Walgelijk is het leven van een kind,
het is altijd onderworpen, het wordt altijd behandeld
als een dwaas dier.
Niemand neemt de eenvoudigste beleefdheid in acht
wanneer het iets zegt of vraagt.
Ze praten over je alsof je een hond bent die niets kan horen,
ze duwen je weg, wanneer ze hun vervloekte ruches dragen.
Ze huilen boven je hoofd als ze zich willen beklagen
en ze denken dat je het niet begrijpt.
Alles merk je op en zij merken niets,
je ziet hun ontrouw, hun bedrog,
je hoort hen over je vader praten als hij er niet bij is.
Je snuift hun erotiek
en je zwijgt.
Maar bespeuren ze dat je ’s nachts wakker ligt
en hen met open ogen haat
omdat ze kletterend lachen op de gang?
Ze lachen, ze ruisen lachend voorbij.
Alfred Kossmann (1922-1998)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag gratis een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter