40 jaar tandeloos (34)
En dan komt, tegen het eind van de oorspronkelijk geplande trilogie De tandeloze tijd, die je zo gemakkelijk kunt lezen als een postkatholiek boek, een poging om te leven in een werreld zonder de katholieke kerk, ineens ook nog Christus ter sprake.
Ja, over Jezus is dan al een paar keer eerder gesproken. Een van de personages van deel 3 heet nota bene Gesù, en daarnaast wordt bijvoorbeeld tot twee keer toe (met verschillende details zoals in de echte Bijbel ook hetzelfde verhaal door evangelisten net wat anders wordt verteld) een anekdote verteld over dat op school Albert geloofde dat Jezus de houtkrullen die Zijn vader afschaafde, in zijn haar hing (een anekdote die ik overigens niet zo goed begrijp). Maar het duidelijkst is de discussie die Albert aan het eind van Onder het plaveisel in zijn hoofd heeft met de inmiddels overleden Thjum.
Albert legt eerst uit dat alle mensen volgens hem martelaren zijn, omdat wij allen voortdurend in ons hoofd de vreselijkste dingen meemaken – we doorstaan angsten voor allerlei verschrikkelijke scenario’s en hoewel die scenario’s gelukkig meestal niet materialiseren, blijkt er altijd wel ergens iemand te zijn die het echt zo heeft meegemaakt. Wat de angst en pijn voor ons alleen maar groter maakt:
Thjum, ik hoor het je vragen: Mag iedereen zich dus, zonder de verdenking van zelfverheffing op zich te laden, een martelaar noemen? Ja, zeg ik. En als je de lijn zou willen doortrekken: iedereen komt, op grond van zijn martelaarschap, voor een heiligverklaring in aanmerking, dood of levend, en zonder tussenkomst van de paus. Niemand hoeft als bewijs zijn wonden te laten vloeien. Aanraking door de angst is genoeg. Ook ik kom er niet onderuit. Alleen al mijn afstamming van de menselijke soort, die broederschap van de angst, maakt mij tot een martelaar. Plechtig en in alle nederigheid, Thjum, verklaar ik mezelf hierbij heilig.
Albert, ik voel waar je op af wilt. Ik lig hier te midden van net zoveel heiligen als de ingebeitelde namen op hun grafstenen doen vermoeden. De grootste angsthaas van allemaal, wou je zeggen, en daarmee de grootste heilige, was Jezus Christus… Natuurlijk, Hij was zo schrikachtig, stelde zich bij elke stap die Hij deed zoveel voetangels voor, zoveel gevaren, dat Hij al op jonge leeftijd het gevoel had het lijden van de hele wereld te dragen. De omstandigheid dat Hij de lijdensbeker onafgebroken net aan Zich voorbij zag gaan, maakte Hem tot de ideale figuur om alle zonde en pijn van de mensheid op Zich te nemen.
Is Christus heilig? Het postkatholieke antwoord, de ultieme poging het christendom te seculariseren, is: jazeker, want wij zijn allen heilig. Christus was alleen maar de grootste empathicus van allemaal, die zich alles kon voorstellen wat iemand anders overkwam, wat iemand anders deed.
En daar hebben we de paus niet voor nodig.
Je kunt je een wereld zonder God voorstellen als een wereld waarin je als übermensch vrolijk lachend zelf het middelpunt vormt. Maar in De tandeloze tijd probeert Albert Egberts de aandacht voor het lijden te behouden zonder bovennatuurlijke instantie – de mens blijkt ook zonder God nog zondig, en schuldig, maar tegelijkertijd, en juist daardoor heilig. (Mysterium fidei.).
Een christendom zonder monotheïsme wordt vanzelf polytheïstisch – misschien is niet alles goddelijk (pantheïstisch zijn we niet), maar alle mensen zijn het wel. Je zou eventueel zelfs kunnen denken dat dit is wat de oorspronkelijk geplande trilogie heeft doen ontploffen: een drieëeenheid, drie boeken over een en dezelfde persoon, hebben geen betekenis meer. Het boek kan alleen nog maar een hagiografie worden van zoveel mogelijk personen. Albert Egberts blijft de centrale figuur van de reeks, maar feitelijk gaan alle delen na deel 3 over iemand anders – allemaal heiligen in de broederschap van de angst.
Robert Kruzdlo zegt
Ja, zo stelt de schrijver de mens voor: door een ‘ander niet in verheffing bekoord’ en moet hij hét zelf doen. Ondoenlijk vol voetangels lijkt mij ook nog dat ik als lezer eraan (moet, met een zachte M.) moet spiegelen. Wat mis ik in deze tekst is het instinct om mensen te verheffen tot betere mens te maken, zo hun eigen gevoel kan floreren. Dit is geen ‘postkatholieke’ literatuur, eerder een interpretatie van…
Het schilderij van Dali heeft twee perspectieven: je kijkt naar de horizon en je kijkt tegelijk van bovenaf. Dali heeft hiermee willen vertellen dat er twee mogelijkheden zijn: wegkijken en erop neer kijken.
De schrijver doet dit niet. Wat hij, een aartje naar zijn vaartje, bedoelt is het overtreffende trap van associaties: Het houdt in, de afschaffing in der retorica als kunst om emoties op te wekken met behulp van gezwollen volzinnen, logorrhoea en opeenhopingen van beeldspraken. Dit bedoel ik in positieve zin. Dus niet in afwijkende zin.
De schrijver en zijn logorrhoesa is de nieuwe Christelijkheid in de literatuur. Je ziet twee horizonten zonder je eigen positie te beschrijven. Het is wachten op de herrijzenis van de literatuur door een andere vorm van.
Voorlopig moeten we het hiermee doen. Postlogorrhoesa. Dank en Amen