Met een tot vreugde stemmende regelmaat bezorgt de postbode boeiende brieven, opbeurende kaarten en soms een bijzonder drukwerk.
Zo ontving ik vanochtend het boekje Wat ik geloof, een in de nalatenschap van de auteur aangetroffen beschouwing van F.C. Terborgh, pseudoniem van de Nederlandse diplomaat in buitenlandse dienst Reijnier Flaes (1902-1981). Het is een uitgave in de fraaie reeks Saldencahiers van de Statenhofpers, met een nawoord van H.C. ten Berge (dank!).
Aan Ten Berge dank ik mijn vroegere kennismaking met het werk van deze door collega’s en critici gewaardeerde, maar door een groter publiek veronachtzaamde schrijver. Als naam leeft F.C. Terborgh nog wel voort dankzij zijn vriendschap met J. Slauerhoff. Ook zijn leven en werk waren geworteld in het interbellum, een periode die hij – anders dan Slauerhoff en veel andere generatiegenoten – kon navertellen. In het door Ten Berge geredigeerde tijdschrift Raster kreeg Terborgh – die nog in Forum had gepubliceerd – in de jaren zestig een nieuw podium voor zijn gedichten en verhalen. Tegelijkertijd bracht Ten Berge diens werk door middel van essays onder de aandacht van een nieuwe generatie lezers.
Eenzame zwervers en door doodsdrift bevangen non-conformisten bevolken Terborghs fascinerende verbeeldingswereld. Zijn stijl en verteltrant zijn van een raadselachtige helderheid. Zijn verhalen voeren hun lezers naar verre streken. Introspectie sluit een diepe betrokkenheid bij de wereld allerminst uit.
Wat ik geloof is de belijdenis van een agnost, die zich na zijn vijfenzeventigste levensjaar en in het licht van de eindigheid van het leven op aarde rekenschap geeft van zijn denkbeelden. Het uitgangspunt: niets mag op gezag van anderen worden aanvaard. Ieder zuiver denkend mens zal eigen waarden moeten ontwikkelen door bewust te leven en door op eigen kracht kennis te verwerven over wat uit het verleden is doorgegeven. Historisch bewustzijn plaatst de alom aanwezige desintegratie en zelfvernietiging in een scherp perspectief. Nogal wat bekommernissen van de oudere Terborgh zullen voor lezers anno 2023 herkenbaar zijn.
Grondstoffen nemen niet toe maar af; wij zullen nooit onbeperkt nieuwe voorkomens vinden. Onmetelijke gebieden, rijk en bloeiend in verre tijden, zijn steppen geworden of woestijn; door klimaatveranderingen, door verwoesting, door roofbouw en ontbossing: de noordelijke Sahara, Klein-Azië, grote delen van Spanje, Midden- en Zuid-Italië en Griekenland. Overal heerst erosie, men doet zijn best met man en macht om een der laatste vitale bosgebieden, de Amazonas, te vernietigen.
Ik lees dit naast het nieuwsbericht van eerder deze week, dat melding maakt van een groep Portugese jongeren die 32 Europese landen willen aanklagen vanwege de schending van klimaatafspraken.
“De chaos van nu is hem tot zijn geluk bespaard gebleven,” aldus Ten Berge in zijn nawoord.
Dat Wat ik geloof ons niet bespaard is gebleven, is een geluk. Het is een wijs boekje van een schrijver die tegen het einde van zijn leven de balans opmaakt en hoopt op evenwicht en rust – maar die (jawel, late stijl) nog iets te zeggen heeft en wordt gedreven door het in een motto verwoorde verlangen om in een nieuwe vorm “het oude bekende / en onveranderlijke nog eens samen / te vatten, te recapituleren. / De summa te trekken.”
De vitaliteit vermindert met de jaren, de behoefte een doel na te jagen, zijn wil door te zetten, de eigen mening te doen zegevieren. Men ziet het betrekkelijke van alles, het overbodige en negatieve. Men heeft nu het voorrecht op het eigen leven terug te kunnen zien – het anders te interpreteren, naar de juistheid van handelingen te vragen. Men begint een samenhang te zien, een grote constante lijn, in het goede en het kwade. Men wordt toegankelijk voor de gedachte dat ons leven op aarde ‘een doel heeft gehad’ – aan toevalligheid is onttrokken.
Laat een reactie achter