Nr. 249 uit de Klassieker-reeks van poëzietijdschrift Meander
De bruid
Hij is mij duizendmaal. Zoveel momenten
als in een spiegel ik hem binnenkwam,
en hij mijn beeld van hoofd tot voeten nam,
het niet te noemen wist, maar reeds herkende,
werd hij mij meer; werd mijn verblindheid hopen,
mijn twijfel en mijn hoge zegepraal
gesloten mond en ogen, zoveel maal,
dat ik niet meer uit hem vandaan kan lopen.
Hij is om mij een vijver stilstaand licht
en draagt voorgoed mijn binnenste gezicht.
Ik kan mij niet meer uit zijn spiegel breken.
En nog, als ik hem zo gebroken had,
hield elke splinter mij geheel omvat
omdat ik hem in ieder deel beteken.
Harriet Laurey (1924–2004)
uit: Loreley (1952)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag gratis een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter