40 jaar tandeloos (39)
Het is om een aantal redenen belangrijk dat Ernst Quispel een protagonist is van enkele delen van De Tandeloze Tijd, te weten Advocaat van de hanen en Kwaadschiks, maar een belangrijke reden is dat hij zoveel lijkt op Albert Egberts, in ieder geval in zijn neiging tot zelfdestructie – de overgave aan overmatige drank, drugs en seks, al is dat bij Quispel slechts periodiek – en in zijn afschuwelijke gedrag tegenover vrouwen. (Allebei die typen gedrag worden in de cyclus naar het extreme gevoerd door Nico Dorlas in Kwaadschiks.)
In het laatste is Quispel misschien nog wel erger dan Albert: er komt in Advocaat van de hanen een ijzingwekkende scene voor van psychologisch en fysiek geweld tegen zijn vrouw Zwanet. Zij zegt eigenlijk nooit iets over zijn jaarlijkse uitspattingen of alle ontrouw die ermee gepaard gaat, maar er zijn momenten – misschien vroeger of later in het jaar – waarin zij ineens woedend wordt en verbaal ruzie uit haar slof schiet. Ze begint dan tegen hem te schreeuwen, waarop Quispel haar in elkaar slaat en vervolgens dit voor zichzelf goed praat. Ja, hij meet zichzelf zelfs de slachtofferrol aan:
Tegelijkertijd kwam, vies lauw, het zelfmedelijden in hem omhoog. Zij immers bracht hem hiertoe, tot dit gedrag dat niet bij hem paste, dat hij tot kotsens toe afkeurde. Zij tartte hem, en zichzelf erbij, tot zijn hand op eigen kracht uitschoot naar het gave gezicht dat nu zo lelijk en hatelijk stond.
Victim blaming werd zelden zo welsprekend verwoord. Het is het soort gedrag dat Albert Egberts sr. vertoonde tegen zijn vrouw, die net als Zwanet ook altijd een toonbeeld was van zelfbeheersing en berusting, maar dan toch een enkele keer kwaad werd, en ook ten overstaan van de jonge Albert een aantal keer geslagen werd of fysiek bedreigd.
Als Albert dit gedrag had vertoond, kon je het niet goedpraten, maar wel in dat licht van die familiegeschiedenis pyschologisch duiden. De zoon is zo beschadigd door zijn onmacht om zijn moeder te beschermen – dat gevoel komt in de cyclus ook af en toe expliciet aan de orde – dat hij later zelf alleen denkt te kunnen overleven door vrouwen hardhandig op een afstand te houden. Vrouwen moeten een gaaf gezicht hebben, lief zijn, hun plaats weten, anders kan de man er niets mee beginnen.
Maar Quispel heeft nu juist een totaal andere achtergrond dan Albert. Zijn vader was geen fabrieksarbeider, maar advocaat. We komen over zijn jeugd verder niet heel veel meer te weten, maar er is weinig reden om te denken dat hij soortgelijke trauma’s heeft opgedaan. Zijn gedrag is daarmee niet alleen onacceptabel, maar ook onbegrijpelijk, behalve uit het impulsieve van zijn karakter, het verwende ervan (het ’tweede boek’ van Advocaat van de hanen heet ‘blasé’).
Quispel is in sommige opzichten de anti-Albert. Waar Albert Egberts meestal Albert wordt genoemd door de verteller, heet Ernst Quispel meestal Quispel, je komt alleen daardoor hem al minder dichtbij. Hij is niet alleen verwend, maar ook nog een opportunist, die zijn carrière links begint (‘om zich af te zetten tegen zijn vader’, die een commerciëel bureau had) om binnen de kortste keren zich zelf moedwillig te verstrikken in de wereld van het geld. Een kind van de jaren 80.
En tegelijkertijd lijken ze toch ook veel op elkaar. Misschien doet achtergrond er toch minder toe.
Laat een reactie achter