Toen ik in 1988 en 1989 historische letterkunde aan de universiteit van Kaapstad ging geven, bracht collega, M.M. Walters, de statige dichter, mij voor het eerste college van de Beatty Building waar Afrikaans-Nederlands huisde naar één van de gebouwen aan de overkant. Het was klimmen, want de gebouwen lagen tegen de Tafelberg aan. De naam van dat gebouw weet ik niet meer, maar veel indruk maakte de vele opgezette Zuid-Afrikaanse vogels die ik in het voorbijgaan zag. Wat een pracht! Later besefte ik dat ik de bokmakiere, de malachite kingfisher, het Jan Groentjie, het suikerbekkie en de Jan van Gent had gezien. De schoonheid was zo exotisch dat die vogels jarenlang nog in mijn dromen vlogen.
Ik werd naar een collegezaaltje in dat vogelgebouw geleid waar zo’n 20 derdejaarsstudenten mij doodstil aanstaarden. M.M. Walters introduceerde mij hartelijk in het Afrikaans bij de derdejaars, maar zei dat ze hun oren wijd open moesten doen, want ik mocht alleen maar Nederlands spreken over een Middelnederlandse tekst. Ik moet er voor hen uitgezien hebben als een bonte exotische vogel die een vreemde taal zong. En dat uit zo’n grijs plat land ver weg. Theoretisch was dat Middelnederlands voor het Afrikaans en Nederlands even dichtbij, maar ik vreesde met grote vreze. Door de boycot was de kennis van het actieve Nederlands van spreken en schrijven al klein, laat staan van het Middelnederlands. Maar ze hadden immers in het eerste jaar een stoomcursus Praktiese Nederlands gehad, dus helemaal vreemd was die taal niet.
Gelukkig lag voor hen de syllabus die ik samengesteld had over het Middelnederlands en over de Reis van Sinte Brandaan klaar. Dat gaf houvast. Want besef, er was buiten de syllabus slechts een bord met krijt. Brandaans reis was één van mijn favorieten geweest bij de verplichte leeslijst Middeleeuwen en ik was naar de tentoonstelling in Utrecht geweest, had lezingen bijgewoond en veel artikelen erover bestudeerd. Bovendien ging vriendin-studiegenoot Clara Strijbosch op de bronnen van de Reis van Sinte Brandaan promoveren. Ik had gelukkig ook wat kleurenafbeeldingen bij me over hoe de reis van Sinte Brandaan in de Middeleeuwen uitgezien zou hebben. Prachtig. Hoeveel ze nu van de colleges over de reis van Sinte Brandaan hebben opgestoken, weet ik niet, het waren natuurlijk slimme studenten en ze zijn allemaal geslaagd voor wat toch wel een moeilijk tentamen was. Clarence P. Esau en Christopher Phillips kunnen daar misschien nog wel wat meer over vertellen.
Maar bij de volgende reis van Jan van Mandeville kon ik de honneursstudenten voor Middeleeuwen later dat jaar wel meer betrekken. Dichtbij huis! Nu hadden voorzover ik wist Brandaan noch Jan van Mandeville in hun reisverhalen de Kaap aangedaan. Maar er was met de laatste toch een link. Ik had namelijk kopieën in handen gekregen van een Middelnederlands handschrift dat in de Nationale Bibliotheek van Kaapstad lag. Ik regelde voor het handje vol studenten een excursie. We mochten dat prachtige handschrift met eigen ogen bewonderen, in het prachtige gebouw bij de oude Compagniestuinen midden in Kaapstad.
Sir George Grey, ooit gouverneur in de Kaapkolonie vanaf 1854 tot 1861, schonk bij zijn vertrek aan de National Library of South Africa een prachtige verzameling van middeleeuwse en Renaissance handschriften, en van zeldzame boeken. Hoe hij eraan gekomen was? In ieder geval doken we de oude tekst van Jan van Mandeville in, lazen er om heen, en begonnen met een gedeeltelijke transcriptie van dit unieke manuscript. Dat was onderdeel van hun opdracht. Het is een juweel van een verhaal dat in veel Europese talen is overgeleverd. Je kunt een leven lang bezig zijn met alleen al deze tekst, de achtergrond, de provenance, de fictie en de feiten, de bronnen en de stemmatiek van de vele handschriften., zeker de plaats die het Kaapse (want oudste Middelnederlandse ) handschrift inneemt, ook in verband met die andere oude Middelnederlandse vertalingen in Brussel (KBR Brussel, 720-22 en Den Haag (KB 131 B 14 en 3).
De vreemde wereld die hij tijdens zijn reizen zou gezien hebben dwars door Turkije, Armenië,Tartarije, Perzië, Syrië, Arabië,Egypte, Libië, Chaldea, Amazonië en Indië, het heilige land… Ridder Jan van Mandeville bleek een leugenaar te zijn. Hij had een mooi reisverhaal gemaakt van wat hij gelezen had. Zo beschrijft hij de gewoonten en gebruiken van andere volkeren die niet altijd even gastvrij zijn en het liefst mensenvlees eten:
Op dander zide deser valeyen staet een groot eylant, daer die liede also groot sijn als resen xxviij of xxx voet lanc ende en draghen gheen cleedder zonder van velle van beesten, diese ouer hem hangen, noch si en eten gheen broot, mar rau vleesch ende drincken melc, want si houden vele beesten. Jn dit eylant en gaet niement ghaerne noch en dar ooc ghenaken, want si eten alte ghaerne menschen vleesch lieuer dan enich ander ende en hebben ghene huse. Ende als si enighe scepe sien, si gaen ten scepe waert ende eten tfolc datter in is.
Een wel heel vreemd huwelijksgebruik was het laten ontmaagden van echtgenotes door dikbetaalde vreemde mannen die van beroep ontmaagder waren. Bij navraag zou het ontstaan zijn nadat enkele mannen bij de ontmaagding van hun eigen vrouwen, doodgebeten waren door inwendige serpenten.
Eén van de studenten was zo enthousiast dat ze haar masters wilde gaan wijden aan de Kaapse Reis van Jan van Mandeville. Een half jaar lang begeleidde ik haar, maar inmiddels was ik zwanger van een tweeling geraakt (ja, dat werden Thomas en Brandaan), was ik naar Stellenbosch meeverhuisd en moest ik door een arbeidsconflict over de slechte arbeidsomstandigheden voor (zwangere) vrouwen stoppen. Gelukkig hield ik nog wel het werk bij historische archeologie. Maar ik weet nog hoe ik tot twee dagen voor de bevalling op 13 juni 1989 in het Tygerbergziekenhuis – let wel twee dagen- samen met Jo-Ann de tekst van het prachtige reisverhaal van Jan van Mandeville nog met haar doorgenomen heb. Ondanks de dikke tweelingbuik.
Vorig jaar las ik op neerlandistiek.nl dat Willem Kuiper en Ingrid Van Outryve bezig zijn met een kritische editie van dat Kaapse handschrift. Ik raakte met hen aan de praat en hoorde dat de scriptie van Jo-Ann uit 1992 op het internet verschenen was (deel 1 deel 2).
Wat was ik blij dat Jo-Ann de klus geklaard had en ja, ook dat ze me niet vergeten was. Helaas staat het Kaapse Grey-handschrift niet online. Het is een melkkoe. De prijzen voor scans zijn namelijk gigantisch hoog. Mijn kopieën van toen zijn natuurlijk hopeloos gedateerd, de film ook. Wie, o wie wil in de Kaap wil mooie digitale scanopnames tegen een redelijke vergoeding maken van dat Kaapse handschrift en zo de wetenschap verder helpen? Stuur ze alstublieft naar wkuiper@xs4all.nl Baie dankie!
Laat een reactie achter