…maar eigenlijk vooral over Jos Muijres
Gisterenavond presenteerden Jeroen Dera en Jos Joosten een in het geheim voorbereide bundel Uit het hart met opstellen over de Vlaamse literatuur van deze eeuw. De bundel is opgedragen aan Jos Muijres, die afscheid neemt van de afdeling Nederlandse Taal en Cultuur, waar hij werkte als universitair docent Moderne Nederlandse Letterkunde, met een specialisatie in de Vlaamse literatuur. Bij wijze van voorpublicatie is hier het eerste, door Dera en Joosten geschreven, hoofdstuk.
Er is rond de millenniumwisseling zowaar enige discussie over geweest: hoort het illustere jaar 2000 nu bij de 21ste of 20ste eeuw? Intussen blijken de geleerden het er unaniem over eens: 2000 hoort niet bij de nieuwe eeuw. We hadden dit jaartal dus eenvoudig weg kunnen laten als opmaat voor dit boek voor Jos Muijres, waarvan de opzet is om Vlaamse romans aan bod te laten komen uit elk jaar van de 21ste eeuw (tot dusverre). Maar op een of andere manier vonden we het toch wat kaal ogen, zo zonder 2000.
En er diende zich gelukkig een extra argument aan om het jaar mee te laten doen. Aan de vooravond van zijn laatste college, op maandag 30 mei 2022, schreef Muijres op Neerlandistiek: online tijdschrift voor taal- en letterkunde enkele bespiegelingen over zijn, bijna veertigjarige, academische carrière. Hij geeft ook een overzicht van zijn ‘favoriete Vlaamse auteurs’. (Muijres 2022) Wij stelden vast dat de levende prozaïsten die hij opnoemt in zijn rijtje – Vanderstraeten, Peeters, Terrin, Lanoye, Hertmans, Hemmerechts, Verhaeghen, Verhelst – in Uit het hart aan bod komen, behalve… Kristien Hemmerechts. Vandaar dat deze bundel begint met haar in 2000 verschenen De kinderen van Arthur. Hopelijk is het ons vergeven dat wij deze roman wel enigszins als kapstok gebruiken als opmaat naar Uit het hart in zijn geheel.
Van Hemmerechts naar Muijres
Op zich zijn er zeker verbanden te vinden tussen Hemmerechts’ roman en de interessesfeer van Jos Muijres. Neem bijvoorbeeld de aandacht die De kinderen van Arthur terloops schenkt aan de maatschappelijke verhoudingen in België, vanuit historisch perspectief. Wanneer Hemmerechts het ontstaan beschrijft van het tv-programma dat centraal staat in haar boek, geeft ze, met de nodige ironie, wat maatschappelijke context. Ze beschrijft hoe het idee oorspronkelijk afkomstig is van ‘een andere zender’, zijnde de BBC, de nationale omroep van het Verenigd Koninkrijk, ‘het land dat dit land had bedacht’:
Het idee was van een andere zender gestolen, de zender van het land dat dit land had bedacht. […] Je moet dankbaar zijn als je een land hebt gekregen. Nooit mag je vergeten hoe anders het had kunnen lopen, hoe je bij een ander land had kunnen worden ingelijfd. Nu kon je het allemaal zelf aanpakken met eigen scholen, instellingen, universiteiten, ziekenhuizen en een heuse omroep. (pp. 17-18)
Hemmerechts’ spot zal Muijres bevallen, ook gelet de mild-kritische toon die hij zelf in zijn teksten kan hanteren. Toen hij ter gelegenheid van Koen Peeters’ bekroning met de F. Bordewijkprijs een beschouwing aan diens onderscheiden roman De bloemen (2009) wijdde, schreef hij bijvoorbeeld over het personage René: ‘Hij gelooft – als iedere politicus – in de maakbaarheid van de wereld’ (Muijres 2010, p. 39). Die toevoeging ‘als iedere politicus’ onderstreept: als Muijres gaat lezen, is de relatie tussen tekst en werkelijkheid nooit ver weg. Juist het historische perspectief heeft daarbij, zeker ook in zijn colleges, steeds zijn bijzondere aandacht en interesse gehad. Studenten die De kinderen van Arthur met hem zouden lezen, zouden bijvoorbeeld zeker zijn geconfronteerd met de contextuele verwijzingen die Hemmerechts zelf in haar roman inlaste – of het nu gaat om de gebrekkige aandacht voor psychotherapie in Vlaanderen anno 1978 (p. 103) of de populariteit van Monty Python in datzelfde decennium (p. 104).
Een andere link met Muijres is het feit dat de ‘kinderen’ van Arthur, om wie het draait in de roman, alle tien geboren zijn in 1957, precies het jaar dat Jos Muijres in Heerlen ter wereld kwam. Hemmerechts bedacht als uitgangspunt voor De kinderen van Arthur een fictieve Vlaamse variant op de bestaande bekende Britse documentaireserie Seven Up!. In die televisiereeks wordt, met steeds een tussenpoze van zeven jaar, de levensloop gevolgd van een veertiental, ook in 1957 geboren, Britten (tien mannen en vier vrouwen) met uiteenlopende sociale achtergronden. In de eerste van de serie werden ze gefilmd als kind toen ze zeven jaar oud waren. Dat was in 1964, hetzelfde jaar dat Hemmerechts haar pendant 7plus laat aanvangen met een groep Vlaamse kinderen van zeven jaar oud.
Met zijn tienen waren ze, een kleine overzichtelijke groep voor een klein overzichtelijk land. Tien kinderen uit verschillende bevolkingslagen, die om de zeven jaar zouden worden gefilmd en geïnterviewd zodat de documentaire hopelijk zou kunnen achterhalen hoe bepalend de maatschappelijke achtergrond voor iemands verdere leven was. Of het uitmaakte of je met een zilveren dan wel met een plastic lepel in je mond geboren was. (p.17)
Jos Muijres – jongste uit een gezin van tien kinderen, maar dit terzijde – schreef nooit over deze roman van Hemmerechts, maar het grondthema zou hem zeker interesseren. Centraal in het project staat namelijk de vraag wat je sociale achtergrond betekent voor je verdere carrière, en dus handelt De kinderen van Arthur sterk over de doorslaggevende rol die milieu en opvoeding (kunnen) spelen in een mensenleven. De manier waarop in literatuur wordt omgegaan met de sociale omstandigheden waarin personages verkeren, inclusief de manier waarop teksten zélf bijdragen aan hoe we zulke personages zien, vormde een leidraad in de cursus ‘De Ander in de moderne Vlaamse literatuur’ die Muijres jarenlang verzorgde in de bachelor Nederlandse Taal en Cultuur van de Radboud Universiteit. Ongetwijfeld noteert hij uitroeptekens in de kantlijn als Désiré, een personage met een Congolese achtergrond, een zakmes openklapt en zijn witte grootmoeder uitroept: ‘Het is hier niet de brousse!’ (p. 47) Of als protagonist Arthur – na een The Voice of Holland-achtige escapade met een van de deelneemsters uit zijn documentaire – ironisch reflecteert op het zogenaamd veranderende vrouwbeeld in de jaren tachtig: ‘Terwijl jij, [Arthur], op je boerderij je echtelijke idylle beleefde, is een heel nieuw type vrouw op de markt verschenen. De vrouw die haar handen niet uit je broek kan houden.’ (p. 127) In Hemmerechts’ roman wordt maar al te duidelijk hoe gemakkelijk mensen tot ‘Ander’ kunnen worden gemaakt, zeker als de lens op hun leven letterlijk uit een televisiecamera bestaat.
Zonder dat we al te veel willen psychologiseren, is er bovendien een verband tussen Hemmerechts’ aandacht voor sociale klasse en het belang dat Muijres hecht aan zijn eigen achtergrond, blijkens het afscheidsinterview met de Nijmeegse universiteitswebsite VOX:
Mijn ouders zijn alleen naar de lagere school geweest, mijn vader had een stukadoorsbedrijf. Hij had gelukkig wel een sterk vooruitgangsdenken: zijn kinderen moesten het beter krijgen dan hij. In het middelbaar onderwijs ging ik naar een eliteschool, de ouders van mijn klasgenoten waren arts en advocaat. Zij spraken hun ouders aan met ‘je’ en durfden hen tegen te spreken; mijn vader had me kapot geslagen als ik dat had gedaan. Wat betreft mondigheid stond ik op een flinke achterstand. (Lambeets 2022)
Het is een achtergrond die niet verhinderde dat Muijres een fraaie academische carrière maakte, met onder meer zijn proefschrift over de ontstaansgeschiedenis van de diptiek De Kapellekensbaan/Zomer te Ter-Muren van Louis-Paul Boon, dat met het judicium cum laude bekroond werd.
Als er één rode draad gevonden moet worden in Muijres’ academische werk, dan is het wel zijn onderzoek naar het werk van Louis Paul Boon, een schrijver die hem als late tiener al aansprak, zegt hij in hetzelfde interview:
Zijn debuutroman, De Voorstad Groeit, heb ik gelezen toen ik negentien jaar oud was. De eerste dertig bladzijden vond ik verschrikkelijk, maar daarna was ik aan het taaltje gewend en sloeg de vlam in de pan. In al zijn boeken staat de mens centraal. Zijn taal is rauw, niet gepolijst. Hij is zonder meer de grootste vernieuwer van het proza in de Nederlandstalige literatuur. (Lambeets 2022)
De ‘mens’ zoals die bij Boon centraal staat, en zoals Muijres hem ongetwijfeld bedoelt, is de kleine man of vrouw die veelal in de hoek zit waar de klappen vallen. Boon aanschouwt die mens – ongeacht politieke voorkeur – met deernis en ook aanziet hij bitter het vergeefse streven van die kleine man – of vrouw! – om van een dubbeltje een kwartje te worden of – om Hemmerechts te parafraseren – van de plastic lepel een zilveren exemplaar te maken. De bewondering voor Boon hebben Muijres en Hemmerechts overigens met elkaar gemeen. Naar aanleiding van de honderdjarige geboortedag van Boon in 2012 schreef Hemmerechts, in opdracht van het L.P. Boon Genootschap, het verhaal ‘Altijd dezelfde dans’, dat uitdrukkelijk geënt is op zijn klassieker Menuet (1955). Datzelfde gremium lauwerde Muijres in 2019 met de Isengrimus, de prijs van het genootschap voor mensen met bijzondere verdiensten voor de Boonstudie. Volledig terecht: wie in Nijmegen (en ver daarbuiten) ‘Louis Paul Boon’ zegt, doet dat in één adem met ‘Jos Muijres’.
Boon-studies
Wie Muijres’ publicatielijst bekijkt, stelt vast dat Boon daarin de boventoon voert, vanaf zijn eerste publicatie (in juni 1985, in het destijds prominente literaire tijdschrift Maatstaf (Muijres 1985), tot aan het grote project dat hij thans nog onder handen heeft: de gebundelde uitgave van de ‘Boontjes’. Muijres is een nauwgezet literair-historisch documentalist en men is weleens geneigd dit soort werk te onderschatten, of het lager te plaatsen op de hiërarchie van de (literatuur)wetenschappelijke arbeid. Dat is een gotspe. Hoe serieus dit werk is, is al te zien aan alle archiefonderzoek dat ten grondslag ligt aan Muijres’ klassieke dissertatie met de fraaie titel De Kapellekensbaan groeit, die hijzelf omschrijft als ‘boek dat het resultaat is van meer dan tien jaar wikken en wegen, schrijven, schrappen en herschrijven’ (Muijres 1995, p.5). In deze grondige studie naar de wording van Boons fameuze en meerlagige tweeluik De Kapellekensbaan / Zomer te Ter-Muren geeft hij er blijk van zeer goed op de hoogte te zijn van alle relevante, actuele theoretische kennis op het gebied van onderzoek naar tekstgenese. En daar valt dan ook conceptueel niets op aan te merken of op af te dingen. Maar al die theorie en reflectie is bij hem steeds ondergeschikt aan de cruciale, urgente en welbeschouwd enig relevante onderzoeksvraag: welke talrijke, op zeer uiteenlopende plaatsen gepubliceerde, eerdere publicaties van zijn hand gebruikte Boon uiteindelijk bij de compositie van de finale versie van zijn magistrale tweeluik?
Dit soort concies bronnenonderzoek is Muijres blijven uitvoeren. Sinds 2014 redigeert en annoteert hij de ‘Boontjes’, de boekuitgave van de dagelijkse column die Boon, onder de auteursnaam ‘Boontje’, tussen 1958 en 1978 publiceerde in het socialistische dagblad Vooruit. Muijres pakte in 2014 het werk weer op dat eerder door anderen was aangevangen, maar intussen meer dan tien jaar was blijven liggen. Dat jaar publiceerde hij Boontjes 1968. Sindsdien werkt hij met grote discipline voort aan elk jaar een nieuwe bundel. Intussen verscheen zo, in juni 2023, Boontjes 1974, bij gelegenheid waarvan hij op LinkedIn meldde: ‘Mij wacht de schone taak nog drie delen (Boontjes 1975, Boontjes 1976 en Boontjes 1977-1978) samen te stellen en dan is de klus geklaard!’ En een klus is het, dit nauwgezet documenteren van teksten die werkelijk over alle denkbare onderwerpen gaan, van politieke en maatschappelijke actualiteiten, individuele herinneringen van de auteur, boeken en tv-programma’s, over dialectwoorden en culinaire uitspattingen.
We zeiden al dat dit soort werk nog weleens onderschat wordt. Interessant is het aan te halen wat literatuursocioloog en empirist Pierre Bourdieu hier ooit over opmerkte. Bourdieu was bij uitstek theoreticus, maar wel een met de praktijk van het concrete als basis, referentiepunt en doel. Naar aanleiding van het werk van bibliografen, index-makers, bronnenvorsers en verzamelaars van feiten, zei deze theorie-man pur sang: ‘Ik heb vaak gezegd dat het Franse onderzoek, en zelfs onze hele nationale intellectuele traditie, enorm lijdt onder het feit dat bepaalde activiteiten die essentieel zijn, maar traditioneel als inferieur worden beschouwd, niet voldoende ontwikkeld, noch voldoende erkend en beloond worden.’ (Delsaut 2002)
Uit het hart:het hedendaagse Vlaamse proza
Naast zijn werk als Boons Eckermann heeft Muijres nog een ander, zeer belangrijk thema op zijn agenda: de eigentijdse Vlaamse letterkunde, en dan met name het proza (poëzie en essayistiek lijken nooit zijn echte belangstelling te hebben gewekt). Zowel in onderzoek als onderwijs heeft hij hier zeer uitgebreid werk van gemaakt. Hij schreef op uiteenlopende podia als, onder veel meer, het Kritisch Lexicon van Literaire werken en het Nijmeegse project De Leeslijst (Geerdink et al. 2015), over evenzo uiteenlopende auteurs als Stefan Hertmans, Tom Lanoye, Margot Vanderstraeten, Paul Verhaeghen, Herman Brusselmans én Kristien Hemmerechts (het betreft hier het lemma over Een zuil van zout in De leeslijst (Muijres 2015)). Wat opvalt in deze bijdragen, en dat geldt ook voor zijn artikelen over gecanoniseerde Vlaamse schrijvers uit de twee eeuwen ervoor, is dat zijn beschouwingen steeds in het teken staan van een combinatie van nauwgezette lectuur en analyse met voorts zowel aandacht voor de wereld waarin een boek geschreven is alsook de visie op die wereld die eruit spreekt. Ongetwijfeld speelt bij dat laatste de invloed mee van Muijres’ leermeester, de Vlaamse literatuursocioloog Bert Vanheste. In het artikel in universiteitskrant VOX valt over zijn benadering van literatuur het een en ander te lezen:
Het is misschien wel Muijres’ stokpaardje: om de Vlaamse literatuur te begrijpen, kan je niet om de historische en culturele context van Vlaanderen heen. In zijn colleges focuste de universitair docent sterk op de geschiedenis en cultuur, van de late middeleeuwen tot vandaag. ‘In 1830, na de onafhankelijkheid van België, hebben schrijvers als Hendrik Conscience en Karel Lodewijk Ledeganck via de literatuur een nieuw Vlaams zelfbewustzijn proberen te creëren. Het waren romantische schrijvers die een maatschappelijk doel nastreefden. Dat laatste is uniek in Europa, waar romantici de maatschappij juist de rug toekeerden.’ (Lambeets 2022)
Bij gelegenheid van zijn aanstaande pensionering gaf Muijres aan dat dit zijn grote punt van zorg was na zijn vertrek. Het verdwijnen van de exclusieve aandacht voor de Vlaamse letterkunde die hij gekoesterd had, behalve in zijn colleges ook in publicaties, en in zijn zeer succesvolle, drukbezochte jaarlijkse ‘PAO’-cursussen – PAO dat wil zeggen: Postacademisch Onderwijs, aanvankelijk bestemd voor leraren Nederlands als bijscholing in de actuele stand van zaken in Nederlandstalige letterkunde, maar allengs uitgegroeid tot hotspot voor leesclubleden en andere fanate liefhebbers van recente romans. Daarbij deed zich ook nog eens een onverwachte boost voor tijdens de coronapandemie, toen vanwege de zoom-lezingen talloze internationale neerlandici, tot ver buiten de taalgrenzen, ook geïnteresseerd bleken. In Muijres’ lezingenreeks werden jaarlijks standaard altijd enkele recente romans behandeld van Vlaamse auteurs, die soms ook zelf te gast waren. Uit de reeks kwamen bovendien (vooralsnog) twee bundels met essays voort: Op de hielen (2014), samengesteld door Muijres en Esther Op de Beek, en Tegen de schenen (2018), dat hij redigeerde in samenwerking met Marieke Winkler.
De titel Uit het hart van deze bundel is daarmee ook verklaard, denken wij.
De opzet van dit boek sluit bewust aan bij precies deze kant van Muijres’ onderzoek- en onderwijspraktijk. In het genoemde afscheidsinterview maakt hij zich zorgen over het voortbestaan van aandacht voor de Vlaamse letterkunde na zijn pensioen. De kop boven het artikel zegt het al: ‘Met Jos Muijres verdwijnt het specialisme Vlaamse literatuur aan de Radboud Universiteit’. Nu is dat niet helemaal waar, maar de aandacht die Muijres eraan besteedde komt niet in die unieke vorm terug in het huidige Nijmeegse onderwijscurriculum. Om van deze focus op het eigentijdse Vlaamse proza toch een tastbaar en serieus teken na te laten, hebben wij besloten als eerbetoon voor Muijres’ tomeloze inzet van bijna veertig jaar dit boek samen te stellen. De gedachte was een staalkaart te maken van wat er in de (al niet meer zo) nieuwe eeuw aan Vlaams proza is verschenen, met als leidraad uit elk jaar een roman. Uiteraard is dit uit het oogpunt van representativiteit een aanvechtbaar criterium, zoals elk ander criterium ook minder of meer aanvechtbaar zou zijn geweest. De opdracht was vrij en resulteerde zo in bijdragen met een zeer uiteenlopend karakter, maar steevast toegankelijk geschreven en boeiend qua invalshoek. Als contribuanten benaderden wij mensen die op enige manier professioneel met Jos Muijres in contact stonden of staan: collega’s, sprekers op de PAO-cursussen van de afgelopen jaren, oud-studenten en studenten. Zo vonden wij (exclusief onszelf) 22 auteurs van harte bereid om in totaal (inclusief die van onszelf) 24 beschouwingen te leveren. Onder die romantitels bevindt zich werk van alle ‘favoriete Vlaamse schrijvers’ die Jos Muijres eerder noemde in het interview. Inclusief dus, vanwege dit openingsartikel, Kristien Hemmerechts.
Geraadpleegde literatuur
Delsaut, Y. & Rivière, M.C. (2002). Bibliographie des travaux de Pierre Bourdieu. Suivie d’un entretien entre Pierre Bourdieu et Yvette Delsaut sur l’esprit de la recherche. Pantin: Temps des Cerises.
Geerdink, N., Joosten, J., & Oosterman, J. (2015). De leeslijst: 222 werken uit de Nederlandstalige literatuur. Nijmegen: Vantilt.
Hemmerechts, K. (2000). De kinderen van Arthur. Amsterdam: Atlas.
Joosten, J. (31 mei 2022). ‘Gedaan met de bescheidenheid!’ in: Neerlandistiek: online tijdschrift voor taal- en letterkunde.
Lambeets, K. (28 juli 2022). ‘Zomerinterview (6): Met Jos Muijres verdwijnt het specialisme Vlaamse literatuur aan de Radboud Universiteit’, in: VOX. Onafhankelijk magazine van de Radboud Universiteit. [https://www.voxweb.nl/nieuws/zomerinterview-6-met-jos-muijres-verdwijnt-het-specialisme-vlaamse-literatuur-aan-de-radboud-universiteit] geraadpleegd 24.10.2023.
Muyres, J. (1985). ‘Louis Paul Boon in De roode vaan’. iMaatstaf, 33(6), 60-75.
Muyres, J. (1995). De Kapellekensbaan groeit: over de ontstaansgeschiedenis van het tweeluik De Kapellekensbaan / Zomer te Тег-Muren van Louis Paul Boon. Leiden: Uitgeverij Plantage 1995.
Muyres, J. (2010). ‘God bestaat niet maar als hij zou bestaan, dan is hij een dichter of een schrijver’: Over De bloemen van Koen Peeters. Jan Campert-stichting Jaarboek 2010, 28-39.
Muijres, J. (2015). ‘“Ik weet het niet”. Kristien Hemmerechts: Een zuil van zout.’. In N. Geerdink e.a. (red.), De leeslijst: 222 werken uit de Nederlandstalige literatuur (pp. 390-391). Nijmegen: Vantilt.
Muijres, J. (31 mei 2022). ‘Bijna een halve eeuw!’, Neerlandistiek: online tijdschrift voor taal- en letterkunde.
Muijres, J., & Op de Beek, E. (2014). Op de hielen: Opstellen over recente Nederlandse en Vlaamse literatuur. Nijmegen: Vantilt.
Muijres, J., & Winkler, M. (2018). Tegen de schenen: Opstellen over recente Nederlandse en Vlaamse literatuur.
Jeroen Dera en Jos Joosten. Uit het hart. Opstellen over moderne Vlaamse literatuur. Afdh, 2024. Bestelinformatie bij de uitgever.
Laat een reactie achter