Filologie op zondag
Dezelfde maan is het eerste prozaboek van de dichter Dorien Dijkhuis. In twaalf hoofdstukken, opgebouwd uit zeer korte en iets langere fragmenten, probeert een vrouw haar diepste verlangens tot uitdrukking te brengen – haar verlangen naar een kind dat er niet kwam, naar het licht, naar een geliefde die door de diepste duisternis verzwolgen werd, naar verbondenheid. Want hoezeer wij ook verstrooid kunnen raken over de aarde en door de tijd, we zien allemaal dezelfde maan.
Op het eiland tast zij haar herinneringen af. Haar verhaal is een snoer van associaties, met als kralen het leidmotief: “Vertel me eens iets wat ik nog niet weet.”
Ik las het op de adem van de vertelstem.
Die stem heeft veel gelezen: Het hoofdkussenboek van Sei Shonagon, ‘Bluets’ van Maggie Nelson, teksten van Virginia Woolf, Clarice Lispector, Italo Calvino, Milan Kundera. De grondtoon is die van het modernisme, de stroming die aan de basis ligt van de bewustzijnsroman (stijl boven plot, het woord maakt iets waar en laat het bestaan) en van de literair vormgegeven onzekerheidsrelaties tussen het individu en de omringende wereld, die nooit volledig doorgrond kan worden. Van mij mag Dezelfde maan best een roman heten (flaptekst, recensies), al kan die aanduiding andere verwachtingen wekken dan die welke deze tekst wil waarmaken. De verteller ontwikkelt zich niet. Eerder cirkelt zij in spiralen naar de diepte van het verleden dat in het heden aanwezig blijft.
Dorien Dijkhuis’ boek lijkt vooral op andere boeken die ook nergens op lijken: Bluets inderdaad, het recent herontdekte en vertaalde Wittgensteins minnares van David Markson (een vrouw aan zee, alleen, cirkelt om herinneringsbeelden, met de moed der wanhoop op zoek naar inzicht), Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost van Donald Niedekker.
Maar Dezelfde maan staat fier op zichzelf. De pogingen de chaos te bedwingen door te vertellen zijn aangrijpend, ook als een ultieme liefdesverklaring aan “dit ene onvermijdelijke onontkoombare onafwendbare voorbestemde ding: wij.” Twee kunstgrepen werken daarbij effectief op elkaar in: die van het fragment en die van de catalogus, de lijst, de opsomming, de nevenschikking van woorden, beelden, herinneringen.
Ook las ik Dezelfde maan als de lyrische evocatie van de Wadden – de Vliehors, de Boschplaat, het Oerd, De Balg…
Het niemandsland. Het tussenland waar niets groeit, niets beklijft, waar alles slechts op doorreis is: stuivend zand, meeuwen, golven, rollend zeeschuim, krabbetjes, dingen die bij eb door de zee aan land worden gebracht en bij vloed weer worden meegenomen, ikzelf.
Dorien Dijkhuis, Dezelfde maan. Amsterdam: Van Oorschot, 2024.
Laat een reactie achter