Over een misbegrepen podcast
En dan zijn de decemberavonden voorbij en duikt plots, uitgerekend op een druilerige februariochtend, ene Johan Copier op die op Neerlandistiek zijn licht laat schijnen over de Avonden-podcast die Jozien Wijkhuijs en Yentl van Stokkum december vorig jaar uitzonden, tijdens de avonden van De avonden. Copier is niet enthousiast over de podcast en schrijft er een polemisch artikel over. Nou ja, ‘polemisch’? Voor mij is een tekst polemisch als hij geestig is, een belangwekkend punt maakt en ook feitelijk correct is. Dat is bij Copiers artikel niet het geval. Maar de welgemanierdheid gebiedt dat je zo’n beschouwing niet eenvoudig negeert als clouloze kletspraat van een zeventigplusser (wat de tekst welbeschouwd gewoon is) en er toch serieus op ingaat.
Oké dan.
Autoriteit
Eigenlijk gaat het in Copiers tekst meteen fout. Hij begint met de beide podcast-makers weg te zetten als ‘twee stemmetjes die afkomstig lijken te zijn van meisjes van net twintig’. Beide vrouwen zijn, in werkelijkheid, een eindje in de dertig, Wijkhuijs is een gepokte journaliste, tekstschrijver en podcastmaker, Van Stokkum een gemazelde toneelschrijver en gelauwerd dichter. En er is geen enkele reden – behalve dan het seksisme van een boomer natuurlijk – om denigrerend over hen te doen. Beiden studeerden literatuurwetenschap, wat Copier meteen nóg een reden tot diskwalificatie acht. Zeker omdat een van die domme literatuurwetenschapsters in de podcast zegt dat ze ‘De avonden’ nu pas voor het eerst las. ‘Je kunt blijkbaar wanneer je opgeleid bent in deze wetenschap, parmantig zeggen dat je een canoniek boek niet hebt gelezen’.
Ja natuurlijk kan dat.
Want Literatuurwetenschap studeren is wat anders dan Nederlands studeren en vereist niet automatisch een wereldwijde kennis van alle nationale canones van Transsinistrië tot de Paaseilanden. Dit is wel zo’n puntje in Copiers betoog dat je je afvraagt of hij gewoon dom is (d.w.z. hij weet dit niet) of kwaadwillend (d.w.z. hij doet alsof-ie het niet weet). Wat je wél weet is dat, wanneer iemand als Copier over literatuurwetenschap begint te smalen, het nooit lang duurt of… O, wacht! Kijk! Daar is-ie al! Karel van het Reve! Tuurlijk, altijd Karel van het Reve noemen, de man die inderdaad haast een halve eeuw geleden (in zijn – altijd zeggen – ‘fameuze Huizingalezing’) ook al zijn eigen domme dingen debiteerde over literatuurwetenschap, en sedertdien, nu voor de ik schat 9723ste keer, er bij zijn toch al uiterst schaarse haren wordt bijgesleept als onaantastbare autoriteit.
Buitenechtelijk
Copier voert nog een derde persoon op: ‘Er komt ook een professor, Jos Joosten, aan het woord.’ Hé, maar die ken ik! Dat lijkt mij wel, geloof ik. En mij zijn in de bijna twintig jaar dat ik nu hoogleraar ben twee constanten gaan opvallen. De eerste: wanneer iemand je betitelt als ‘professor’ in een tekst als deze, dan is dat nooit positief bedoeld. De tweede: degenen die dat doen zijn zelf nooit hoogleraar of, erger nog, zijn het nooit geworden. Omdat ik niet van psychologiseren houd, weet ik niet of er een verklaring voor deze curieuze combinatie van factoren te bedenken zou zijn. (Het is trouwens echt jammer dat ik zelf geen zin heb in zo’n ad hominem, want dat had de discussie wel heel makkelijk gemaakt. Johan Copier was namelijk in zijn werkende (‘werkende’) leven, blijkens zijn website, directeur van de Breda University of Applied Sciences (binnenkort waarschijnlijk weer gewoon ‘Ogeschool Bredoa’) en hij was ‘adviseur en later manager aan de Universiteit Leiden’. ‘Adviseur’. Sjonge. En later zelfs ‘manager’. Maar liefst. Dat soort kent iedere professor en elke andere wetenschapper in den lande natuurlijk maar al te goed. Dat zijn immers de types ondanks wier enthousiaste, tomeloze, onstuitbare en alompresente inzet we op de universiteit afentoe toch nog wat onderwijs en onderzoek kunnen verrichten.)
Enfin, Copier gaat in op een ‘kritiek’ die ik op De Avonden geschreven zou hebben, maar daar ben zelfs ik toch echt wat te jong voor. Wel publiceerde ik in mijn essayboek Misbaar uit 2008 een nieuwe interpretatie van De avonden, waarin ik de vigerende opvattingen over de relatie van Frits van Egters met zijn ouders omkeerde. Van Egters is, naar mijn idee, niet de opstandige rebel die zich afzet tegen het kleinburgerlijke milieu van zijn ouders – en met name zijn vader. Het is, zo beargumenteer ik, precies andersom: Van Egters is een aangepaste burgerjongen die met afschuw het onburgerlijke gedrag aanschouwt van zijn vader, die zich niet aan conventies houdt (zijn tafelmanieren), studeert, boeken leest, schrijft (in zijn ‘studeerkamer’) én zich buitenechtelijk amuseert.
Geniale kwestie
Uiteraard was mijn eerste aanwijzing om de familieverhoudingen zo te zien de (zoveelste) lectuur van De avonden zelf. Zoals dat gaat bij een nieuwe(re) interpretatie: details vallen je op en herlezing levert steeds meer aanwijzingen op voor die nieuwe kijk. Onverwachte hulp bood daarbij het feit dat de eerdere manuscriptversies van De avonden in facsimile werden uitgegeven. Zo bleken kleine herschrijvingen van Reve mijn interpretatie te ondersteunen. De ‘studeerkamer’, bijvoorbeeld, was in een eerdere versie nog gewoon de ‘zijkamer’ etc.
Ten slotte heb ik een aantal feiten uit Reves Amsterdamse werkelijkheid aangehaald om aan te geven in welk sociaal milieu de jonge auteur verkeerde, kort gezegd: intellectuele, belezen, internationaal georiënteerde communisten. Of zoals Copier het samengevat:
Senior was een selfmade intellectueel met een grote maatschappelijke belangstelling, las boeken, had internationale contacten, sprak diverse talen en was veeleer een kosmopoliet. Toen hij in dienst was van de Communistische Partij Holland hield hij er enkele vriendinnen op na met wie hij een verhouding had.
Ik had het niet beter kunnen uitleggen. Sterker nog: dat deed ik dus, als is dat wel vijftien jaar geleden. Punt is alleen: wat Copier wel mag, mag ik kennelijk niet.
Dit betoog van de professor roept vragen op. Mag je romanfiguren gelijkstellen met personen uit de werkelijkheid die als inspiratiebron hebben gefungeerd?
Maar nee! Wat een geniale en baanbrekende kwestie stelt Copier hier aan de orde! Dat over deze kwestie in talloos veel decennia literatuurwetenschap nou nog nooit eerder iemand nadacht!
Voortbestaan
Oké, maar nu zonder gekheid (wat best lastig is bij Copiers tekst): de kwestie van de autonomie van de literaire tekst is zo’n beetje het meest besproken onderwerp in de vakliteratuur. En uiteraard ken ik mijn New Critics, ken ik mijn Barthes en ken ik mijn Merlyn, maar kort gezegd zie ik (a) geen reden om tekstanalytisch Roomser dan Kees Fens te zijn en (b) is wat ik doe zelfs in de meer traditionele werkimmanente benadering geen strafbaar feit. Immers, ik probeer niet om des schrijvers bedoeling te reconstrueren aan feiten uit zijn leven, maar ik geef, bij mijn inhoudelijke analyse van de roman aanvullend bewijs van meer, laat ons zeggen, ‘sociologische’ aard over het maatschappelijk kader waarbinnen De avonden zich afspeelt.
Maar eigenlijk geloof ik ook helemaal niet dat dit Copiers probleem is. Volgens mij is Copier vooral beledigd dat zijn mooie Avonden niet meer voorbehouden is aan hem en zijn generatiegenoten om er de laatste decemberavonden van het jaar mijmerend mee door te brengen. Dat iemand een andere visie op de ‘opstandige’ Van Egters oppert, laat staan dat twee vrouwen met stemmen als ‘meisjes van twintig’ hun onbevangen lectuur van de roman mogen exploreren: dát is natuurlijk niet de bedoeling van dit fijne leesboek en zijn bijbehorende nostalgische decemberrituelen.
Terwijl ik nu juist het idee heb dat een andere lectuur, of het lezen door lezers van een heel nieuwe generatie, de kracht van een – inderdaad fenomenale – roman bewijst en de garantie is voor zijn voortbestaan.
Jona Lendering zegt
Ik heb zelden zo’n elegante litotes gezien als “dat ik zelf geen zin heb in zo’n ad hominem”.
En dat maakt een ietwat druilerige dag als vandaag weer een stuk zonniger. “Roomser dan Kees Fens” is ook een beeld om in te lijsten, als was het roomse van Fens natuurlijk een soort sentimentvervalsing.
beukenwoud zegt
Jos Joosten en Johan Copier zijn in hetzelfde bedje ziek.