Nr. 243 uit de Klassieker-reeks van poëzietijdschrift Meander.
Morgenlijk verwachten
De dag staat als een maal bereid.
Ik proef in ‘t zuivre morgenlicht
Als een nog woordeloos gedicht
Uw naë afwezigheid.
De verten zijn al luw van u,
Waar zon de laatste neevlen reeft,
Gij zijt al in het windbegin
Dat door de teêre toppen beeft…
Breng mij mijn deel van ‘t koel gespeel
Dat tintelwater achter wilgen doet,
Van ‘t luchtazuur dat als blauw vuur
Door dichte linden gloedt.
P.C Boutens (1870–1943)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht per mail.
Laat een reactie achter