Een zomer vrij van nut (12)
Tot nu toe in Een zomer vrij van nut. In februari 2027 is Sanne de Bree aangetreden als universitair docent bij de afdeling Nederlandse Taal en Cultuur. De komst van kunstmatige intelligentie heeft alles veranderd, we hebben hier duidelijk te maken met sciencefiction: iedereen heeft een oortje in waarin kunstmatige intelligentie de drager in diens eigen stem van alles inspreekt en examineren is zinloos. Heeft onderzoek doen nog wel zin? Wie schrijft dit feuilleton eigenlijk?
Toen het inmiddels maart geworden was, waren al Sannes collegezalen helemaal leeggelopen. Het vreemde was dat de studenten wel bleven komen, maar op het plein voor het collegegebouw in de zon zaten als het mooi weer was, en het koffiehuis CoffeeCampus als het regende. Barista’s schuimden melk op met de precisie van een chirurg terwijl ze luisterden naar de zoveelste student die een existentialistische crisis doormaakte omdat hij niet kon beslissen welke soort melk het beste bij zijn latte macchiato paste.
Eén van de studenten, Josse, nodigde haar uit om mee te gaan als hij haar zag, maar Sanne ging ervan uit dat vriendschappelijke omgang met studenten niet tot haar werk behoorde. Bovendien: op de websites stond nu al dat de universiteit beter een funiversiteit kon heten. “De enige academische activiteit die nog plaatsvindt is het fanatiek vastleggen van zonnebadmomenten op sociale media, met hashtags als #StudyingUnderTheSun en #TanningTheories”, schreef De Telegraaf (de enige nog overgebleven Nederlandstalige nieuwswebsite). Iemand moest toch bewijzen dat er nog wel degelijk serieus werk werd gedaan?
Haar Instagram-account, ooit stiekem begonnen op de mobiele telefoon van een vriendin toen ze 9 was, had ze inmiddels opgedoekt.
Het was wel een beetje de vraag wat dat dan wel was. Onderzoek doen? Maar vooral kwantitatief onderzoek, het verslinden van enorme hoeveelheden data en daar dan met statistische methoden patronen in ontdekken, dat kon de computer inmiddels eigenlijk beter. Sanne had op advies van haar collega’s een cursus prompting voor the humanities gedaan, waar je leerde om goede prompts te schrijven om de stem in je oor tot zo goed mogelijk onderzoek te bewegen.
Bij economie, werd er gezegd, publiceerden sommige onderzoekers inmiddels op deze manier twee artikelen per dag, in hoofdzakelijk door kunstmatige intelligentie geredigeerde, tijdschriften. “Meer dan twee is niet goed”, had een van hen tegen de universiteitskrant uitgelegd, “je moet je eigen werk ook nog wel kunnen lezen, vind ik, om het een beetje ethisch verantwoord te houden.”
Sanne ging wel elke dag naar kantoor. Ze had immers een baan. Ze nam een thermoskan met koffie mee, en sprak wat met collega’s. Ze las af en toe een boek, maar ze wist ook eigenlijk niet wat ze daar dan over zou moeten schrijven. Als ze het aan haar oor vroeg – ‘Wat moet ik schrijven over Cassandra van Niña Weijers? Het is een briljant boek, maar wat zou ik erover kunnen zeggen dat kunstmatige intelligentie er niet over zou kunnen zeggen.’
‘Je hebt nu mijn grenzen bereikt’, zei Sannes stem in haar oor. ‘Ik kan niets schrijven dat kunstmatige intelligentie niet kan schrijven.’
Schrijf een satirische passage over een koffiehuis voor studenten
Bing: Het koffiehuis, ooit een plek voor serieuze discussies en intellectuele uitwisseling, was nu een soort natte droom voor hipsters geworden. Barista’s schuimden melk op met de precisie van een chirurg terwijl ze luisterden naar de zoveelste student die een existentialistische crisis doormaakte omdat hij niet kon beslissen welke soort melk het beste bij zijn latte macchiato paste.
Laat een reactie achter