• De eerste drie strofen van het lange gedicht ‘De vriendelijke mens’, uit de gelijkgetitelde nieuwe bundel van Marc Kregting.
De vriendelijke mens (fragment)
Op een gewone namiddag, echt doodgewoon,
het licht hing nog een vaatdoek te zijn
boven het opmerkelijk geasfalteerde pad,
het is wel Patatonië waar elke mobiliteit
voor de mensheid zonder motor aangewezen
is op strookje en kassei, op die gewone
namiddag kwam ons tegemoet niemand minder
dan de vriendelijke mens.
We kennen de vriendelijke mens nog uit de
nacht waarin we doorzakten met de zon in
Antverpia en er zoveel vloeibaars op tafel
kwam dat het redelijkerwijs onmogelijk was
om ooit te rijzen en de vriendelijke mens
zonder de minste suggestie of zweem of iets
wat maar tekstueel hintte naar wederdienst
aanbood dra te schijnen.
De vriendelijke mens straalt niets uit, hij
kaatst, een zon die eigenlijk feitelijk een
maan is, die groeit in zijn rol van nimmer
af te laten, van een mug te promoveren op
de rug van een olifant, zwaargewicht dat
tocht vangt met dotten poolbont, met dien
verstande dat hij steeds opnieuw, dat hij
begint en steeds straalt.
Marc Kregting (1965)
uit: De vriendelijke mens (Het Balanseer, 2023)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail
Laat een reactie achter