De woorden in onze taal, zo wil de traditie van het structuralisme, hebben alleen maar betekenis in een netwerk van betekenissen: iets ‘is’ iets omdat het niet iets anders is. Maar die verschillen tussen betekenissen, voegde het deconstructivisme eraan toe, laten vaak geen zuivere binaire verhouding zien: een van de twee is een ontkenning van de andere waarbij de aanwezigheid van de andere wordt verondersteld; een van de twee heeft, om welke reden dan ook, meer waarde dan de andere. Het begrippenpaar natuurlijk – onnatuurlijk, nogal relevant in dit verband, maakt het meteen duidelijk: wat natuurlijk is, is gegrond op een biologische orde, of een kosmische orde, of een van God gegevene. Wat onnatuurlijk is, of zelfs tegennatuurlijk, gaat daar tegenin en dankt zijn kwalificatie alleen aan die oppositie.
De dynamiek speelt overal. De romantische decadentie, waartoe Reve zichzelf rekende, en de romantische ironie danken hun betekenis aan de ‘gewone’ romantiek van de mooie, grote gevoelens; de speelsheid en onthechte distantie van camp veronderstellen de ernst en diepe persoonlijke betrokkenheid van de makers van alle andere kunst. De ene betekenis gaat aan de andere vooraf en in deze gevallen blijft ze de eerste in de hiërarchie – voor alle betrokken partijen. Campliefhebbers koesteren de tegenstelling; romantisch-decadenten voelden zich een verfijnde uitzondering.
Maar zo’n verweving van betekenissen kan ook worden opgelegd en dat gebeurt wanneer hij wordt gekoppeld aan een andere hiërarchie: een orde die, waarop gebaseerd ook, aanvaard wordt binnen een cultuur. In abrahamitische religies wordt de vrouw geschapen na de man – ‘mannin’ zelfs in de Statenvertaling- , en dat rechtvaardigt een patriarchale samenleving. Op biologische of culturele noties gebaseerde ideeën over superioriteit rechtvaardigen racisme. En natuurlijk spelen noties over natuurlijkheid een rol bij wat er ook gedacht en beargumenteerd wordt op het gebied van gender. Het zijn inzichten die de laatste decennia de grondslag vormen voor veel van het onderzoek aan Letterenfaculteiten.
Gerard Reve werd geboren in 1923. In de samenleving waarin hij opgroeide, was heteroseksualiteit de norm. Meer dan een norm: een vanzelfsprekendheid. In een interview uit de jaren zestig vertelt Hanny Michaels dat zij het was die de moeder van Reve inlichtte over zijn homoseksualiteit: ‘Ze wist nauwelijks dat die mensen bestonden.’ Reves moeder was geen onnozele vrouw. Reve zelf was pas in staat om zijn homoseksualiteit te erkennen na bezoeken aan een psychiater en een huwelijk. Toen Op weg naar het einde was verschenen, kreeg hij stapels brieven van lezers die voor het eerst lazen wat ze altijd verdrongen hadden.
Wat doet verdringing met een individu? Wat gebeurt er als een individu zich gedraagt volgens een norm die wordt opgelegd en waaraan het nooit kan voldoen? In de sociologie van minderheden is het begrip ‘dubbel bewustzijn’ een sleutelbegrip: in het begin van de twintigste eeuw gebruikte W.E.B. Dubois het om zijn ervaring en die van andere zwarte Amerikanen te beschrijven in een maatschappij waarin een heel ander bewustzijn, dat van witte superioriteit, de standaard was. Wie met een dubbel bewustzijn naar zichzelf kijkt, kijkt óók met de blik van een ander. Wie in een maatschappij rondloopt waarin ‘anderen’, al is het alleen maar numeriek, de overhand hebben, kan aan die blik niet ontkomen. Een tegenstelling die alleen maar een maatschappelijke tegenstelling zou moeten zijn, wordt geïnternaliseerd.
Heeft Frits van Egters last van een dubbel bewustzijn? Is zijn beleving van seksualiteit zo manifest afwezig omdat ze strijdig is met een geïnternaliseerd beeld van seksualiteit? De vraag stellen is haar beantwoorden. Interessanter is wat er gebeurt in Op weg naar het einde waarin tegenstellingen volop worden uitgeleefd in thematiek en in taal en geen norm van buitenaf meer lijkt te bestaan. Het leidt – misschien – tot een grotere vrijheid dan een heteroseksuele geestverwant zou hebben ervaren voor wie een maatschappelijke norm van natuurlijk gedrag altijd onproblematisch was. Op dat essentiële gebied hoeft vrijheid niet te worden bevochten. Het uitspelen en uitleven van tegenstellingen en ze naast elkaar laten bestaan is bij meer homoseksuele auteurs te vinden. In de Amerikaanse literatuur komen in dezelfde periode schrijvers en vooral dichters naar voren die op alle mogelijke manieren tegenstellingen en tegenspraken de ruimte geven: William Burroughs met een collagemethode, Allen Ginsberg met ritualistische opsommingen, Frank O’Hara met alle aspecten van zijn dagelijks leven, John Ashbery met een stortvloed van associaties en beelden die wel en niet met elkaar verbonden kunnen zijn. Al deze auteurs hebben verder niets of weinig met elkaar gemeen, en met de uithoeken van het revisme al helemaal niet.
Er is ook een verwantschap dichter bij huis denkbaar – en weer is het vooral een verwantschap met wat er gebeurt in de wereld van de poëzie. De jaren vijftig laten de doorbraak zien van de Vijftigers. In de begintijd kwam Reve de meesten van hen tegen in de literaire salon van Coos Frielink; samen met Lucebert stelde hij het programma samen en hij was een tijdlang goed bevriend met Gerrit Kouwenaar. Maar hij had niet veel waardering voor hun werk en al helemaal niet voor het proza van Bert Schierbeek dat hij later ‘woordkakkerij’ noemde. Op een primair stilistisch niveau zijn de verschillen evident: Reve heeft nooit afstand gedaan van de grammaticaal correcte volzin of de effecten gezocht van puur linguïstische ambiguïteit. Toch bestaat er op een meer ideologisch niveau wel degelijk overeenkomst met wat zich een decennium later zou ontplooien in de brievenboeken: weliswaar vertoont Reves ervaring van ‘de ruimte van het volledig leven’ niet heel veel affiniteit met die van Lucebert, maar in de ambitie om de ruimte tot uitdrukking te brengen komen ze overeen – met alle aspecten die erbij horen. Ook bij Lucebert en Schierbeek zijn alle mogelijke taalregisters te vinden. In de inleiding van Nieuwe griffels schone leien, de invloedrijke bloemlezing van Paul Rodenko uit 1954, wordt de experimentele poëzie gekoppeld aan een doorbreking van alle traditionele hiërarchieën. Tot in de moderne natuurwetenschappen heeft de ervaring van het waarnemende subject ‘de starre natuurwet’ vervangen: ‘Overal wordt de mens in het centrum van de kosmos geplaatst.’ De standenmaatschappij van de poëzie, ‘waarin bepaalde woorden, bepaalde gevoelsformules om zo te zeggen krachtens geboorte poëtisch waren’ heeft plaats gemaakt voor democratisering: ‘alle Wörter werden Brüder!’
De woorden gelijkwaardig, de individuen gelijkwaardig. En in die gelijkwaardigheid het centrum van de kosmos: niet aan een natuurwet gaat bij Reve het handelen van het individu vooraf, maar aan het bestaan van God. Die God is eenzaam en heeft de mens nodig. Tegen het slot van de Brief uit Amsterdam in Op weg naar het einde meldt de ‘ik’ dat mensen wel eens schrikken bij de mededeling ‘dat ik naar de Nachtmis en de Paasvigilie ga, omdat God anders misschien niet geboren wordt, respectievelijk niet verrijst, en ik dat niet op mijn geweten wil hebben.’ Voor Schierbeeks democratisering van de vorm in Het boek ik had Reve weinig waardering, maar met Op weg naar het einde en Nader tot u schreef hij zijn eigen Boeken ik. Geen proëzie, maar proza in briefvorm en ook poëzie: Op weg naar het einde opent met een gedicht en met dertig gedichten sluit Nader tot U af.
Verwijzingen
Voor de theoretische noties heb ik me vooral gebaseerd op de ‘Introduction’ in Will Stockton, An Introduction to Queer Literary Studies; Reading Queerly, London etc. 2023.
Bibeb, ‘Hanny Michaelis: …dat Gerard mijn grote liefde is, dat is waarschijnlijk niet waar,’ in Bibeb, De mens is een ramp voor de wereld, Amsterdam 1969, p. 207-218. Citaat op p. 211.
De literaire salon van Coos Frielink: Nop Maas, Gerard Reve; kroniek van een schuldig leven 1, Amsterdam 2010, p. 330-332.
Paul Rodenko, ‘Ter inleiding’, in: Nieuwe griffels schone leien (…), Den Haag etc. 1954, p. 9 en 10.
Dit stuk verscheen eerder op het weblog van Gert de Jager.
Dit is het vierde en laatste deel van het derde hoofdstuk van Over Gerard Reve en stijl dat in maart 2024 zal verschijnen. Op Neerlandistiek verschenen vanaf september delen van eerdere hoofdstukken.
Laat een reactie achter