Nederlands, Grieks, Ida Gerhardt en Anna Maria van Schurman in Zuid-Afrika
Terwijl het stof van de verkiezingen nog niet gedaald is, ga ik rustig verder met het najagen van mijn idealen: behalve de natuur, rechtvaardigheid voor meisjes en vrouwen in het hier en nu, maar ook in de geschiedenis. Ik vul zijn verhaal (History, his story, zijn verhaal) aan met Haar verhaal, met Herstory. Het heeft door ziekte, verdriet en rouw de afgelopen maanden even tegen gezeten, maar hier is dan de tiende uitwerking van het college dat ik hield op de afgelopen Utrechtse Neerlandistiekdag afgelopen augustus.
Dis Grieks vir my: Grieks, Ida Gerhart en Anna Maria van Schurman in Zuid-Afrika
Wat doe ik ook hier, dacht ik vertwijfeld toen de adjudant van koninginBeatrix mij in 1996 in het Kasteel in Kaapstad aankondigde als ‘Lector Grieks, Universiteit van Stellenbosch . Voor en achter mij stonden de belangrijke echtparen van Shell en Unilever, maar Grieks geven in Zuid-Afrika, het klonk zo out of place! Maar de koningin gaf mijn een hartelijke hand, een knipoog naar Hans van Mierlo en daar was de volgende al aan de beurt. Lopende bandwerk. Ik had gedacht dat ik de uitnodiging gekregen had als voorzitter van de Nederlands-Vlaams- Afrikaanse Studentenvereniging Laagland (voorheen Hup Holland), of voor de Nederlandse taal- en poëziecolleges in het pannenkoekenhuis, maar nee, het was dus niet mijn pro deo inzet voor het verspreiden van de Nederlandse taal en cultuur. Blijkbaar had Lector Grieks meer status. Alsof het zo vanzelfsprekend was, ‘Lector Grieks aan de Universiteit van Stellenbosch.’ Ik was de eerste vrouwelijke lector bij het departement Grieks.
Ik was naast het moederen, en manlief ondersteunen, naast de middag werk bij het departement historische archeologie bij University of Cape Town (UTC), in 1991 met mijn tweede studie begonnen: Klassieke Talen aan de Universiteit van Stellenbosch en dat betekende toen dat ik Latijn studeerde met Rechtenstudenten, Grieks met Theologiestudenten en Klassieke Kultuur met Letterenstudenten. De studie viel in goede aarde, maar mijn medestudenten bij Grieks klaagden dat Grieks Grieks voor hen was (It’s Greek to me, dis Grieks vir my). Vreemd genoeg zeiden ze dat nu nooit bij hun andere verplichte vak Hebreeuws. Alsof dat gezegde ‘Dis Grieks vir my” alleen al door de woorden een obstakel vormde voor de studie van het Grieks.
Maar ik vond het geweldig. Er gingen werelden voor me open. Ik had zo graag naar het openbaar Erasmiaans in Rotterdam gegaan, maar het werd me vroeger dagelijks ingewreven dat ik al zo gezegend was dat ik als eerste kind uit het gezin van zestien (nr. 8) naar het Reformatorisch Atheneum mocht.
Nu mocht en kon ik zomaar nog een studie in Stellenbosch doen. De Klassieke gronden waren ver weg, maar er huisde een Griekse vaas in het museum in Kaapstad, het Ou Hoofgebou was een neo-klassicistisch gebouw, er waren antieke skyfies met klassieke afbeeldingen van goden, gebouwen en mythen, ik kreeg college van meestal enthousiaste en betrokken docenten, er was een prachtige klassieke muntenverzameling van hoogleraar Bert van Stekelenburg en studieboeken in overvloed in boekwinkels en bibliotheek. Dit alles op loopafstand. Tel uw zegeningen.
Er was één groot maar. Ik was klassieke talen gaan studeren om het werk van Ida Gerhardt beter te doorgronden, maar vooral om het Renaissance-Latijn en Renaissance-Grieks in de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica van Anna Maria van Schurman te lezen en te begrijpen. Van Schurman schreef immers als veertientalige polyglot niet alleen in het Nederlands en Frans, maar onder andere ook in het Hebreeuws, Grieks en Latijn. Ooit had ik aan een mede-feministe in Utrecht op het Anna Maria van Schurmansymposium eind 1990 gevraagd of zij wist wat er in de Griekse brieven stond. Nee, ze had er ooit een theoloog naar laten kijken en het was oninteressant. Ze kon het dus zelf niet. Ze zei het verder op zo’n manier dat ik het meteen niet geloofde. Sinds ik uit de zeer autoriteitsgevoelige Bible Belt ontsnapte en tijdens de studie het kritisch denken ontdekte, ga ik niet meer af op wat anderen zeggen, tenzij het niet anders kan. Ad fontes. Ik ga zelf op onderzoek uit. Ik geloof het pas als ik het met eigen ogen zie of hoor. Van horen zeggen leert men liegen, ook in academia.
De studie kwam me aanwaaien, ik werd van alle kanten gestimuleerd, won zelfs de CS-Edgarprijs voor Grieks, werd student-assistente, en in 1995 lector Grieks. Natuurlijk was het druk om als vrouw, tweelingmoeder en studente alle ballen in de lucht te houden, lees maar in mijn Kaapse Brief eind 1993:
Uit het Hertedagboek, woensdag 18 november 1993
Wat een dag. Ik kwam naar huis en vond de jongens vreemd genoeg ook al thuis. Teruggestuurd van school. De ‘waterpokkeltjes’die volgens mijn Hollandse boek (1992) niet meer besmettelijk waren, waren in de ogen van Zuid-Afrikaanse moeders nog baie besmettelijk. Ze hadden van de juf geëist dat Thomas en Brandaan pas terug naar school mochten als alle korstjes er af waren! Verder klaagde de oppas over hoofdpijn. Even duizelde het mij. Hoe moest dat nu? Siegfried al weken weg, morgen ik onverwachts voor een operatie naar het ziekenhuis, over een week met de jongens alleen naar Nederland en vanmiddag het grote examen Thucydides. […] Gelukkig kon ik tijdens het examen alle zorgen vergeten en me concentreren. Ik zat zelfs met plezier te schrijven. Benieuwd wat ik heb!
De prijs voor Grieks! Een Grammar Greek. (Smyth)
Maar die brieven in de Opuscula lieten me niet los. Nu moet je in de Angelsaksische wereld tijdens studies in de Geesteswetenschappen al heel snel essays schrijven. Maar hoe kon ik nu als pas beginnende student ooit iets zinnigs over die fascinerende Medea schrijven? Ik vroeg toen toestemming om iets onbekends en moeilijks te doen en daarover dan te publiceren. Er lag een Opuscula hier in Stellenbosch geschreven door een geleerde vrouw. Maar dat bleek helemaal geen pré, integendeel. Vrouwen die in het Grieks schreven? Bovendien viel het buiten het geijkte tijdvak van de bloeitijd van het Grieks, al werd er wel Grieks van het vroege christendom onderwezen. Van later tijd niets.
Toch wilde ik weten wat er in die vroegmoderne Griekse brieven stond. Pas toen ik gewezen had op het onderzoeksveld van hoogleraar Piet Grieks ConradieL de receptie van Griekse toneelstukken door de eeuwen heen en dat dus ook over de grenzen heenging, kreeg ik toestemming om de Griekse brieven van Anna Maria van Schurman onder de loep te nemen.
Nu is het één ding om Grieks te leren, maar wil je vroegmodern drukwerk uit het Grieks vertalen, dan krijg je te maken met talloze abbreviaturen en ligaturen. Hoe los je die op als er geen enkel handboek in de Kaap voor Renaissance-Grieks was? Toch kwam ik met vergelijken, puzzelen, boeken over de Grieks-Orthodoxe Kerk, om me heen vragen en sparren al een heel eind. Er leken geweldige teksten naar voren te springen, correspondenties van Anna Maria van Schurman met onbekende en bekende beroemdheden uit de Republiek der Letteren. Maar ik wilde eerst lezingen geven, feedback krijgen en dan die lezingen omwerken tot publicaties. Die kansen kreeg ik dankzij reisbeurzen van de universiteit van Stellenbosch. Ik zal die aanmoedigingen van de toen nog gescheiden afdelingen Grieks, Latijn en Klassieke Kultuur, vooral van wijlen professor Bert van Stekelenburg, maar ook van andere collega’s en helemaal van de researchafdeling (professor Johan Groenewald! ) nooit vergeten.
In die tijd was het onderwerp New Ancient Greek totaal onbekend of dat nu in Bloemfontein (1995, congres Klassieke Vereniging; Johannesburg, congres Patristiek), Parijs (1996, Femmes Savantes) of Avila (1997 congres International International Association of Neolatin) was. Een voorbeeld van een lezing tekende ik op in mijn Kaapse brief:
Toevallig hield de Suider-Afrikaanse vereniging vir Patristiek en Byzantijnse studies hun jaardag in 1995 in de Grieks-Orthodoxe Kerk in Triomf, Johannesburg. Aangezien het gehoor voornamelijk uit mannen bestond had ik een luchtig begin in het Afrikaans gemaakt over een briefwisseling in het Grieks. De decaan van Geesteswetenskappe in Stellenbosch had immers juist een dringend pleidooi gehouden voor het Afrikaans als academische taal. Ik begon ik, hoewel geen moedertaalspreker, als volgt:
Stel jou voor, jy kry as jong, slim en ongetroude vrou van dertig ’n brief in Grieks. Toevallig het jy Grieks op skool geneem, dus kan jy na ’n bietjie moeite sien wie die brief gestuur het: ’n biskop van die Grieks-ortodokse kerk in Efeze. Maar die posstempel sê Leiden, Nederland. Brandend van nuuskierigheid maak jy die brief oop en vertaal jy waar jou oog op val: Μελέτιος μητροπολίτης ἐφέσου,τῃ εὐγηνεστατῃ και σοφωτατῃ κυριᾳ ΑΝΝΑ ΜΑΡΙΑ (Meletios, biskop van Efeze, aan die edelgebore en hooggeleerde vrouwe Anna Maria) Το σεμνον σου των τροπων, τοτε φιλοσοφον ὴθος σου, και την ε̒λληνικην παιδείαν, […] Άννα Μαρία βελτιωτατη παρθενε ὀλβιωτατη και σοφωτατη […] Toe ek van baie mense oor jou lewenswyse gehoor het, oor jou filosofiese instelling en oor jou kennis van Grieks en veral oor jou religieuse studies, het ek tog veral jou maagdelikheid bewonder, Anna Maria, beeldskone, geseënde en hoogsintelligente Maagd) […] Ek het eerstens God gedank… dat daar ook nou nog “dogters” is, wat nie slegs in die deug van wysheid nie maar ook in die deug van maagdelikheid uitblink en skitter … en verder het ek dit goed gedink om jou ’n seênwens te stuur voor jou asketiese oefeninge omdat hulle so veeleisend is en jy dit nou al so lank doen. … o engelagtige maagdelikheid… jy is as ’n roos tussen die dorings … jy bly al buiten die liggaam deur die geestelike inspannings en die beproewings van die maagdelikheid.
Wat ’n teleurstelling: die brief staan vol hiperbole en dan nog wel veral oor jou maagdelikheid. ’n Vroumens se eerste reaksie in 1995 sou kon wees: ‘Jou bliksem,wat het jy met my maagdelikheid te doen? En jy is boonop nog ’n biskop ook. Jag!’ Jy smyt die brief die asblik in. Maar nee, dis nie Johannesburg 1995 nie, dis Leiden 1645. As ons die 350 jaar tussen toe en nou oorbrug, sien ons dat die jong, ongetroude, knap vrou die brief nie in die asblik smyt nie, maar ’n beleefde, dog ’n bietjie terughoudende briefie terugskryf:
Lof is welkom as dit met die waarheid ooreenstem […]. Ek wil daarom jou oordrewe lof nie aanvaar nie. Maar wat betref die maagdelykheid stem ek nogal saam. O Tempora, o mores!
Veel gelach in de zaal, ook omdat men had gedacht dat Pieta een mannennaam was. Het werd een genoeglijke en leerzame dag. Later mocht het artikel in het Nederlands en verscheen als Ὼ ΠΑΡΘΕΝΙΑ ΠΡΑΓΜΑ ΆΓΓΕΛΙΚΟΝ, O engelachtige maagdelijkheid’: de correspondentie in het Grieks tussen Meletios Pantogalus en Anna Maria van Schurman’ in: Acta Patristica et Byzantina (11) 1999: 180-198. Ik kon het allemaal gebruiken voor onder andere mijn latere proefschrift Klein Werk en De eerste studente: Anna Maria van Schurman (1636). Dat het Latijn als taal van de kerk en van de wetenschap gebruikt werd was allang duidelijk maar pas nu, anno 2023, begint het veld New Ancient Greek te bloeien, zie o.a. hier.
Ida Gerhardt had me aangemoedigd om klassieke talen te gaan studeren, en bleef meeleven, ook toen ze niet meer kon schrijven. Haar secretaresse liet weten: […] Zojuist heb ik Ida er een en ander uit verteld. Over de jongens, Siegfrieds promoveren, … en over de lezing die je hield Dat bevalt Ida […].
Toen ik van haar tijdens een eerder bezoek een zilveren suikerlepel met een boogschuttertje kreeg, zei ze nadrukkelijk, in kapitalen: ‘DAT IS GEEN ZOET CUPIDOOTJE, HOOR, MAAr ἘΡΩΣ! Ik dacht terug aan de colleges Plato en hield wijselijk mijn mond. Zag ze dan niet dat de lepelsteel gevorkt was en eindigde in een boogschuttertje én een gemeen Keltisch drakenkopje? Ze was blind.
Maar ik leerde niet alleen de Griekse taal- en cultuur in de breedste zin kennen. In het koffiehuis The Blue Orange in de Dorpstraat, vlakbij het slavenhuisje in Hertestraat, zat ik eens in een gestolen uurtje tijdens de cursus Griekse filosofie The Philosophy of the Ancient Greek van de Italiaan Luciano de Crescendo te bestuderen. Ik schoot hardop in de lach toen ik las dat de Zeven Griekse Wijzen met zijn twintigen waren. Yolandw Caracandas, dochter van Griekse immigranten, kwam op me af en sinds die tijd zijn we vriendinnen. Zij begon onder de palmbomen naast de Joodse synagoge, The Greek Kitchen, en zo leerde ik ook de Griekse keuken kennen in haar kleine en smaakvolle restaurantje. Ook ging ik met haar eens mee naar een Paasfeest van de Greek Orthodox Church in Kaapstad. Fascinerend, maar eindeloos.
Bij Grieks gaf ik college aan tweede- en derdejaars Theologiestudenten, boeiend, maar het was ook lastig laveren. Mijn taak was om ze behalve over de Backgrounds of Early Christianity of over de vaders van het vroege christendom te vertellen, ze ook als filoloog de Griekse teksten van Handelingen en Hebreeën woord voor woord uit te leggen. Maar ook de achtergrond van deze heilige teksten en helemaal over het willekeurige ontstaan en de toevallige overlevering van de bijbel, een bibliotheekje van 77 boeken als je katholiek was en 66 als je protestant was en dan had ik het nog niet eens over de hoeveelheid ingecorporeerde teksten uit de Joodse Tenach.
De meeste studenten kenden geen Latijn, want dat was immers geen bijbeltaal, maar hoe leg je dan uit als je Koine-Grieks moet geven aan de hand van het verplichte Novum Testamentum Graece, het Nieuwe Testament in het Grieks, de Nestlé Aland, dat vol met aantekeningen in het Latijn stond en de ingewikkelde ontstaansgeschiedenis ten dele liet zien in het apparaat met varianten. Gelukkig was er wel een Engels synopsis, maar niet onderaan de bladzijden. Maar ik die het zelf heerlijk vond om iets nieuws te leren ontdekte dat de meeste theologiestudenten helemaal niet geïnteresseerd waren. Zij wilden het klassieke verhaal. Die Jirre het die aarde in ses dae geskep. JESUS, die verlosser.. Die bybel het God uit die hemel laat val, in 1933 in Afrikaans. Loof die Here..
Ik werd op het matje geroepen. Ik zou verwarring veroorzaken en werd gezien als een obstakel tussen hun roeping als predikant van die Nederduitse Gereformeerde Kerk en die Jirre. JIRRE! Achteraf gezien was men waarschijnlijk bang voor het eerlijke verhaal. Er zou zo geen enkele student theologie meer overblijven. Dwaasheid natuurlijk, genoeg andere opties om er religie- of zingevings- of cultuurgeschiedenis van te maken. Het mocht niet baten.
Het zal nu vast anders zijn, maar dit was mijn ervaring in 1995-1998. Gelukkig hield ik nog een paar jaar de derdejaars die het wel fantastisch vonden om aan het denken gezet te worden. Met veel plezier denk ik terug aan onder andere die colleges over de woestijnvaders en vooral over Simeon de Pilaarheilige die zo ver mogelijk van de wereld en zo dicht mogelijk bij de hemel wilde wonen. Eerst was zijn pilaar ca. 2 meter, later 20 meter. Zijn moeder wilde hij niet zien, want als nakomelinge van Eva was ze immers de bron van alle kwaad? Mijn co-promotor Pieter van der Horst (UU) had er nu juist een mooi boekje in het Nederlands over geschreven, ik kreeg de Griekse teksten in handen, en allerlei afbeeldingen van Simeon de Styliet erbij. Jaren later had men het er nog over. Ook zijn artikel over Handelingen 17 over de rede van Paulus in Athene op de Areopagus, over het vinden van altaren met (mogelijke) inscripties over Onbekende Goden, in plaats van de onbekende God kon ik bij hen wel kwijt..
Uiteindelijk ging ik alleen maar onderzoek doen als Research Associate, later Research Fellow bij de inmiddels gefuseerde afdeling Antieke Studie, later bij Ekklesiologie, over Anna Maria van Schurman en over Zuid-Afrikaanse schrijfsters in het Nederlands, hield ik het slavenhuisje in stand, deed ik naast het geven van Nederlands als vreemde taal op donderdagmiddag, vrijwilligerswerk door geletterdheidscursussen aan analfabeten te geven, leerde ik kleurlingmeisjes en later ook jongens van kleur op zaterdagochtend taalvaardigheid en life skills, en last but not least organiseerde ik de internationale examens van de Taalunie voor het Nederlands aan allerlei soorten studenten en docenten op de campus. Maar dat zijn weer heel andere verhalen dan wat ik met mijn Nederlands en Grieks gedaan heb.
Zie hier een lijst publicaties over Van Schurman
moens2023 zegt
Wat interessant weer Pieta. Ik bewonder je zeer.
Ans Veltman