Op 7 maart, één dag voor Internationale Vrouwendag, wordt er in de Nieuwe Kerk in Amsterdam een schrijverssteen onthuld voor Betje Wolff en Aagje Deken. Daarbij is een programma (in de ochtend) met toespraken, ikzelf zal er ook het woord voeren.
Daar komt hun gedenksteen te liggen naast de memoriestenen voor Dirck Coornhert, Hella S. Haasse, J.H. Huizinga, Multatuli, W.F. Hermans, Anton de Kom en Louis Couperus. In vroeger tijden zijn er schrijvers werkelijk begraven in De Nieuwe Kerk: Vondel bijvoorbeeld, en Isaac Da Costa. Nu worden er sinds 2018 nieuwe gedenkstenen geplaatst voor belangrijke Nederlandse schrijvers. Daarbij is de Poets’ Corner in Westminster Abbey en het Panthéon in Parijs inspiratiebron geweest.
Hoe komt het dat Betje en Aagje de achtste steen krijgen? April vorig jaar kwam mij ter ore dat De Nieuwe Kerk overwoog de schrijverssteen van 2024 te wijden aan het beroemdste schrijversduo van Nederland. Terstond heb ik contact gezocht met Paul Mosterd, directeur van De Nieuwe Kerk, om hem te laten weten dat dat een erg goed idee is. In 2024 is het immers 220 jaar geleden dat Betje Wolff en haar vriendin Aagje Deken overleden, negen dagen na elkaar. Dat zal niet voorbijgaan zonder extra aandacht voor het geduchte team. De nieuwe biografie komt uit, er komen tentoonstellingen, waarschijnlijk in Amsterdam, Leiden en Vlissingen, er zullen lezingen en/of congressen komen. Hopelijk ook herdrukken van hun werk. Ik hoefde Mosterd niet over te halen toen ik hem op 25 april ontmoette: hij was al overtuigd van het belang vóórdat hij met mij sprak en ik hem een vol uur doorzaagde over de spannende en tragische wederwaardigheden van het tweetal.
Toch nog maar even in het kort hun betekenis en hun levensloop, al is dat voor de meesten van u niet nodig:
In hun brievenromans, zoals Historie van mejuffrouw Sara Burgerhart (1782) bekrisiteerden Wolff en Deken de schijnheiligheid en de dubbele moraal van hun tijd. Betje Wolff had dat al in haar eentje in Middenbeemster gedaan, toen haar man, dominee Adriaan Wolff, nog leefde. In 1777 overleed hij en toen ging Betje samenwonen met Aagje Deken in de Rijp, en daarna in Beverwijk. In die plaatsen begonnen ze aan hun populaire romans en gedichten. De twee stonden aan de kant van de patriotten en waren voorstanders van de Verlichtingideeën. Toen troepen van de stadhouder de patriotten gingen vervolgen, vluchtten ze samen naar Frankrijk. Van 1788 tot 1797 woonden ze in de Bourgogne, in het plaatsje Trévoux. Nederland was toen ze terugkeerden de stadhouder kwijt en er was een burgerregering aan de macht gekomen. Maar ze waren niet meer zo populair als ze geweest waren vóór hun vlucht. Ook waren ze hun kapitaal kwijtgeraakt, en ze moesten zich lam schrijven voor wat inkomsten. Betje raakte al gauw ernstig ziek en Aagje verzorgde haar. Ze woonden toen in Den Haag. Op 5 november 1804 overleed Betje daar, en Aagje was zo verdrietig dat ze haar negen dagen later volgde. Hun grafsteen ligt op de begraafplaats Ter Navolging, in Scheveningen.
Op 9 november zal in de namiddag de nieuwe biografie van Betje Wolff aangeboden worden in de kerk van Middenbeemster, met een afwisselend programma. En omdat Middenbeemster heel ver is voor sommige mensen, komt er ook nog een feestelijke bijeenkomst in Amsterdam, in de Doopsgezinde Kerk, in de avond van 15 november.
De steenonthulling is jammer genoeg maar voor een beperkt aantal mensen toegankelijk – maar u zult er vast in de pers over kunnen lezen, of een reportage op de Amsterdamse televisie zien.
Laat een reactie achter