Kerstnacht 1915
Regent het in den nacht?
De stille, de heilige nacht?
Spritst het niet duister en zacht?
Neen, ’t regent niet in den nacht,
De alles omhullende nacht,
De nacht is stom en wegend is de nacht.
Ik weet dat onder de nacht
Een menschdom grijnst en smacht
En dat de wolken waren
Als wijlen van doodenbaren.
En dat in reutelingen
Veel duizend lippen zich wringen,
En dat er duizenden sluipen,
Met messen uit holen kruipen.
En dat soms de aarde schokt,
In vlammen en kluiten brokt,
En dat veel schoone geheelen
Tot splinters en leden zich deelen.
En dat de vorsten en grooten
In de eene nacht zijn besloten
En dat uit diepte, van ver,
Wordt uitgezien naar een ster.
En dat er lichten ijlen,
Omlaag, omhooge peilen,
En dat langs ’t firmament
De heete verwoesting rent.
Ik weet het, ik weet de nacht
Is over de aarde gebracht.
En dat de wolken waren
Als wijlen van doodenbaren.
Ik weet, ik weet, ach, zooveel,
Dat Jezus was sentimenteel
En dat ik hier lig en wacht
Of het niet regent zacht.
Jac. van Looy (1855-1930)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter