Als Tibeert de kater op bevel van Koning Nobel met tegenzin en een angstig voorgevoel op pad is gegaan om Reynaert in te dagen, ziet hij aan zijn linkerzij een sint-maartensvogel vliegen. ‘Volgens het middeleeuwse bijgeloof brengt een links vliegende Sint-Maartensvogel ongeluk. De bange kater is dus gewaarschuwd. Dat links in de middeleeuwen negatief geduid werd, gebeurde onder invloed van de bijbel. Welke vogel met de Sint-Maartensvogel bedoeld wordt, is onzeker. Men heeft onder meer gedacht aan een kraai, een wouw, een gans en een blauwe kiekendief’, zo lichten André Bouwman en Bart Besamusca in hun Reynaert-editie Tibeerts vrees (1043-1059) toe.
Jean-Marc van Tol gaat in Neerlandistiek kort in op die vreemde vogel en vermeldt dat Maarten Klein bij zijn mondelinge examen de hoogleraar Wim Gerritsen verraste met de identificatie van de Sente Martins voghel als de blauwe kiekendief (circus cyaneus), naar Frits van Oostrom vertelt in De Reynaert (2023: 177-178). Dat Bouwman en Besamusca in het midden laten welke van de vier vogels het moet zijn, vindt hij ‘wat lafjes’. Maar gelet op het pluimage dat in de loop der tijd voorbijgekomen is: een kraai, een meeuw, een ijsvogel, een gans, een goudhaantje, een sparrensijsje, een specht, een ooievaar, een aalscholver en een wouw, is reductie tot vier (waaronder de juiste) toch al wel te waarderen als vooruitgang in de literatuurwetenschap.
Maarten Klein kon als vogelaar profiteren van zijn ornithologische kennis, zo wil de anekdote. Of had hij zijn huiswerk gewoon goed gedaan? Voor de identificatie had hij steun kunnen vinden in de vakliteratuur,1 en wel in Remarques sur le Roman de Renart van Gunnar Tilander (1923: 12): ‘Oiseau (de) St Martin est un des noms du busard (Circus cyaneus)’. Rond de naamdag van Sint-Maarten op 11 november begint de vogel aan zijn trek naar een warmer gebied en dankt daaraan zijn bijzondere naam. Die info geeft Tilander in zijn studie over Reynaerts ‘walsche’ wegbereider waar ‘Tybert’ contre-coeur ‘Renart’ naar het hof moet zien te brengen. Als hij ‘l’oisel saint Martin’ in het oog krijgt, roept hij de vogel toe: ‘a destre, a destre’, zoals Tybeert in de Reynaert zal smeken: ‘vliech te miere rechterhant’. De vogel vertikte het en hoe het de kater verging, is geheel in lijn met het heersende bijgeloof. Daarover schreef Peter van Blois rond het jaar 1200 in een strenge brief dat je een medereiziger uit de weg moet gaan die denkt dat de reis wel gunstig afloopt als de sint-maartensvogel van links naar rechts vliegt (si a sinistra in dexteram avis sancti martini volaverit).
Reynaert-kenners hadden er zo geen eeuwen, dan toch al wel honderd jaar weet van kunnen hebben dat het de blauwe kiekendief was die de kater de stuipen op het lijf joeg, want de ub’s van de oude Nederlandse universiteiten, bezitten Tilanders boek, ook de KB. De ub van de Nijmeegse universiteit heeft het niet, ongetwijfeld omdat die er een eeuw terug nog net niet was. Maar goed, dankzij Frits van Oostroms ‘Leven met een middeleeuws meesterwerk’ is er weer iets toegevoegd aan de Reynaert-historie.
Referenties
Blois, Peter van / Petrus Blesensis (1855), Epistola 65, in: Patrologia latina 207, Parijs: Migne, 190-195.
Bouwman, André & Bart Besamusca, red. (2002), Van den vos Reynaerde, Amsterdam: Bert Bakker.
Oostrom, Frits van (2023), De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk, Amsterdam: Prometheus.
Tilander, Gunnar (1923), Remarques sur le roman de Renart, Göteborg: Wettergren & Kerber.
Tol, Jean-Marc van, Over Reynaert en de antropomorfische schuif, Neerlandistiek, 4 augustus 2023.
Voetnoten
[1] Of in pakweg de zevende druk van de dikke Van Dale (1950: 1626): daar wordt Sint-Maartensvogel benoemd als ‘1. blauwe kiekendief (Circus cyaneus)’ en ‘2. Sint-Maartengans’, maar dat betreft een gerecht bereid van een ‘gans die met Sint-Maarten wordt geslacht’.
Serie Over Reynaert
Het verschijnen van De Reynaert. Leven met een middeleeuws meesterwerk van Frits van Oostrom is aanleiding voor een reeks bijdragen op Neerlandistiek. Lees alle artikelen in deze serie.
Maarten Klein zegt
BesteTheo, veel dank voor deze belangrijke informatie! Nee, ik kende Tilander niet. Ik had op mijn studentenkamer uitsluitend een oude, grijze ‘Petersons vogelgids’ tot mijn beschikking en daarin vond ik dat de blauwe kiekendief in het Frans ‘busard Saint Martin’ genoemd wordt. Later vond ik dat deze blauwe busard (alleen het mannetje is blauw, het vrouwtje bruinig als op jouw foto) in de achttiende eeuw een ‘oiseau Saint Martin’ heette en nog eerder een ‘oisel Saint Martin’. Als jonge, misschien wat al te enthousiaste onderzoeker/vogelaar meende ik het raadsel opgelost te hebben. Met jouw informatie erbij is het weer een beetje meer zekerheid geworden! Dank! Een hartelijke groet, Maarten
Theo Janssen zegt
Leuk, Maarten! Zojuist werd ik erop geattendeerd door Jan Noordegraaf, wie anders!, dat je in 2004 in een column (Vaktaal 17, no. 4, p. 11) stelling 6 bij je proefschrift over de blauwe kiekendief uitgewerkt had. Dat was ik kwijt, Jan natuurlijk niet! Je terechte en nuttige opmerking over de foto, van de redactie overigens, ruimt mogelijk toekomstige misverstanden (bij Reynaert-kenners en bij wie niet) al meteen mooi uit de weg. Met een hartelijke groet, Theo
Walter Verniers zegt
Prachtige oplossing van een oud raadsel!
Theo Janssen zegt
P.S.
Mij was – biecht ik maar op – ontgaan wat op p. 392 in de ‘Aantekeningen’ staat:
“Overigens had de blauwe kiekendief al veel eerder in de kijker van de reynaerdistiek kunnen verschijnen. In 1923 publiceerde de Zweedse romanist Gunnar Tilander een weinig opgemerkt boek Remarques sur le roman de Renart.”
Het boek staat op https://archive.org/details/remarquessurlero00tilauoft (3838 keer bekeken, gezien op 17 augustus 2023). Kortom, ere wie ere toekomt.