40 jaar tandeloos (18)
Ook voor wie af en toe een pauze wil uit de dwingende stijl van A.F.Th. van der Heijden, biedt De tandeloze tijd uitkomst, want af en toe blijkt een personage een boek te pakken of te lezen, en dat levert altijd interessante titels op.
In De gevarendriehoek komt een passage voor waarin de vader op een ochtend na een weer een nachtelijke dronken uitbarsting besluit het huis uit te gaan:
Van zolder haalde hij een grote koffer die sinds zijn politionele reis naar Indië niet meer gebruikt was, en gooide er lukraak allerlei spullen in. Zijn zondagse broek, een overhemd, twee stellen ondergoed van zijn oudste zoon, de radiobode, een blik doperwten, de houten helm van de bb, zijn scheerapparaat, een stapel nutteloze papieren uit het dressoir, het boek Janneke van K. van der Geest, een pak lucifers, nog een blik doperwten, de ijzerzaag, al zijn stropdassen, en tot slot de wekker, die bij het neerkomen op de kleren nog een stukje afliep, maar doffer dan anders.
Dat hele boek Janneke komt in de rest van de cyclus nooit meer ter sprake. Als vader het koffertje meeneemt naar Philips, moet hij als hij vertrekt het scheerapparaat inleveren omdat dit mogelijk gestolen is, maar wat er met dat boek gebeurt komen we niet te weten, net zo min als waarom vader uitgerekend dat boek zou willen meenemen.
Ik had tot mijn schande ook nog nooit van K. [Klaas] van der Geest gehoord, maar gelukkig bestaat Boekwinkeltjes, dus ik heb Janneke meteen besteld.
Het is op allerlei manieren een ontroerende verwijzing.
In de eerste plaats omdat Van der Heijden hier toch maar even een collega aan de vergetelheid heeft ontrukt. Van der Geest (1903-1964) heeft weliswaar een Wikipedia-pagina en een pagina bij de DBNL, maar ik vraag me in gemoede af hoeveel mensen in 2023 al Janneke of een ander boek van Van der Geest hebben gelezen. Hij is nochtans een interessante schrijver geweest: een binnenschipper die een interessant oeuvre bijeenschreef, dat de waardering kreeg van iemand als Menno ter Braak; iemand die flirtte met het communisme, maar van die flirt radicaal terugkwam toen hij in 1949 de Sovjet-Unie bezocht, en die zowel voor kinderen als voor volwassenen boeken schreef.
Janneke is eerder een boek voor volwassenen dan voor kinderen, maar het gaat wel over een kind: Janneke is een meisje dat ergens in de buurt van Giethoorn bij haar oma Otie komt te wonen. Er zijn een aantal parallellen met De tandeloze tijd: de reden dat Janneke naar haar oma moet is dat de situatie thuis, met een drankzuchtige en gewelddadige vader, onhoudbaar is geworden. Maar het noemen van de titel Janneke is ook op een andere manier te zien als een eerbetoon: Janneke staat in de traditie van streekliteratuur die zich afspeelt op het platteland en waarin de dialogen (dus) in het dialect zijn, terwijl de tekst zelf in een (heel leesbaar) Nederlands is geschreven; en dan met name van boeken waarin kinderen in een dergelijk milieu opgroeien (zoals Bartje). Vooral de eerste delen van De tandeloze tijd wortelen natuurlijk op een bepaalde manier ook in die traditie. Ik weet niet of dat ooit is opgemerkt, maar je kunt zeggen dat het achteloos laten vallen van die titel laat zien dat Van der Heijden zich er wel bewust van was. (Interessant is natuurlijk ook nog de parallellie tussen de namen Van der Geest en Van der Heijden of Van der Graft – Van der Heijdens moeder).
Het boek stamt uit 1951, Van der Heijdens geboortejaar. Het is op zich intrigerend dat Albert Egberts’ vader het de moeite waard vond dit boek in te pakken. Het gebruikte dialect is bepaald geen Brabants, en daarmee voor iemand die niet uit het Nedersaksische gebied komt niet meteen heel gemakkelijk te lezen. Ook anderszins is het milieu natuurlijk heel anders. Het geloof speelt bijvoorbeeld een duidelijke rol – maar dat geloof is niet bepaald katholiek.
Overigens schaart de onvolprezen website van de openbare bibliotheken Janneke onder de ‘christelijke romans’, maar dat lijkt me maar ten dele waar. Weliswaar zijn de belangrijkste personages allemaal gelovig, en wordt Janneke dat op een bepaalde manier ook, maar dat is meer een kinderlijk soort bekering, waarvan het duidelijk is dat het kind dat geloof overneemt omdat iedereen in de omgeving nu eenmaal zo denkt. Het lijkt me eigenlijk duidelijk dat het idee van de schrijver zelf wordt verwoord door de vader van een vriendinnetje van Janneke dat ook een keer mee wil naar de kerk, voor Kerstmis. Vindt die vader dat wel goed? Hij is immers niet gelovig?
Oe wee’j, da’k niet gelovig bin? Omda’k niet in jullie Lieve ‘Eer en in jullie karke gelove? Laot ‘et kiend maor mitgaon, as zee wil. Daarin laot ik mijn kienderen vrij. Ik laot iederien vrij en ik wil alliene, dat de meensen mij ook vrijlaoten om te geloven, wat ik kan.
Het is niet alleen ontroerend dat Van der Heijden zijn lezers even op deze roman heeft willen wijzen, maar ook dat de vader van Albert Egberts kennelijk toen hij weg wilde vluchten van zijn eigen mislukte gezinsleven, uitgerekend dat boek in zijn koffertje legde.
Robert Kruzdlo zegt
Dit interview is belangrijk om te A. F Th. van der Heijden te horen vertellen hoe zijn schrijverschap is ontstaan: door zijn plas in te houden.
https://youtu.be/RBAl-7kI9Mw