langzaam, als een zachte steen,
rol ik aan de flarden van je naam.
sprakeloos wil je me overnachten.
ik stapel bed en ogen vol met wachten
op je grillig haar, je stem, het branden
aan de bakens om me heen.
ik denk: er is geen onschuld langer
dan de kamer, mijn mond, je hart
dat beeft, het ruilen van gedachten.
dan rol ik langzaam als een zachte steen.
Marleen de Crée (1941-2021)
uit: Passage (1987)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvan
andries zegt
Ik ben weer thuis na het ziekenhuis en na de zorg die ik aar kreeg, en nauwelijks uitval na die hersenbloeding en lees dit wonderschoon gedicht, dus dankjewel, lieve, was het marlies, ik zie je ogen, je hebt me aageraakt