Van het begin tot het einde van de Kronkels, strooide Carmiggelt geregeld gedateerde taal door zijn tekst. Dat konden simpele, eigenlijk uitgefaseerde woordjes zijn als doch (een onderwerpje om op terug te komen), daar ‘omdat’ of derhalve ‘dus’ maar ook minder gangbaar geworden verleden tijden als stiet (naast stootte) en dorst ‘durfde’. Ook tandenknersen en bersten vond Carmiggelt iets om te gebruiken zoals in berstend van schuldgevoel, tot berstens toe vol, berstte bijna van het denken of berstend van vreugde – ik denk bij veel van dit oudere althans verouderende Nederlands dat het bijdroeg aan een soms wat nagestreefde deftige, wellicht ook wel spottende toon. Hoe ook, het trok subtiel de aandacht neem ik aan.
Dat zal niet minder gegolden hebben voor bijwoordjes als gans ‘helemaal’ en gaarne ‘graag’.
Met plezier moet de meester zich uitgeleefd hebben in constructies met oudere naamvallen, vooral maar niet uitsluitend de tweede naamval. Het Duits is er wellicht berucht om maar wij blazen nog altijd een partijtje mee al doen wij het piano aan vergeleken met een jaar of 500 geleden. Nou, het is pianissimo als we het ABN afzetten tegen het Middelnederlands. Zie bijvoorbeeld alleen maar de verbuiging van dit ene onzijdige zelfstandig naamwoord in Machteld van Royens Klank- en vormleer van het Middelnederlands (eigen beheer, z.j.):
Een kleine hand vol voorbeelden met naamvallen uit werk van Simon Carmiggelt:
- des anderen daags
- te bestemder plaatse
- te gepasten tijde
- ten algemenen nutte
- ten enen male
- terzelfder tijd
- het kolken des wereldleeds
- de dwang harer groene ogen
- van slechter huize
- om den brode
- een gave des hemels
- in goeden doen
Daarnaast stikt het in de Kronkels van der – ook tweede naamval – nog net niet voldoende uit de tijd om veel reacties op te roepen maar is dat in deze omvang ervaren als gewoon Nederlands? Ik beperk me tot Vroeger kon je lachen: uit eerbied voor de gevoelens der aanwezige orthodoxe joden; stijg, in een der liften, naar de veertiende verdieping; door een der vele poorten ben binnengegaan; Tien meter verder blijkt (….) de voertaal der oude dames Frans; de fractieleider der SDAP; In het licht der eeuwigheid; deze stoet der duistere improvisaties; in flagrante strijd met de wetten der logica; of het een der fijnste sprookjes van Andersen was; waar ik haar bezig vind een der harde broodjes te breken; Internationale solidariteit der arbeiders bestaat alleen in verjaarde Duitse strijdliederen met marcheermuziek; In de loop der jaren; in de loop der tijden; het gebruikelijk compromis der idealisten; helpen bij het opstapelen der tegels
Het verhaal Liefde (ook in Vroeger kon je lachen) laat zien, hoe precies Carmiggelt met die naamvallen probeerde om te gaan – des te merkwaardiger is die kwestie van “zonder aanziens des onderwerps” (zie aldaar). De betreffende tekst in het verhaaltje opent als volgt op p. 223: “Het kleine koffiehuis was een one woman shop. Excuseer mijn Engels. Ik vlucht er alleen in om aan de grammaticaal onjuiste s van ‘een vrouws zaak’ te ontsnappen. De Nederlandse taal is soms behelpen.” Volgende aflevering.
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Siemon Reker.
Frank Willaert zegt
Aan de grammaticale onjuistheid van een vrouwelijke datief bij een onzijdig substantief (van slechter huize) is Kronkel echter niet ontsnapt. Overigens klinken verschillende voorbeelden mij nog altijd heel natuurlijk in de oren. Omdat ik Vlaming ben? Omdat ik ouder ben? Of lees ik teveel Middelnederlands?