van de geschiedenis resulteerde n een herwaardering van het Papiamento/u en de lokale literatuur. Zo ook ging het met het proces van herwaardering van de eigen geschiedenis, die resulteerde in een stimulus voor de auteurs van eigen bodem om te publiceren. Opmerkelijk hierbij is dat Arubaanse auteurs zowel in Nederland als overzee zich voornamelijk van het Papiamento bedienen en zich minder met het Nederlands identificeren, terwijl hun Curaçaose vakgenoten het Nederlands hanteren om de Europese markt te bereiken.
De aandacht voor de strijd die Tula en Bashan Karpata hebben geleverd voor vrijheid en gelijkheid heeft twee resultaten opgeleverd: 1. het Papiamento(u) aanvaarden als de eigen taal; en 2. een extra impuls voor de lokale literatuur
Papiamento/u
Het Papiamento heeft een gestage ontwikkeling doorgemaakt. Het is nu bekend dat reeds in voorgaande eeuwen zelfs woordenboeken Nederlands–Papiamento en Spaans bestonden. Al in 1863 verscheen van de Italiaanse linguïst Teza een artikel van nagenoeg 10 pagina’s – ‘Il dialetto curassese’ – over de grammatica van het Papiamento, waarbij het Papiamento/u werd beschouwd als een Curaçaos dialect van het Spaans. In de daarop volgende decennia verschenen werken van de Missie van de Dominicanessen (1874) en van Jessurun (1897/1898), die heruitgegeven werden door de FPI (Fundashon pa Planifikashon di idioma). Als een geheel nieuw taalverschijnsel werd het Papiamento dat gesproken werd door de bevolking bestudeerd. (Lenz: 1927,1)
In de 19e eeuw werd op de eilanden zowel in de kerk, op school, bij de dokter, in de media en bij het bestuur uitsluitend het Nederlands gesproken. Pas in de 20e eeuw werd het gangbaar dat de zondagse preek en in de media de eigen taal gesproken werd. De eerste Papiamentstalige ochtendbladen verschenen aan het einde van de jaren ’70 . Maar waren de onderwijsstructuur en de dominante positie van het rooms-katholieke schoolbestuur beletten enige vorm van aanpassing van de schooltaal. De inheemse taal die letterlijk vervlochten raakte in een taalstrijd, eerst met het Spaans en later met het Nederlands, wist zich na jaren staande te houden en geldt nu als de dominante taal.
Ondanks alle inspanning van taalkundigen, spreken sommigen nog steeds een variant van het Papiamento die doorzeefd is met woorden uit het Nederlands. Aanvankelijk was het een kwestie van minachting in de wijze van omgang met de eigen taal, maar later werd het voornamelijk op Curaçao een gemakkelijke manier om woorden te lenen vanuit deze taal. In het verleden gold dit als een uiting van geleerdheid onder afgestudeerde Antillianen of zij die in Nederland zijn geweest. En nu nog tref je dit verschijnsel aan onder politici of zij die op de televisie verschijnen. Andersom zie je dit euvel ook bij programmamakers met een gebrekkige woordenschat of die de taal onvoldoende beheersen. Op Aruba ziet men juist dat men woorden aan het Spaans ontleent, als er geen passend woord in het Papiamento bestaat.
Zolang het Papiamento doorspekt is met Nederlandse woorden, wordt de koloniale geest van het volk bestendigd. Dit versterkt de tendens dat men van oudsher in het Nederlands denkt en dat Nederlands omzet naar de eigen taal. Anderzijds zie je dat in Aruba de Zuid-Amerikaanse identiteit verheerlijkt wordt.
In 2008 werd een eerste poging gedaan in de Tweede Kamer om met een motie het Papiamento gelijkgesteld te krijgen met het Fries. Maar door een slechte voorbereiding van het debat en het nagenoeg geheel uitblijven van overleg om het nodige draagvlak te creëren, was het resultaat een afwijzing van de motie. Een Koninkrijk met naast het Nederlands ook het Papiamento als voertaal is voorlopig van de baan.
Literatuur
In internationaal opzicht is het een goed gebruik dat schrijvers refereren aan de geschiedenis van hun land, wanneer het bijvoorbeeld om een oorlogssituatie gaat, om de vluchtelingenproblematiek, armoede, emigratie, transmigratie of een ander maatschappelijk probleem. Zo treffen we in de Caribische literatuur – maar ook in de Amerikaanse literatuur – tal van voorbeelden waarin schrijvers de geschiedenis van het slavernijverleden weer tot leven hebben gebracht. Men denke aan The Color Purple (1970) van Alice Walker, The Book of Negroes (2007) van Lawrence Hill, meer recentelijk The underground Railroad (2016) van Colson Whitehead of de boeken van Toni Morrison en Maryse Condé.
Na de afschaffing van de slavernij waren het met name de passanten – de Nederlanders die tijdelijk op Curaçao en Aruba verbleven – die de pen ter hand namen om te schrijven. Meestal ging het om reisverslagen die een indruk gaven van de manier waarop men in die tijden leefde. In die jaren hielden de vrij gekomen slaven zich niet bezig met het schrijven. Hetzelfde geldt voor de indianen op Aruba die gedeporteerd werden. De wijze waarop de passanten over onze volkeren en maatschappij schreven was niet wezenlijk anders dan hoe tegenwoordig een Robert Vuijsje met zijn Alleen maar nette mensen (2008) dat doet. Alleen met het verschil dat je vroeger iets meer te weten kwam over de natuur. Het waren deze teksten die bij een groot publiek onder de aandacht werden gebracht. Als je het leerboek Verbeelding en Werkelijkheid (Huygens/Veurman) openslaat dan zie je een indeling die begint met hoofdstuk 1 Uit een andere samenleving en tot ieders verbazing staat er niets over de toenmalige Nederlandse Antillen. Wel zijn er twee verhalen met als titels ‘Een onbewoond eiland’ van Albert Helman en ‘De Dood van Pakoe’ (C. Wilkeshuis).
Met de komst van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden (1954) en de Burgerrechtenbeweging in de jaren ’60 in de VS, begon het op Curaçao ook te roeren. In het Caribisch gebied werden de meeste Engelstalige eilanden in de jaren ’60 onafhankelijk en werd de eigen literatuur in het onderwijs geïncorporeerd. Op de Nederlandstalige eilanden kwam geen noemenswaardige verandering en alles bleef bij het oude. Door de ontstane ontevredenheid met de status quo en de (blanke) elite, ging men op 30 mei 1969 massaal de straat op. Er kwam een verschuiving in het politieke spectrum; de traditionele partijen als de DP en NVP raakten op de achtergrond en nieuwe politieke partijen zoals de Frente Obrero en de MAN (1971) kwamen aan de macht.
De jaren ’70 kenmerkte zich door verscheidene arbeidsstakingen en verschil van inzicht in de arbeidsvoorwaarden. De ontevredenheid onder werknemers werd niet altijd gehonoreerd en zorgde voor arbeidsonrust. De reeds opgedane ervaringen van de Shell-werknemers vormde de grondslag voor de massale ontevredenheid onder de beroepsbevolking. In de jaren zeventig verscheen de eerste anthologie NOS Tera [vermoedelijk bedoeld de auteur Di Nos – red. CU] (1971) en konden we kennis maken met een groep Antilliaanse schrijvers als Ornelio Martina, Guillermo Rosario, René de Rooy.
In deze jaren was de aandacht gericht op buureiland Aruba in verband met het streven naar een Aparte Status met Nederland. Uiteindelijk werd in 1985 een akkoord bereikt dat het eiland per 1 januari 1986 als land deel zou gaan uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden. Door het uittreden van Aruba uit het Antilliaanse staatsverband werd de Antillen van vijf niet levensvatbaar en failliet verklaard: 6 -1= 0 zei NVP-leider J. Evertz.
Een van de publicaties uit de jaren 90 die weer in omloop werd gebracht is de verhalenbundel Een zweem van weemoed (1993 ) van Cornelis Goslinga. Door de ondertitel Verhalen uit de slaventijd, wekt het de suggestie dat het waar gebeurde verhalen zijn. Een van die verhalen is ‘De Vrouwenmoordenaar’ die verhaalt over Matamohe, een Haïtiaanse slaaf die Latijn kan praten. De aanklacht tegen hem was dat hij zes vrouwen had vermoord. Zelf beweerde hij dat het er maar vier waren. In dit verhaal tref je behalve bepaalde gelijkenissen met Katibo di Shon/Slaaf en meester van Carel de Haseth, ook enkele elementen die zich in de tijd van Tula daadwerkelijk hebben afgespeeld: verraad, onzekerheid, angst en de afschuwelijke wijze waarop ze werden gedood.
Doorwerking
Geheel de 17e en begin 18e eeuw hadden we het moeten doen met verhalen die vanuit een Westerse bril, de zogeheten koloniale benadering werden geschreven. Men heeft ons altijd doen geloven dat op onze eilanden geen lees- en schrijfcultuur bestaat. Maar deze uitspraak gaat niet meer op. Onze landgenoten lezen wel degelijk, maar het peil ligt nogal laag. De totale gemiddelde literaire productie varieert van 2 – 6 boeken per jaar en varieert per decennium. Op Aruba en Curaçao verschijnen steeds meer boeken in de eigen taal, het Papiamento/u, een bewuste keuze als reactie op de markt om in de eigen taal te lezen. Dit betekent dat Caribische literatuur wordt gelezen en dat er steeds meer vraag is naar zulke boeken; verhalen die zich zowel in Nederland als op de eilanden afspelen.
Inmiddels zijn we ook 60 jaar nadat Martin Luther King zijn befaamde toespraak hield op 28 augustus 1963. In I had a dream zei dr King o.a. dat op een dag zowel blanken als zwarten c.q. kolonialen als gekoloniseerden het recht hebben op een fatsoenlijk leven, vrijheid en streven naar geluk. In de literatuur schijnt men een onderscheid te maken tussen de Papiamentstalige en Nederlandstalige Caribische literatuur. Alsof een Papiamentstalig verhaal kwalitatief minder en ondergeschikt is aan de Nederlandse roman. Nog steeds worden beschouwingen over de Arubaanse/Caribische literatuur in een Europese taal in plaats van in het Papiamento gegeven.
Zowel in het Arubaanse als Curaçaose onderwijs wordt er onvoldoende aandacht besteed aan de lokale literatuur. Het onderwijs is nog steeds op Nederlandse leest geschoeid en er worden nog steeds dezelfde boeken gelezen voor het eindexamen als vroeger. Voor Curaçao geldt dat de Grote Drie – Frank Martinus Arion, Boeli van Leeuwen en Tip Marugg – nog steeds gelezen worden. Op Aruba is het iets anders gesteld en wellicht heeft dit te maken met het gegeven dat Arubaanse schrijvers voornamelijk de eigen taal, het Papiamento, bezigen. Daarnaast wordt er tijdens de vakken Geschiedenis of Maatschappijleer geen aandacht besteed aan relevante thema’s uit de lokale geschiedenis, zoals de opstand van Tico op Aruba en van Tula in 1795. Afgaande op de gehanteerde literatuurlijst op het Maria Immaculata Lyceum (1975), kunnen we vaststellen dat men – onder druk van de gebeurtenissen rondom 30 mei 1969 – de noodzaak zag om de eigen auteurs voor het eindexamen havo/vwo op te voeren: Cola Debrot, Boeli van Leeuwen, Tip Marugg, Frank Martinus Arion, Edward de Jongh, Maria Miranda, Diana Lebacs.
Ontstaan eigen literatuur
In het verleden werd er weinig wetenschappelijk onderzoek verricht naar het sociaal-culturele klimaat en de economische en politieke ontwikkelingen. Vanaf de jaren ’70 zien we gelukkig een verandering hierin optreden en tegenwoordig wordt er voor het ene eiland meer en voor het andere minder aandacht aan besteed. Wellicht ligt hier een taak voor onze studenten en afgestudeerden om de leefomstandigheden alsook de invloeden van de economie vanuit de politiek beter in kaart te brengen. De literatuur behoort in deze een vooraanstaande rol te spelen en is niet bedoeld om de werkelijkheid te veronachtzamen of weg te moffelen. Vanaf de jaren ’60 verschenen romans, verhalen- en gedichtenbundels die vanuit de optiek van de eilandbewoner zijn geschreven en de relatie tussen eiland en moederland in ogenschouw nemen. Wel valt het op dat er in 20e eeuw haast geen literatuur geschreven werd die in de categorie post-koloniale literatuur geplaatst kan worden.
Gelukkig is op de afzonderlijke eilanden een eigen literatuur ontwikkeld, waarbij men op Aruba meer gericht is op de geschiedenis, op Curaçao op de positie van de Afro-Curaçaoënaar in de maatschappij en op Bonaire en de Bovenwindse eilanden op iets anders – met aandacht voor de eigen geschiedenis. Op de Bovenwindse eilanden en met name op St. Maarten heeft men naar eigen inzicht de Engelstalige literatuur vorm en inhoud gegeven, terwijl Saba en St. Eustatius nog moeten aanschuiven.
Op Curaçao zien we sinds de jaren ’80/90 een nieuw verschijnsel, in die zin dat m.n. de lokale bevolking en expats zijn gaan schrijven om een bijdrage aan de literatuur te leveren: Slaaf en meester (1988) van Carel de Haseth, Een zweem van weemoed; verhalen uit de Antilliaanse slaventijd (1993) van Cornelis Ch. Goslinga, Yiu di tera (1999) van Janny de Heer. Met het nieuwe millennium werd deze trend vanuit Nederland voortgezet: Het Koninkrijk in de Caraíben (2001) en De Parels en de kroon (2006) van Gert Oostindie, Tula, de slavenopstand van 1795 op Curaçao (2009) van Artwell Cain, Zoutrif (2008) en Een koloniale speeltuin (2010) van Miriam Sluis, Slavernij & vrijheid op Curaçao (2013) van Han Jordaan, Het andere postkoloniale oog (2020) van Michiel van Kempen. Van de nieuwe millennium-generatie Curaçaose schrijvers Eric de Brabander, Jopi Hart, Bernadette Heiligers, Ronny Lobo, Chesley Rach, is er een enkeling die met een oogwenk over de sociale segregatie schrijft. De afgelopen jaren zien we op Aruba een vergelijkbare tendens dat steeds meer aandacht wordt besteed aan het slavernijverleden. Zo zijn er in de 21e eeuw op Aruba de hiernavolgende boektitels verschenen: Verborgen leegte (2007) van Quito Nicolaas, Dottie, de kleindochter van de oude slavin (2008) van Rosa Arrendell, Dromen van Holland (2015) van Irma Grovell en Go Ahead Eagles, you’re home (2016) van Tirza Libert.
Resumerend kunnen we vaststellen dat de historische elementen van Tula’s strijd niet in de Curaçaose literatuur doorklinken, maar dat na zo’n 233 jaar de geest van Tula en Bashan om vrijheid en gelijkheid nog steeds rond dwarrelt. Juist dit klimaat schiep een vruchtbare bodem voor de herwaardering van het Papiamento en het ontstaan van de Papiamentstalige literatuur met een nieuwe generatie schrijvers en dichters.
Zuleika Coffie zegt
Hopi intresante y berdad hopi di nos no a hanja Papiamento na skol .
Y ora ma a intresa pa bira escritora mi a pone Papiamento erbij y ta bisa tur hende cu e buki ta den nos 4 idiomanan cu nos ta papia na nos islanan ABC .
Ja bo por lesa tur 4 den Un solo buki y sinja Un tiki di nos dushi Papiamento.
Ja mi ta dunanan e chance di inspiranan pa sinja nos idioma.