• Drie gedichten met toelichting naar aanleiding van het verschijnen van Voor jou altijd alles, de verzamelde gedichten (tot nu toe) van Ingmar Heytze.
Ingmar Heytze: “Voor jou altijd alles is niet mijn eerste verzameld werk en wie weet ook niet mijn laatste, maar vooralsnog wel het meest complete. Het bevat niet minder dan tien dichtbundels, een ruime sectie verspreide gedichten waarvan zestien niet eerder gebundeld waren en het toneelstuk De wanen voor Bellevue. Wat verder opmerkelijk mag heten is dat het ook de bundel Met wat geluk uit najaar 2022 bevat. Daarmee is Met wat geluk mijn eerste bundel sinds 1989 die maar één druk zal kennen.”
“‘Onder je bed’ is een gedicht uit 2005, het komt uit Schaduwboekhouding en ik schreef er eerder het volgende over in een artikel voor een of ander blad: ‘Dit gedicht is bijna volkomen autobiografisch. De ex die er in voorkomt had destijds een blauw harig dagboekje, waar ook echt een weinig flatteuze passage over mijn postuur instaat. Ik kon er wel om lachen toen ik dat per ongeluk las, en zij kon gelukkig ook wel lachen om het gedicht dat ik er een paar dagen later van maakte. Het levensgrote verschil tussen het dagboek van ‘Fydessa’ en mijn gedicht is natuurlijk dat mijn gedicht in druk verschijnt, om te worden gelezen door wildvreemden. Dat die transformatie van iets intiems tot een ‘Ding an Sich’ iets raars heeft, ervoeren we allebei toen ik het voorlas tijdens een optreden waar zij ook bij was. Aan de andere kant is het gedicht hopelijk meer dan de anekdote, en staat of valt het niet met de vraag of het nu echt gebeurd is of niet. Onder je bed gaat net zo goed over taal, poëzie, liefde en wraak, ook voor mensen die helemaal niet weten of ik dit gedicht nou van A tot Z uit mijn duim heb gezogen of niet. De lezer maakt het gedicht autobiografisch, niet de dichter.’”
Onder je bed
Van alle dingen die ik bij je vond, zoals ogen die me
mezelf lieten zien, een kleine neus met onzichtbaar dons
die aanvoelde als framboos als ik je kuste, lippen in al hun
mogelijke standen, van boze smalle strepen tot open-
berstend vruchtvlees, perzik, mango, alles wat maar zoet
en zacht en nat — een mooie mond om in te werken,
zegt je tandarts, en zo is het. Borsten, benen,
billen en de rest: zie Hooglied.
Van dit alles (het was alles onze wereld er was alles alles
soms) vond ik het boekje onder je bed, dat met de blauwe
haren kaft, alsof het koekjesmonster uit Sesamstraat voor
fabricage was geslacht, het meest intiem. Vooral de passage
die begint met ‘Je ligt op me als een vadsige pad…’
Je schaamde je toen ik het las. Je dacht, nu denkt hij
god weet wat. Je kent de inktvraat in mijn hoofd.
En inderdaad: vandaag schrijf ik een monster zonder weerga
uit het diepste van de aarde, groot, vies, slijmerig en zwaar,
met heel veel tanden. Het schuift onstuitbaar nader door
de nacht. O, het is je vader niet: het heeft een weerhaak
als geslacht en tikt daarmee over de grond. Hoor je dat?
Het zoekt je minstens te verslinden. Hoor je, hoor je dat?
Het hijgt al, zacht, onder je bed. Het kwijlt.
Het heeft een blauwe vacht.
“‘Twee jaar verder’ is een niet eerder gepubliceerd nieuwsgedicht dat ik schreef voor EenVandaag, een gedicht over het luwen van de coronacrisis waarvoor ik meer dan een halve dag de koude van Domplein, pandhof en binnenzalen van de Domtoren trotseerde met een regisseur, geluidstechnicus en cameraman die wél over thermisch ondergoed beschikten. Het is echter nooit uitgezonden, want later die dag viel Rusland Oekraïne binnen.”
Twee jaar verder
Hier staan we dan met ons goede gedrag
en achter ons een deur die klemt.
De deur moet dicht. We zetten kracht.
We duwen, trekken door elkaar.
Wat hébben we gelijk gehad. Malievelden,
Binnenhoven, vrachttransporten,
akkerlanden, tribunalen, geldpakhuizen vol gelijk.
Vallen we elkaar nog om de hals?
Wie weet. Nu eerst: de deur.
Maar die verdomt het dicht te gaan.
‘Ik sta met een strip pillen…’ is een fragment uit mijn toneelstuk De wanen, dat tot mijn vreugde en verbazing louter vier- en vijfsterrenrecensies heeft geoogst, wat natuurlijk vooral door de regie van Olivier Diepenhorst en fenomenaal spel van acteur Alwin Pulinckx kwam, maar toch: zoveel critical acclaim was ik als dichter niet gewend. De monoloog is in feite één lang gedicht en daarom leek het me zeer geschikt voor een verzameld werk.”
Ik sta met een strip pillen in de keuken. Bijsluiter op het
aanrecht. Ik lees de bijsluiter drie keer achter elkaar met een
vergrootglas. Dan druk ik een pil tevoorschijn, stop ‘m in mijn
mond, neem een slok water en alle bijwerkingen beginnen het
tegelijk te doen. Zweten, duizelig, wazig zien, angst, verwarring,
slaapapneu, erectiestoornis.
Okee, geen erectiestoornis.
Maar toch: meteen!
Ik heb ‘m nog niet eens doorgeslikt!
Ik denk: stel dat die pil werkt.
Dan weet ik helemaal niet meer welk deel van mij eigenlijk míj
is.
Dan moet ik toegeven dat ik blijkbaar voor 100% besta uit
scheikundedoos.
En ik denk: het enige voordeel van ziek zijn is het bestaan van de
mogelijkheid om te genezen.
En ik denk: zolang ik niet alles geprobeerd heb, ben ik nog niet
opgegeven.
Zolang ik nog ergens gedachten over heb ben ik niet dood, alleen
iets ouder dan aan het begin van mijn gedachten.
Ingmar Heytze (1970)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere dag gratis een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter