Het eindejaarsgedicht van de Dichter des Vaderlands als examentraining
Onlangs nam Marjolein van Herten afscheid van het Meesterschapsteam Nederlands. Andere leden van het MT Nederlands boden haar ter gelegenheid daarvan een bundel overwegingen aan bij het gedicht Vergezichten en gezichten van Lieke Marsman. Vandaag publiceren wij deze beschouwingen, die samen een ‘leeswijzer’ willen zijn bij dit gedicht.
Zouden mijn leerlingen hier iets mee kunnen, of beter: moeten kunnen? Deze vraag drong zich steevast aan mij op als ik een mij boeiende tekst – gedicht, tv-fragment, boek, krantenartikel, lied – tegenkwam in de jaren dat ik voor de klas stond. Sinds ik leraren Nederlands opleid, is die vraag verschoven naar: wat zouden mijn studenten, docenten-in-opleiding, er in hun klassen mee (moeten) kunnen? Sommige literaire teksten lijken erom te smeken: lees en bespreek mij, vergelijk en duid mij! ‘Gezichten en vergezichten’, het eindejaarsgedicht uit 2022 van Dichter des Vaderlands Lieke Marsman, is onmiskenbaar zo’n geval. Een tikje vervreemdend ongetwijfeld: een wandeling met dwergpoedel kriskras door ons land in één dag, beeldend verteld in een aaneenschakeling van meer of minder onmiddellijk begrijpelijke taferelen, in een vrije, verhalende dichtvorm. Maar met tal van aanknopingspunten om niet te verdwalen en er lezend, vergelijkend en besprekend met leerlingen een literairhistorische ontdekkingstocht van te maken die leidt tot inzicht en taalvaardigheid bevordert.
Hoe zou zo’n les in een examenklas eruit kunnen zien, als ik er het eerste lesuur in het nieuwe jaar voor uit zou trekken? Een les die ik zonder blikken of blozen zou verkopen als examentraining omdat lezen, teksten vergelijken, interpreteren en erover nadenken en redeneren erin centraal staan. Ik geef hier enkel een schets, zonder me te bekommeren om een didactische verantwoording (in een lesplan of lesbrief), sluitende interpretatie (door alles uit te pluizen) en wetenschappelijke onderbouwing (door alle relevante literatuur te raadplegen). Eigenlijk dus, zoals ik zo’n les zou willen geven als ik deze tekst in mijn kerstvakantie zou hebben gelezen en de eerste schooldag in het nieuwe jaar aan mijn klas zou voorleggen. Zelf zou ik ongetwijfeld verwachtingsvol en een tikje gespannen zijn: hoever zouden we samen komen in 50 minuten?
Om te beginnen zou ik de leerlingen vragen op te schrijven welke terugblikken op het afgelopen jaar ze rond de jaarwisseling voorbij hebben zien komen en ze daarvan een paar uiteenlopende voorbeelden laten noemen en beschrijven hoe de informatie daarin is geordend: woord-van het-jaarverkiezing, nieuwsoverzicht, eindejaarscabaret, jaaroverzicht van overledenen, verkiezing van sporters van het jaar, de top tien van opvallende zoektermen op internet, het jaaroverzicht van eigen favorieten op Spotify, YouTube of TikTok – ga zo maar door (ik verwacht dat leerlingen ook met heel andere voorbeelden komen die ik niet ken). Ook zou ik deze vragen opwerpen en kort bespreken: waarom en wanneer maken mensen wandelingen, wat vinden de leerlingen van wandelen en waarom? Na slechts een paar woorden ter inleiding van het gedicht en de dichteres (des Vaderlands!) zouden we samen de tekst in de klas gaan lezen: alle leerlingen krijgen de tekst op papier. O ja, ik zou ook iets zeggen over doel van de les. In dit uur oefenen we ons in leesvaardigheid door samen een gedicht te lezen: in een aantal stappen verzamelen we bouwstenen om te komen tot een eerste interpretatie, en niet meer dan dat. Zelfs dat ogenschijnlijk bescheiden doel betekent dat we hard en aandachtig aan de slag zullen moeten.
Voor ik begin met voorlezen zou ik leerlingen instrueren om al luisterend vraagtekens en uitroeptekens in de kantlijn te plaatsen, bij onduidelijkheden en opmerkelijkheden. En ik zou ze opdragen de hoofdlijn van dit verhalende gedicht te volgen en te proberen zich de opeenvolgende taferelen voor te stellen. Het voorlezen kost enige oefening vooraf want eenvoudig is het niet om dat goed geïntoneerd en vloeiend te doen: punten ontbreken, hoofdletters en komma’s bieden wel enige steun. Bij deze eerste lezing met de klas zou ik geen toelichting tussendoor geven, de verwijzing naar Vasalis en de Pyramide van Austerlitz uitgezonderd, en me beperken tot het voorlezen van de 120 versregels. Dat kost een minuut of zes.
Zonder verder klassikaal op de inhoud in te gaan verdeel ik opdrachten over groepjes in de klas en geef ze tien minuten de tijd om zich erin te verdiepen en aantekeningen te maken; erna wordt elk groepslid geacht binnen een minuut de voornaamste bevindingen te kunnen rapporteren:
- Wandeling: welk parcours wordt er in welke stappen en tijd afgelegd? Schets globaal de route op een kaartje. Wat is volgens jullie het doel van het maken van de wandeling en wat is de opbrengst?
- Patronen: inventariseer opvallende herhalingen en opsommingen in inhoud en vorm. Welke patronen zitten er in het gedicht en welk effect hebben ze?
- Ik: wat komen we over de ik-persoon allemaal aan de weet? Is er sprake van een ontwikkeling?
- Vergezichten: probeer de passage met het vergezicht vanaf de Pyramide van Austerlitz te verhelderen (al dan niet met behulp van één mobiel/laptop). Hoe verhoudt deze scène zich tot de rest van het gedicht?
- Tijd: verzamel de passages waarin expliciet uitspraken gedaan worden over de tijd (anders dan het verstrijken van de tijd op de dag). Hoe verhoudt de ik zich tot de tijd (waarin die leeft)?
- Ingebedde tekst: in het gedicht zijn enkele andere tekst(fragment)en opgenomen. Om wat voor teksten gaat het, wie is er aan het woord, en wat hebben ze te vertellen?
- Thema’s: wat zijn rode draden in het tiental taferelen van het land dat wordt doorkruist? Welke onderwerpen/thema’s komen terug ?
Terwijl de leerlingen zich in viertallen over deze opdrachten buigen, loop ik rond en doe ik waar nodig handreikingen. Groepjes doen hierna om de beurt kort klassikaal verslag. Als docent leid ik het gesprek en laat leerlingen elkaar aanvullen, en vul zelf zo nodig hier en daar aan (5 minuten).
Volgt het beluisteren van een van lied van Boudewijn de Groot (en René Daalder), ‘Waar ik woon’ (1975). Leerlingen luisteren naar het lied zonder de tekst erbij te hebben, na een uiterst korte introductie over lied, zanger en tijd van verschijnen, bijna vijftig jaar geleden, ongeveer het geboortejaar van hun ouders. De luisteropdracht luidt: noteer overeenkomsten met ‘Vergezichten en gezichten’. Het lied duurt een dikke zes minuten. Daarna krijgen dezelfde groepjes nagenoeg gelijkluidende opdrachten over dit lied, nu met de tekst erbij (zie bijlage), uit te voeren binnen vijf minuten:
- Wandeling: wat is het parcours, met welk doel wordt het afgelegd, en wat levert de wandeling de ‘ik’ op?
- Patronen: inventariseer opvallende herhalingen en opsommingen in vorm en inhoud en hun effect.
- Ik: wat komen we over de ik-persoon aan de weet? Is er sprake van een ontwikkeling?
- Vergezichten: probeer de passage over de Pyramide van Austerlitz te verhelderen. En wat is de verhouding van dit tafereel tot de andere scenes in het lied?
- Tijd: zoek regels waarin over (het verstrijken van) de tijd wordt gerept. Welke elementen zijn tijdgebonden (en nu gedateerd)? Hoe verhoudt de ik zich tot de tijd (waarin die leeft)?
- Ingebedde tekst: in het lied zijn enkele tekst(flard)en opgenomen. Om wat voor teksten gaat het, wie is er aan het woord, en wat hebben ze te vertellen?
- Thema’s: wat zijn terugkerende onderwerpen in het land dat wordt doorkruist? Welke thema’s komen terug?
Ook nu zou ik vragen aan leerlingen uit alle groepjes om bondig verslag te doen van hun bevindingen, die waarschijnlijk deels overlappen.
Hoogste tijd om gedicht van Lieke Marsman er weer naast te leggen. Wat zijn nu de overeenkomsten? Idealiter zou ik het volgende in een onderwijsleergesprek naar boven laten komen, maar de tijd zou daarvoor weleens kunnen ontbreken. Dan zou ik mijn voorzet tot een interpretatie voorleggen met gebruikmaking van de bouwstenen die leerlingen hebben aangedragen.
De Pyramide van Austerlitz is het concrete raakpunt tussen twee verhalende lyrische teksten waarin een wandelaar zijn bekende omgeving verlaat en te voet door het land trekt en stuit op vergezichten of wat daarvoor door zou moeten gaan. Andere gelijkenis: tweemaal gaat het om een denkbeeldige wandeling, in de geest: het parcours afleggen is niet haalbaar in één dag en de route is onnavolgbaar. Wat de motieven voor het wandelen betreft, is de parallel: de behoefte aan een time out uit ‘dit flitsbestaan’, ‘dit leven dat te snel voor mij gaat’ tegenover een vlucht uit de ‘bewoonde wereld’, getekend door de ‘(godvergeten) mensenhand’. Die wandeling is een tijdelijke ontsnappingspoging, maar de vergezichten op pad zijn onheilspellend of stellen teleur.
De wereld van het eindejaarsgedicht wordt getekend door machthebbers die hun macht misbruiken ten koste van mensen of de natuur, door politieke onenigheid over de omgang met klimaat en natuur, door consumptiegedrag (waaraan ook de ik soms geen weerstand weet te bieden) en een premier die als een eenzame fietser de waarheid ontloopt en zijn verantwoordelijkheid ontwijkt. Een tijd waarin de mens de mens een wolf is. Daarbij vergeleken is de wereld van het lied waarin de ik woont op het eerste gezicht bijna idyllisch: buiten de stad bieden de natuur en cultuur in Nederland de ik, die in een wankele gemoedstoestand verkeert, echter geen uitweg naar echte vergezichten. Een piramide, Venetië, bergen, jungles, woestijnen? Vergeet het maar: ‘wat is de wereld klein’ (de enige regel die nog tweemaal wordt herhaald, het lied heeft geen refrein). Flarden van romantische liefdesliedjes klinken in drie vreemde talen uit de jukebox: terwijl hij het zand uit de ogen wrijft, berooft de geur van erwtensoep de ik ten slotte van elke grootse en meeslepende illusie. Nederland benauwt de wankele geest. De ik van ‘Waar ik woon’ is een romantische geest die de natuur in wordt gedreven door verlangens naar vergezichten, lijkt nog te veronderstellen dat die grootsheid in het buitenland wel soelaas zou bieden – wie ‘Vergezichten en gezichten’ leest, weet beter.
Als de tijd het toelaat, zou ik afsluiten met het nogmaals lezen van het hele gedicht en de vraag om met medeleerlingen na te gaan hoe de leeservaringen zich verhouden tot hun ideeën over jaaroverzichten en wandelingen.
Binnen het bestek van een les doen wat hier wordt geschetst is al een uitdaging. En nu ik het heb parcours van deze les heb uitgestippeld, aarzel ik zelfs of het wel past zo zwaarmoedig het nieuwe jaar in te gaan met een examenklas. Het vergt in ieder geval pedagogische evenwichtskunst van de docent om opbeurend te eindigen. Mijn vakdidactische vingers jeuken om er toch nog meer van te maken, en wel een literairhistorische lessenreeks met het gedicht van Lieke Marsman als knooppunttekst, een draadje van het literaire web waaraan een docentontwikkelteam samen met Sander Bax en mij enkele jaren geleden is begonnen te spinnen. Uitgaande van het eindejaarsgedicht van de Dichter des Vaderlands uit 2022 en de liedtekst ‘Waar ik woon’ uit 1975, zou ik dan verder terug in de tijd willen gaan en andere min of meer literaire voorbeelden van wandelingen door het land ermee willen vergelijken: welke verschillende representaties van Nederland komen we daarin tegen en met welk oogmerk zijn die gevormd? Welke overeenkomsten zien we óók?
Ik denk aan uiteenlopende genres en schrijvers. Aan de beschrijvingen van natuurwandelingen van Jac. P. Thijsse, die natuur- en cultuureducatie een eeuw geleden koppelde aan reclame in zijn beroemde reeks Verkadeboeken (1906-1937). Aan het Dagboek van zijn voetreis van student Jacob van Lennep, die nog een eeuw eerder, in de zomer van 1823 als een soort ‘tussenjaar’ ons land met een medestudent doorkruiste en de stand van het land optekende. En aan de briefroman van Elisabeth Post, Het Land, in brieven (1788), dat een leerzaam contrapunt zou kunnen zijn. In brief 26 overziet een vrouw na een wandeling vanaf een heuvel de wijde omtrek, wat leidt tot bespiegelingen over de wereld waarin zij leeft – indertijd was het onvoorstelbaar, zelfs in fictie, dat een vrouw zelfstandig te voet door het ganse land trok. Begrippen als klimaatfictie (de staat van natuur en cultuur), representatie (van ons land), perspectief (vrouw, man, student, onderwijzer, …), genre en het literaire veld zouden van pas komen bij zo’n lessenreeks ‘De stand van het land: wandelen in de geest naar inzicht’. Het schoolvak Nederlands is er, niet te vergeten, ook om cultuuroverdracht te bewerkstelligen. Maar dat idee is vooralsnog een droomgezicht, laten we het zand uit de ogen wrijven, terug naar de wereld anno 2023.
Examentraining met het eindejaarsgedicht van de Dichter des Vaderlands. Het zou standaard de invulling van de eerste les in het nieuwe jaar kunnen zijn in de bovenbouw van havo en vwo. Leerlingen worden er beter van in Nederlands. En als dat helpt: zet het vast in het PTA van volgend jaar als een les examentraining. Ik ben uiteraard ontzettend nieuwsgierig naar het gedicht waarmee Babs Gons 2023 afsluit en naar de lessen examentraining waartoe dit zal uitnodigen.
Voor Marjolein van Herten, die als lerarenopleider van de Open Universiteit jarenlang ons land doorkruiste vanuit haar standplaats in Limburg op lesbezoek bij haar docenten-in-opleiding, van Almelo tot Groningen en Papendrecht
Laat een reactie achter