Vanzelfsprekend zal een dierenverhaal van mensenhand altijd antropomorf zijn. Maar in de uitwerking kunnen gradaties hemelsbreed verschillen. Er is sprake van een spectrum van maximaal verdierlijkt (het konijnenepos Watership down) tot vergaand vermenselijkt (de strip Heer Bommel, waarin de dieren hoeden dragen, roken en autorijden). De Reynaert gaat bij lange na niet zover als Bommel, maar zit op het spectrum wel aan die zijde. De Reynaert is geen carnaval der dieren, maar een comedie humaine.
(Frits van Oostrom, De Reynaert, p. 296)
Antropomorfie, het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren, is al sinds het begin van de eerste verhalen rond het kampvuur een effectief stijlmiddel om zwakheden van de mens te belichten. Dieren lenen zich goed voor moralisme. Bij menselijke personages gaat de luisteraar/lezer toch rekening houden met zaken waarmee de menselijke soort gewend is elkaar te beoordelen. Zoals het geslacht. Of: wat is zijn achtergrond? Of nog banaler: wat voor kleur haar heeft het personage? Is hij jong? Oud? Lelijk? Dat wordt voorkomen bij het gebruik van dieren. Zouden we Reynaert even sympathiek hebben gevonden als hij een man met een rode baard was geweest? Doordat hij een vos is vergeven we hem zijn wrede instincten. Zou de rol van koning Nobel dezelfde zijn gebleven als de toehoorder in hem duidelijk een werkelijk bestaande koning had herkend? Door hem een leeuw te maken staat hij symbool voor álle koningen.
Hoe dat proces werkt weet ik niet precies, maar ik denk dat het te maken heeft met het feit dat dieren verder van ons af staan dan mensen. We zijn opgegroeid met algemene dierenbeelden in ons hoofd. Iedereen weet meteen wat er bedoeld wordt met een vos, een beer, een kater, een haan of een leeuw, zonder dat we ons zullen bekommeren over ras, uiterlijke kenmerken of onderlinge verschillen van deze dieren. Wanneer een dier in een verhaal sprekend wordt opgevoerd zal vooral het taalgebruik iets zeggen over zijn specifieke karaktereigenschappen. Die krijgen daar meer nadruk door. Sprekende dieren versterken de allegorische functie van personages in een verhaal.
De schuif op het antropomorfische spectrum
De Reynaert zit ergens voorbij het midden op het antropomorfische spectrum. Die schuif tussen het dierlijke en het menselijke is echter niet constant. Noch op verhaalniveau, noch op het niveau van personages. Zo komen er ook werkelijke mensen in het verhaal voor, waarbij het bijdraagt aan het humoristische gehalte van het verhaal dat deze personages zich juist als beesten gedragen. In feite staan deze figuren net zo goed symbool voor andere mensen: de in zonde levende pastoor, de op seks beluste vrouw, de wreedheid van de parochianen. Het voelt volstrekt logisch dat deze kleinmenselijke dorpelingen niet in de vorm van een dier het verhaal binnentreden.
De afstelling verschuift echter ook waar het de dierlijke personages betreft. Wanneer Reynaert de beer Bruun verleidt met honing, dan klopt dat volgens dierlijke logica, net als het gegeven dat de kater Tibeert wordt verleid met muizen. Maar het is volgens dit stramien enigszins vreemd dat de leeuw geen sappige reeën of herten krijgt voorgeschoteld door Reynaert. In werkelijkheid zullen leeuwen niet malen om een schat. Blijkbaar is koning Nobel opgeschoven op het antropomorfische spectrum. Niet zijn leeuw-zijn, maar zijn koning-zijn is het meest van belang.
Het wemelt in de Reynaert bovendien van de dieren die geen menselijke eigenschappen krijgen toebedeeld. Morzelen, pladijzen, de hierboven al genoemde muizen, hoenderen en een enkele verdwaalde Sinte Martinsvoghel, die door vogelaar Maarten Klein is herkend als een blauwe kiekendief (Frits van Oostrom, De Reynaert, p. 177-178). Op het laatste dier na hebben deze dieren slechts één kenmerk: ze dienen als voedsel. Geen van hen wordt sprekend opgevoerd, al verkondigt de blauwe kiekendief door zijn aanwezigheid wel een onheilsboodschap.
Willem draait bij sommige andere diersoorten nogal losjes aan de antropomorfische knoppen. De haan Cantecleer wordt sprekend opgevoerd, terwijl de kippen zich slechts klagend en jammerend hebben te schikken als voedsel. En wat te denken van de dubbele rol van onze lievelingsdiersoort, de hond? Hondje Courtois staat symbool voor de kleffe hoveling, terwijl de honden bij het kippenhok worden afgeschilderd als onverschrokken waakhonden. Al met al zou je kunnen zeggen dat Willem het niet zo nauw neemt met de interne antropomorfische logica.
Antropomorfische trukendoos
Ik ben hierop gespitst omdat ik al sinds 1993 zelf uitbundig gebruikmaak van de antropomorfische trukendoos. Samen met John Reid en Bastiaan Geleijnse begon ik in dat jaar een cartoonreeks met een eend en een kanarie in de hoofdrol. Ik was nog student Middelnederlands en werd gevraagd door de redactie van Amsterdams Studentenweekblad Propria Cures om een cartoon voor het kerstnummer te tekenen. De namen Fokke & Sukke hadden we snel verzonnen. Voor een eerste cartoon tekende ik twee menselijke hoofden die PC-redacteuren moesten voorstellen, maar dat bleek niet te werken. We wisten niet hoe we ze eruit moesten laten zien. Moesten ze lang zijn, dik, man, vrouw? Toen schetste ik, zonder exact te weten waarom, de eend Fokke en de kanarie Sukke. Tot onze verrassing werkte dat wel.
Waren we onbewust beïnvloed door Van den vos Reynaerde? Zou kunnen. Al schat ik de kans groter in dat het gewoon kwam door Walt Disney. Bij de eerste schets zie je dat Sukke nog een Donald Duck-matrozenpetje heeft. Bastiaan riep dat de twee vogels wel piemeltjes moesten krijgen, omdat dat bij Duck verboden was. Daar waren we het snel over eens. Het tonen van geslachtsdelen paste goed bij PC. Het leuke van het format (al beseften we dat toen nog niet) was dat Fokke en Sukke konden worden wat ze wilden worden, dun, dik of rond. Kort, vierkant, lang.
In de duizenden cartoons die we in de daaropvolgende dertig jaar hebben gemaakt, voor PC en later voor vele andere uitgaven als de VPRO Gids en NRC Handelsblad, hebben we zelden de interne antropomorfische logica doorbroken. Slecht een paar maal treden de personages op als eend of als kanarie. Eén van de weinige keren dat we dat wél deden hebben we er flink over gedebatteerd. We kregen er bijna ruzie om. Ik moest erg om de grap lachen, terwijl een van de andere twee auteurs er geen bal aan vond. Gelukkig hadden we een prille Rijdende Rechter in ons midden die als een soort Firapeel een compromis wist te bewerkstelligen. De grap is er gekomen en behoort nog steeds tot een van mijn favorieten.
Serie Over Reynaert
Het verschijnen van De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk van Frits van Oostrom is aanleiding voor een reeks bijdragen op Neerlandistiek. Lees alle artikelen in deze serie.
Laat een reactie achter