‘Hoe kan je jonge lezers een opstapje geven tot het lezen van de grote gevestigde literaire kanonnen?’ Met deze vraag als uitgangspunt stelden vier dichters een bloemlezing samen uit de canon van de Nederlandstalige poëzie, met Vlaamse en Nederlandse ‘kanonnen’ als Vondel, Minne en Vasalis. Maar de sprankelende bundel Wees welkom boven op mijn beste hoed doet meer dan dat. Behalve een bloemlezing is het ook een rondwandeling door de poëziecanon aan de hand van vier goede gidsen, Daniel Billiet, Jos van Hest, Gil vander Heyden en Bette Westera.
Omdat veel van de geselecteerde gedichten ver van lezers van nu afstaan bevat de bloemlezing ook persoonlijke toelichtingen bij de gekozen gedichten: een introductie van het gedicht, de dichter, en vaak een eigen leeservaring. Elk gedicht is voorzien van een viertal nieuwe verzen die door de auteurs geschreven zijn in reactie op het gebloemleesde gedicht. Oftewel: ‘een klavertjevier van nieuwe jeugdgedichten die de oude verzen nieuw leven inblazen.’
Poëtische dialoog
Deze dialoog tussen jeugdliteratuur en canon levert prachtige dialogen op: het gedicht ‘Aanmoediging’ van Jos van Hest bijvoorbeeld, dat hij schreef in reactie op Nijhoffs Het kind en ik. Van Hest moedigt de lezer aan om, als je je somber voelt door ’troebel verdriet,’ naar jezelf te kijken en ’tot op de bodem te gaan,’ waar je het kind tegenkomt ‘dat je bent, dat je was en dat je wordt’. Dit is een kind ‘dat regels schrijft die alleen jij kunt lezen en later zult schrijven.’
Net als in andere dialogen legt de dichter hier een betekenislaag bloot in het gedicht die leerlingen die Nijhoff lezen er niet meteen uithalen. Dit laat zien dat je als docent geen alwetende verteller hoeft te zijn die de gedichten voor leerlingen verklaart. Je kunt ook een ander gedicht gebruiken als opstapje naar een interpretatie (en bij andere teksten net zo goed). Dit maakt een les over poëzie interactiever: leerlingen krijgen handvatten om zelf betekenis te geven aan gedichten, doordat ze vier poëtische interpretaties of reacties zien bij een canoniek gedicht.
Oude gedichten voor jonge lezers
‘Oude gedichten lijken weerbarstig, ze laten zich niet zo vlot lezen,’ schrijven de dichters in de inleiding. Maar hun benadering laat zien dat deze weerbarstigheid niet weggepoetst, hertaald of opgelost hoeft te worden. Zelfs niet voor jonge lezers. Neem dus als docent niet alle hindernissen weg, maar voeg ‘een opstapje, hulpstuk of steunwieltje’ toe. In deze bundel vervullen de jeugdliteraire gedichten deze functie.
Maar sommige oude gedichten blijken hoe dan ook nog springlevend. Aan de sneeuw bijvoorbeeld, van Constantijn Huygens, waarin sneeuw op vier verschillende manieren beschreven wordt; ‘Droog water, koele wol, wit roet, gehakte veren/wees welkom boven op mijn beste hoed en kleren’. Waarom staat dit gedicht niet in alle schoolboeken, vraag je je af, het nodigt zo uit om met een klas te gaan schrijven over sneeuw. Juist ook met kinderen van een jaar of 12, de doelgroep van deze bundel. Jos van Hest legt in zijn toelichting uit wat een puntdicht is en wijst lezers op de tegenstellingen in de vier beschrijvingen van sneeuw. Maar dit gedicht heeft verder eigenlijk geen zijwieltjes nodig, al is het een grote verdienste van deze bundel dat je ervaart hoe vanzelfsprekend deze canonieke gedichten in een aanbod voor jonge lezers passen.
Opstapjes naar canongedichten
Daniel Billiet, die eerder een bloemlezing van Guido Gezelle samenstelde ‘voor kinderen van alle leeftijden,’ merkt op dat ook veel volwassenen beroemde gedichten uit de canon niet meer kennen. Wees welkom laat zien dat dit een gemis is, maar dat niks je in de weg staat om er morgen mee te beginnen in de klas. Laat deze bundel je gids zijn. Neem een gedicht uit de bundel. draag het voor, licht het kort toe en laat leerlingen in groepjes praten over de overeenkomsten tussen de vier jeugdgedichten en de voorgedragen klassieker.
Die aanpak is heel waardevol, ook voor leerlingen in de bovenbouw. Bij de idioot in het bad van Vasalis, echt een schoolcanongedicht dat leerlingen meestal moeten analyseren in de bovenbouw, laat de aanpak van Wees welkom een andere invalshoek bij Vasalis’ klassieker zien. Praat niet over formele kenmerken maar geef leerlingen twee gedichten: Vasalis + Bette Westera’s gedicht ‘Toen alles nog klopte,’ waarin ze, vanuit het perspectief van Vasalis hoofdfiguur, de verloren wereld van de baarmoeder beschrijft, ‘warm, zacht en roze,’ een wereld van heelheid zonder eenzaamheid, een kloppend hart en zachtjes wiegen. Dit nodigt veel meer uit om het over de betekenis van het gedicht van Vasalis te hebben dan een analyse van de vormkenmerken, die gebruikelijk is in de bovenbouw.
Naast deze poëtische dialoog zijn ook de persoonlijke toelichtingen bij de gedichten heel waardevol. Jos van Hest beschrijft bij ‘Hebban olla vogala’ hoe zijn docent Nederlands deze toverspreuk op het bord schreef en zijn klas liet puzzelen op de betekenis. Bette Westera schrijft over haar ontdekking van de poëzie van Paul van Ostaijen, in een boek van Tonke Dragt. Ze was meteen verkocht. Ik wens alle scholen een exemplaar van deze bundel toe zodat docenten leerlingen welkom kunnen heten in de canon van de poëzie.
Laat een reactie achter