Belangrijkste onderdeel van de zogeheten paratekst van Boerekermis is de titelpagina. Ook het privilege behoort daartoe, waarover eerder al iets gezegd is. Nu alle aandacht voor de titelpagina.
Op de titelpagina van de Poëzy-bundel van 1715 staat de voornaam van de auteur voluit genoemd, bij Boerekermis is er van de voornaam alleen een initiaal. In 1708 leefde Rotgans nog, vermoedelijk voerde hij welbewust de regie over de presentatie van zijn werk.
In het jaar van Rotgans’ overlijden verscheen de tweede druk van zijn Willem III-epos en op de titelpagina heette de schrijver L. Rotgans. Of Rotgans daar nog de hand in had? Op de titelpagina van die tweede druk staat dat die ‘door den Dichter naaukeurig overzien en beschaaft’ is. Mag in die aanduiding ‘den Dichter’ afstand worden gelezen, dus niet ‘door my’ gecorrigeerd? Rotgans overleed in november 1710, goede kans dat Rotgans in dat jaar zijn invloed kon laten gelden.
Dat was in 1715, zeven jaar later, wel anders. Rotgans was al jaren dood en had weinig te zeggen over de manier waarop zijn naam op de titelpagina terecht kwam. Anderen, Salengre junior en vooral François Halma, beslisten voor hem: Lukas Rotgans. Mag er in de reductie van de voornaam tot initiaal afstand worden gelezen en in het gebruik van de hele voornaam nabijheid, vertrouwelijkheid? Van die nabijheid is in het voorwerk van Salengre en Halma haast onvermijdelijk sprake: wie meent over de gestorven dichter recht van spreken te hebben, zal zich begrijpelijk genoeg als een intimus presenteren en daarbij hoort vrijmoedig gebruik van de voornaam van Rotgans.
Omdat Rotgans zich op de titelpagina van zijn epos en zijn Boerekermis als L. Rotgans presenteerde, is er geen reden om die L. in de presentatie van de kermistekst in een bijzonder verband te brengen met de aard van de tekst.
Over de betekenis van het motto op de titelpagina – ‘Quantum est in rebus inane! – licht Strengholt de latere lezer nauwkeurig in. Het is een uitroep ontleend aan de eerste satire van Persius en betekent: ‘Hoeveel ijdels is er in de dingen!’ of – in de vertaling van Strengholt – ‘Hoe groot is de ijdelheid van de zaken dezer wereld!’ Voor veel christenen moet dit klinken alsof er wordt voorgelezen uit Bijbelboek Prediker. Terecht wijst Strengholt er in zijn inleiding op dat dit ‘aan Persius ontleende motto’ de lezer ‘in de sfeer van de klassieke satire’ brengt. De horatiaanse allusies, door de editeur in de tekst waargenomen, versterken de suggestie om Boerekermis als satire te lezen, als een bespotting van de onnozele gehechtheid van de mens aan ‘de dingen’.
Verreweg het intrigerendst deel van de titelpagina is de afbeelding van Constantinus. Aanvankelijk meende ik in de blijkbaar niet zo scherpe reproductie in de Strengholt-editie de naam Constanter te mogen lezen, de naam waarmee Constantijn Huygens zich vaak tooide. Ach, had Huygens niet ook satiren geschreven! Van de rest van de afbeelding kon ik niet veel maken: een verbeelding van een veldslag, ‘in hoc signo’ onder het verbeelde hoofd. Pas toen ik in Den Haag de titelpagina van het exemplaar met signatuur 758 C 37 goed kon zien, bleek dat ik me vergist had. Met de hulp van andermans ogen, ook aanwezig in de KB, kon ik ontcijferen dat er meer stond dan Constanter: Constantinus Mag. Aug. Vaarwel Huygensconnectie.
Bij thuiskomst vroeg ik een bevriende classica om raad. Die kwam vrijwel per kerende post. De afgebeelde figuur identificeerde zij als keizer Constantijn de Grote (Constantinus Mag(nus) Aug(ustus). Zijn zinspreuk luidde ‘In hoc signo vinces’ – in dit teken zult ge overwinnen – en de drie eerste woorden daarvan stonden onder het portret. Voor de slag bij de Milvische brug in Rome zag Constantijn het kruisteken (‘signo’) in de lucht. Constantijn liet alle soldaten dit teken op het schild aanbrengen en vervolgens versloeg hij zijn voorganger en rivaal Maxentius. De overwinning schreef hij toe aan de god van de Christenen. De gravure toont twee legers tegenover elkaar, gescheiden door de Tiber.
De vrouwen die Constantijn vergezellen zijn zeker de godin Minerva met helm en speer en mogelijk Vesta. Minerva is de godin van wijsheid en de tactische oorlog. Er liggen ook boeken op de grond die naar haar zouden kunnen verwijzen. De kop rechtsonder zou Medusa kunnen zijn. Haar hoofd met slangenhaar heeft de godin cadeau gekregen van Perseus.
Deze afbeelding heeft niets met de inhoud van Boerekermis te maken, maar alles met het uitgevershuis Halma. In 1710 prijkte de tweede druk van de Willem III-biografie met een vergelijkbare (maar minder uitgewerkte) afbeelding en daarbij stond als uitgeversadres van François Halma ‘In Konstantyn den Grooten’. Het uithangteken van de boekhandel droeg een afbeelding van de grote Constantijn. In 1708 had vader François Halma zijn bedrijf naar Friesland verplaatst en daarbij zijn woonhuis en bedrijf ‘op het Rokkin, omtrent de Beurs’ overgedaan aan zijn zoon Samuel. In oktober 1708 adverteerde de Amsterdamsche Courant voor Rotgans’ Boerekermis. Op dat moment was zoon Halma al overleden, zoals te lezen is in I.H. van Eeghens standaardwerk over de Amsterdamse boekhandel.
Met dank aan Jac Fuchs en Harriët Dierx
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Jacob Campo Weyerman
Rolf den Otter zegt
In de 1968 uitgave zag ik staan in het voorwoord: “In zijn bespreking van Kloos’ Daad vertelt Vermeylen hoe hij zich levendig de kennismaking met de ‘Kermis’ van Rotgans uit zijn schooljaren herinnert, daarmee impliciet van zijn waardering blijk gevend.” Kennelijk werd het gedicht eind 19e eeuw nog op school behandeld?