Over het Hinaufkaufen (2)
Meer dan een eeuw lang kon binnen het boekenvak worden volgehouden dat de afnemer van goedkope lectuur uit zichzelf wel zou overgaan tot de aanschaf van duurdere boeken. Al die tijd was er niets wat daarop duidde. En toch werd die profetie uiteindelijk vervuld.
‘De Boekhandel heeft zijn toekomst even als ieder ander vak. De moderne geest dringt ook daarin door om de hoogste bedoelingen “geld” deelachtig te worden,’ erkende het Nieuwsblad in 1865. Zich moeten schikken naar die ‘moderne geest’ zou de uitgever nog lang zwaar vallen. ‘[W]ij hebben zeer stellig de taak’, heet het in de voorjaarsaanbieding uit 1953 van de Zuid-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, ‘datgene tot de mens te brengen, wat hem in allerlei vormen zichzélf laat zien en wat hem hopenlijk [sic] in zijn veelal koortsachtige jacht naar het onbestemde zal stuiten om hem de schoonheid van het leven in zijn “rijke” eenvoud te openbaren,’ hetgeen nu eenmaal gepaard ging met ‘het succes van een mooie omzet, maar… niet door middel van allerlei materialistische producten, doch via het goede, boeiende, interessante boek, dat een weldadige verkwikking zal zijn voor de geest van onze cliënten.’ Het boek, immers, had status, stond voor onmogelijk in geld uit te drukken waarden, voor Kunst, Cultuur, Wetenschap. De eerder genoemde heren Kopperlith uit Woutertje Pieterse zaten er dan ook niet ver naast door te menen dat een eigen bibliotheek ‘behoorde bij geleerdheid’, waarvoor zij als eerzame zakenlui ‘allerfatsoenlijkst’ hun neus ophaalden.
Dat de status van het boek overeen kwam met die van de boekverkoper, van de boekhandel sprak vanzelf. Zie een prospectus van uitgever Brusse uit 1929:
In ’n drukken winkel van een drukke stad. Interieur: licht, ruim en hoog, voornaam. Boeken, allerlei niet-te-tellen boeken, – als stoffering. ’n Hoge exotische vaas met mandarijn-kleurige orchideeën, – als toongevend sieraad. ’n Enorme bont-geplekte globe, ’n brons op consol, ’n albastkleurige vrouwenbuste, – als tintcontrasten. Warm en zakelijk deze innerlijke sfeer: intellectueel als in ’n professor’s bibliotheek; behagelijk maar vrijer dan in ’t intieme heiligdom van dure typographische en boekbinderskunst eens rijken bibliophielen; ordelijker doch met oneindig rijkere varieering dan bij den literairen criticus in-goeden-doen; prettiger hoewel roezemoeziger door in-en-uit-loopend publiek dan in ’t exclusief leeskabinet op ’n drukken middag; aristocratisch als die bij alle geesteskinderen, democratisch als… van ’t hedendaagsche boek. Hier wordt het boekgeworden geestesleven van onzen tijd – en van alle tijden – te koop geboden. Hier is de voorname boekenmarkt, – ouder dan de graanmarkt en belangrijker dan de effectenbeurs.
De habitué van leesbibliotheek c.q. sigarenzaak stond dus heel wat te wachten bij de ingevolge het Hinaufkaufen onontkoombare gang naar de boekhandel. In 1932 diende volgens het Nieuwsblad de aspirant-boekverkoper op het hart te worden gedrukt dat een boek ‘niet een Kwatta-reep is, die desnoods door een gedresseerden aap klakkeloos tegen inwisseling van vijf centen over de toonbank kan worden aangereikt, maar een geestelijke waarde, welke de kooper te voren nog niet bezat, en waarvan de verwerving telkens weer een zelfontdekking, ja eenmaal misschien het wonder in zijn leven kan beteekenen.’ In een stencil voor intern gebruik uit 1946 werd het personeel van de Amsterdamse Bijenkorf gemaand uiteraard de gehele cliëntèle persoonlijk te benaderen, ‘maar de verkooper van de afd. boekhandel moet er van doordrongen zijn, uit welke bron van vreugde, geluk en kracht, hij verdieping en troost en ontwikkeling voor den dorstenden mensch mag putten.’ Bij een congres van de Haagse Boekhandelsvereniging in 1951 viel te horen dat ‘wij toch een taak hebben te vervullen in dienst van de beschaving en dat verhoging van het geestelijk peil van een volk ook tot die taak behoort.’
Dat een gewezen leesbibliotheekcliëntèle in die zin heropvoeding behoefde stond buiten kijf – sowieso was het in strijd met des boekverkopers waardigheid te veronderstellen dat achter het Hinaufkaufen winstbejag schuil ging. Over vriendelijk geprijsde reeksboekjes in klein formaat, zoals de Wereldbibliotheek-uitgaven en de Meulenhoff-Editie, beide met prijzen tot f 3,- , had men zich dan ook nooit druk gemaakt. Maar toen in de jaren dertig enkele vaderlandse uitgevers, ongetwijfeld geïnspireerd door de faam van Albatross (1932) en Penguin (1935), zich waagden aan een pocketreeks was dat volgens het Nieuwsblad plotseling reden voor ernstige zorg:
[Het] blijft de overtuiging van den goeden boekverkooper, die immers in een aristocratisch artikel handel drijft, dat zijn klant wat voor het boek over behoort te hebben, dat deze zich daarvoor desnoods een offer moet getroosten, dat hij, evenals voor een goed tooneelstuk, een goed concert, ook voor een goed boek een behoorlijken prijs zal moeten betalen. Is deze boekverkooper dan bovendien de overtuiging toegedaan dat de vulgarisatie van het lezen het gehalte der boekproductie naar beneden heeft gehaald, dat eigenlijk lectuur het divertissement of de studie behoorde te zijn van “the happy few”, die door beschaving en ontwikkeling werkelijk lezen hebben geleerd, dan kan hem de nieuwe mogelijkheid niet anders dan een gruwel zijn.
De doorbraak van het pocketboek, halverwege de jaren vijftig, toen er inloopboekwinkels verschenen, pockettafels, pocketmolens, pocketwanden en pocketkelders, deed dan ook het ergste vrezen voor het aanzien van het boekenvak, de status van het boek, het prestige van de boekhandel als cultuurbastion. In 1955 had De Boekverkoper de bui zien hangen: ‘Met de goedkope uitgave gaat de cultuur van het boek verloren.’
Daardoor werd het er niet aannemelijker op dat de afnemer van het goedkope boek mettertijd zou bezwijken voor het duurdere, zoals men zich binnen het boekenvak ruim een eeuw lang had voorgehouden. Ondenkbaar als het was, immers, dat voor het “echte” boek niet werd gekozen, had daarvan nooit ook maar iets hoeven blijken. Het Hinaufkaufen, vrij vertaald als zou de goegemeente voor goedkope boekjes zelf de neus toch wel ophalen, kwam enkel en alleen voort uit dedain voor dusdanige leeswaar, voor een daarop belust publiek. Daarvoor had men zich van meet af aan te groot gevoeld – tot tegen de jaren zestig de tijd er niet meer naar was.
Des te opmerkelijker dat terzelfdertijd rond het pocketboek zich een ontwikkeling voordeed die wél op Hinaufkaufen wees, zij het op een wijze die nooit kon zijn voorzien. Daarover handelt een laatste artikel.
Bronnen (verkort): Nieuwsblad (=NvdB) 7-9-1865, p 178, Bedrijfsdocumentatie Zuid-Holl. Uitg.Mij., Allard Pierson Depot OTM KVB 432: 5, Allard Pierson Depot OTM KVB Fondscatalogus Brusse, NvdB21-10-1932, p 769, Bedrijfsdocumentatie Bijenkorf, Allard Pierson Depot OTM KVB 69: 9, NvdB 11-1-1951, p 15, NvdB 10-8-1938, p 510, De Boekverkoper, januari 1955, p 8
Laat een reactie achter