Verslag Voortvarend Nederlands Virtueel. Aflevering 3
IVN-directeur Anne Sluijs heet de deelnemers welkom en stelt de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek kort voor. De webinarreeks ‘Voortvarend Nederlands Virtueel’ wordt georganiseerd door de IVN, met financiële steun van de Taalunie, en heeft onder meer als doel kennis te delen en de neerlandistiek een grotere zichtbaarheid te geven. Het bijzondere van dit specifieke webinar is dat het onderwerp ervan inspiratie kan bieden voor zowel het academisch onderzoek als de lespraktijk. Anne Sluijs geeft het woord aan moderator Christine Sas.
Zij stelt zich op haar beurt voor. Christine Sas draagt vele petjes: ze is bestuurslid van de IVN, voorzitter van de Association for Low Countries Studies (ALCS) en docent Nederlandse taalverwerving aan het University College London. Daarnaast is ze zelf auteur van een lesboek. Met Gerdi Quist en Dennis Strik schreef ze de Routledge Intensive Dutch Course (2006). Met Dietha Koster als hoofdonderzoeker en met medewerking van Gerdi Quist, Anna Pot, Zahroh Nuriah en Twan Zegers nam ze deel aan een groot onderzoeksproject naar diversiteit in NVT-lesboeken. De resultaten daarvan zijn onder andere te vinden in Internationale Neerlandistiek 2023/2, waar ze aangevuld zijn met bijdragen van John Gray, Keisha Wiel en Marie Rickert. Er wordt daarnaast werk gemaakt van een artikel waarin vijf lesboekenauteurs geïnterviewd worden over de manier waarop ze met diversiteit zijn omgegaan. Christine Sas geeft het woord aan Dietha Koster om het onderzoek voor te stellen.
De representatie van diversiteit
Koster formuleert eerst een antwoord op de vraag waarom de representatie van diversiteit belangrijk is. Aan de hand van een foto van een wit meisje voor een rek vol zwarte poppen maakt ze helder dat het moeilijk is om te functioneren in een wereld waarin je jezelf niet herkent. Dat geldt ook voor leerlingen in de klas. Klasgroepen worden in en buiten de Lage Landen steeds diverser. Om leerlingen mee te krijgen in je verhaal, is het belangrijk dat ze zich kunnen herkennen in het lesmateriaal. Daarom verdient het aanbeveling het lesmateriaal op maat te maken van de grote diversiteit aan leerlingen die een klasgroep tegenwoordig heeft.
De theorie
Christine Sas vraagt Dietha Koster welke theorieën ondersteuning bieden aan haar onderzoek naar diversiteit. Koster verwijst in haar antwoord naar drie denkers. 1. Stuart Hall bedreef als eerste de zogenaamde ‘cultural studies’ en zocht naar de representatie van ideologische opvattingen in de populaire cultuur.
2. Judith Butler vroeg aandacht voor ‘gender’ en definieerde gender als een eigenschap die voortdurend geperformed wordt. 3. Kimberlé Crenshaw muntte het begrip ‘intersectionaliteit’ en constateerde dat verschillende diversiteitscategorieën (bijvoorbeeld gender en diversiteit) vaak met elkaar samenhangen.
In het in IN 2023/2 beschreven onderzoek hebben Dietha Koster en haar collega’s de zes meest gebruikte lesboeken Nederlands als Vreemde Taal onderzocht. Ze gingen de illustraties na en telden hoeveel mensen van kleur en hoeveel witte mensen daarop afgebeeld waren. Ze constateerden dat slechts vier procent van de afgebeelde mensen iemand van kleur was, een aantal dat veel lager ligt dan in de demografische samenstelling van het Nederlandse taalgebied. Bovendien werden die weinige mensen van kleur ook nog een gerepresenteerd in rollen met een lage status (bijvoorbeeld als ober of met nadruk op hun migratieachtergrond ).
Het onderzoek
Daarnaast werd ook gekeken naar talige diversiteit in de in de lesboeken weergegeven dialogen. Die was quasi onbestaande, merkten de onderzoekers: de enige variant die gehanteerd werd, was het (Nederlandse) Standaardnederlands.
Een voorbeeld
Christine Sas gaat dieper in op een voorbeeld uit haar eigen lesboek. Bij de weergave van een groepsgesprek over het al dan niet verbieden van de hoofddoek in de klas heeft de uitgever een illustratie geplaatst. Dat heeft de uitgever op eigen initiatief gedaan, de auteurs hebben zelf geen contact gehad met de illustrator. Op de (zwart-wit)afbeelding zie je vijf leerlingen in een klas. Eén meisje draagt een hoofddoek. Ze zit wat weggedoken in een hoekje. Sas is niet onverdeeld gelukkig met de manier waarop dat meisje is afgebeeld, als spreekbuis van de moslimgemeenschap, in een defensieve rol geduwd. Eén leerling heeft dat onbedoeld heel duidelijk gemaakt. Uit verveling
heeft hij de tekening ingekleurd en voorzien van tekstballonnen. ‘Wat zit ik hier te doen?’, vraagt Amina zich volgens hem af. Dat gevoel is precies wat lesgevers moeten vermijden. En dat kunnen ze door bewuster om te gaan met diversiteit. In een volgende editie van de Routledge Intensive Dutch Course zou de afbeelding best weggelaten worden, concludeert Sas. Maar nog belangrijker is dat het hele lesboek herzien wordt en dat er aandacht besteed wordt aan de representatie van verschillende soorten leerlingen.
Dietha Koster zegt dat deze benadering niet als doel heeft de uitgevers te bekritiseren. Die ambitie heeft een wetenschapper niet. Wat hij wél doet, is patronen blootleggen en nagaan hoe we die patronen kunnen doorbreken of er anders mee om kunnen gaan. Dat sluit aan bij wat de UNESCO en Nederlandse beleidsteksten voor NT2-docenten vragen. Deze worden geacht hun materiaal kritisch te evalueren. Het is dus van belang aan te stippen dat een onderzoek naar lesboeken niet meer is dan een startpunt. Even relevant is het na te gaan hoe die in de praktijk gehanteerd worden. Daar wordt hieronder nog op ingegaan.
Gender in lesboeken
Koster en haar collega’s onderzochten tevens de representatie van gender in lesboeken tussen 1970 en 2018, meer bepaald in hoofdstukken over het thema ‘Werk’. Opvallend is dat er weinig evolutie in zit: werkende vrouwen blijven in een halve eeuw lesboeken systematisch op de achtergrond. Als ze al verschijnen, dan meestal in stereotiepe rollen met een lage status (verpleegster, secretaresse). Die stereotypering treft echter niet alleen vrouwen. In hoofdstukken met als thema ‘familie’ komen zo goed als alléén vrouwen aan het woord. Daarin zijn mannen dan weer ondervertegenwoordigd. Mensen met een andere seksuele oriëntatie worden, op één uitzondering na, helemaal niet gerepresenteerd. Dat is precies wat John Gray in zijn bijdrage aan het themanummer bedoelt met erasure: het uitwissen van bestaande verschillen, in dit geval op het vlak van seksuele oriëntatie.
Wat denken en doen lesboekenauteurs?
Eén zaak is wat er in de lesboeken staat, een andere wat docenten in de praktijk doen. Daar is echter nog nauwelijks iets over bekend, weet Koster. Daarom interviewde ze voor haar onderzoek verschillende lesboekenauteurs. Opvallend is dat het Europees Referentiekader voor Talen volgens de meeste auteurs geen stimulans biedt voor het ingaan op diversiteit in de vreemdetaallessen. Opvallend, omdat dat kader expliciet stelt dat taal- en cultuuronderwijs moet ingaan op diversiteit. Maar auteurs zijn gefocust op het aanleren van taal en cultuur; diversiteit wordt gezien als een bijzaak. Diegenen die er toch op ingaan, doen dat omdat ze het zelf belangrijk vinden. Christine Sas begrijpt de lesboekauteurs wel: er moet al zoveel gedaan woorden. Juist daarom moet worden nagegaan hoe diversiteit geïntegreerd kan worden in het lesmateriaal, eerder dan eraan toegevoegd als een extraatje.
Resultaten uit Noordrijn-Westfalen
Samen met studenten uit Münster voerde Koster onderzoek naar genderdiversiteit in de lespraktijk van negen docenten Nederlands als Vreemde Taal in Noordrijn-Westfalen. Leraren bleken drie mogelijke gedragingen te vertonen tegenover de genderrollen in het lesmateriaal. Een grote meerderheid thematiseerde die niet expliciet en negeerde de in het boek voorgestelde genderrollen (houding 1: negeren). Andere docenten bevestigden de voorgestelde rollen of
draaiden ze juist om (houding 2: bevestigen of omdraaien). Een voorbeeld van een omdraaiing: na een dialoog tussen een boer en zijn zoon, nagespeeld door twee mannelijke leerlingen, vertelde een docent erbij dat de dialoog evengoed had kunnen plaatsvinden tussen een boerin en haar dochter. Op deze manier thematiseert de docent de in het lesmateriaal aangebrachte genderrollen en laat hij de leerlingen actief nadenken over diversiteit. Een derde verbale gedraging (houding 3) is het genderen van op zich ongegenderde woorden. Zo heeft één docent het over een kostuum ‘voor de man’ en een jas en een rok ‘voor de vrouw’. Op die manier bevestigt ze bestaande genderstereotypen.
De conclusie van het onderzoek is enigszins hoopgevend. Het laat immers zien dat een kleine toevoeging van de docent al kan volstaan om diversiteit te thematiseren, zelfs als dat in het beschikbare lesmateriaal niet gebeurt. Die boodschap willen Koster en Sas uitdrukkelijk brengen.
AI en diversiteit
Dietha Koster vraagt aan Christine Sas, die bekend is met kunstmatige intelligentie, of zij kan zeggen of AI diversiteit kan stimuleren. Sas verwijst naar een klein onderzoekje dat ze deed op AI-beeldgenerator Dall-E 2. Daar liet ze drie zoekfuncties in los: (1) ‘ouders met kind in het stadspark van Antwerpen; (2) ‘dokter en patiënt in de spreekkamer’ en (3) ‘medewerker Albert Heijn Utrecht’. Wat blijkt? Bij zoekopdracht (1) tot Dall-E uitsluitend heteroseksuele, waarschijnlijk witte ouderparen. De resultaten van zoekopdracht (2) zijn diverser en laten zowel mannen als vrouwen zien en zowel witte mensen als mensen van kleur. Voor zoekopdracht (3) toont Dall-E dan weer alleen witte AH-werknemers.
Die resultaten zijn niet verwonderlijk, vindt Sas. Kunstmatige intelligentie werkt immers op basis van wat er al is. Stereotypen die vaak voorkomen, worden door AI gewoon herhaald. Wil je ‘diversere’ resultaten bekomen, dan moet je weten dat de norm gereproduceerd wordt en specifiekere zoekopdrachten gebruiken. Een voordeel van Dall-E is wel dat het gaat om copyrightvrije beelden, zolang de docent bij gebruik vermeldt dat ze gegenereerd zijn door Dall-E.
Concrete tips voor NVT-docenten
Christine Sas verwijst naar een good practice aan de UCL. De verschillende taaldocenten kwamen daar overeen om in de les over persoonlijke voornaamwoorden niet alleen de gegenderde, maar ook de genderneutrale voornaamwoorden aan bod te laten komen. Om het bewustzijn over diversiteit te stimuleren in de klas, stelden ze een driestappenplan voor docenten op. Dat ziet er als volgt uit:
1. Analyseer het lesmateriaal en de klaspraktijk (Wie is er zichtbaar, wie niet? Wat doen de zichtbare groepen?)
2. Stel je eigen veronderstellingen ter discussie. Wees je bewust van je eigen normativiteit. Pas vervolgens je lessen aan en maak ze inclusiever.
3. Stel de hele maatschappij en de hele wereld in vraag. Stel vragen, zet aan tot reflectie
Docenten kunnen zich er bewust van worden dat de les zelf een hele transformerende ervaring kan zijn, waarin veronderstellingen en normen uitgedaagd worden. Stel: in het lesboek wordt gezegd dat Micha een vraag stelt. Een leerling kan daarop reageren met de vraag: ‘Is Micha een jongen of
een meisje?’. De docent kan tot reflectie aanzetten door de vraag terug te kaatsen: ‘Of is Micha non-binair?’ En: ‘waarom wil je dat weten?’.
Kritische vragen weerlegd
Christine Sas confronteert Koster met een opmerking die ze hoort bij veel taaldocenten. ‘Zijn jullie niet al te idealistisch met die nadruk op diversiteit’, vragen ze zich af. ‘Waarom willen jullie de wereld veranderen? Wij geven toch taalles?’ Koster kent deze reactie. Maar waar zij ‘idealisme’ associeert met de hang naar een ideaal dat heel ver weg ligt, blijkt uit haar onderzoek dat docenten heel veel kunnen veranderen met hele kleine ingrepen. Het ‘ideaal’ ligt dus binnen handbereik.
Sas vermeldt nog een andere vraag die ze kreeg naar aanleiding van haar onderzoek: ‘is het tellen van witte en niet-witte mensen niet een beetje simplistisch?’. Dat is het misschien wel, antwoordt Koster, maar het is een begin. Gayatri Spivak heeft het over ‘strategisch essentialisme’, en dit is daar een voorbeeld van. Dit soort onderzoek kun je doen om patronen bloot te leggen. Maar het is natuurlijk van belang om naast het kwantitatieve ook het kwalitatieve te gaan onderzoeken. En de intersectionaliteit, vult Sas aan.
Dietha Koster en Christine drukken de hoop uit dat dit webinar de deelnemers heeft doen nadenken over hun omgang met diversiteit. Zie aandacht schenken aan diversiteit niet als weer iets dat opgelegd wordt, raden ze aan, maar breng het in de praktijk. Wie dat doet, zal vanzelf merken hoezeer die aandacht de taallessen kan verrijken. Tot slot worden de deelnemers bedankt, net als de organiserende instanties (de IVN en de Taalunie).
Verslag door Bart Van der Straeten in opdracht van IVN.
Laat een reactie achter