•• Een dier-vriendelijk gedicht van Betje Wolff en Aagje Deken.
De braave sleepersknegt
Ja, maats, noemt my een regte Bloed*,
Lacht my eens helder uit;
Noemt my, tot in het gekke, goed:
Ik blyf by myn besluit.
Ik wil de Paarden zo niet slaan,
Zy voelen ook wel pyn;
’k Ben met de Biesten zeer begaan,
En zal het altoos zyn.
Of ’t Heerschip hen den bek afrent*,
Mag ik het daarom doen?
Die dolheid wierd my nooit gewent,
Ik ben van geen Fatzoen!
’t Harddraaven is een regte pret
Voor Pluggen*, voor geen Heer;
(Of schoon men daar zo niet op let.)
En aan het Paard komt de eer.
Ik ben nou maar een sleepers knegt,
Maar ’t moeit my, ’t doet my wee,
Als ’t Paard te veul wordt opgelegt*,
En ’t zwoegt voor kar of sleê.
Het stomme Biest komt veur een sluis,
’t Wil wel, maar kan niet voort:
Men vloekt, men tiert, men maakt gedruisch,
Puur of ’er dat by hoort.
Men zweept, men bruit* het op zyn lyf,
Myn harte krimpt ’er af!
En wat is ’t eind van dat bedryf?
Het Biest sterft tot hun straf.
De schrift zegt: ‘Een barmhartig man
Heeft deernis met zyn Vee’.
’k Ben bly, dat ik wat leezen kan;
Hoe zelden ik ’t ook deê.
’k Weet dat God, die de heerschappy
Der Dieren ons beval,
Gewislyk* onze tieranny
Omtrent hun straffen zal.
’k Denk dikwyls: Bles is net als ik;
Geef my een vriendlyk woord,
Dan doe ik in een oogenblik,
Schier* alles zo als ’t hoort,
Maar zo de Baas onreedlyk is,
My uitschelt, plaagt, en zart,
Dan is ’t by my ook alles mis,
Dan ben ik ook verhard.
De mensch, steeds raar in ’t geen hy doet,
Vergt van een reedloos Biest,
Meer reedlykheid, meer deugd, meer goed
Dan hy voor zich verkiest.
Ik doe, of schoon ’t ook yder deedt,
Myn Paard geen ongelyk.
Een Plug, een godloos mensch is wreed,
Hy zy dan arm of ryk.
In ’t slaafsch beroep vroeg opgebragt*,
Kom ik in kluis noch kerk;
Doch doe ’k, zo ik myn pligt betracht,
Ook geen Godsdienstig werk?
Betje Wolff (1738-1804) en Aagje Deken (1741-1804)
uit: Economische liedjes (1781)
regte bloed = volbloed sukkel
plug = ruwe kerel, patser, ploert
afrennen = afmatten, afbeulen
te veul wordt opgelegt = te veel te doen krijgt
van geen fatzoen = iets als: geen verachtelijk persoon
bruien = mishandelen
gewislyk = zeker
schier = snel, binnen korte tijd
vroeg opgebragt = jong grootgebracht
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Bart Haers zegt
De betekenis van “schier” lijkt mij niet te kloppen. Met tijd heeft het weinig te maken, eerder met aanduiden van een hoeveelheid in functie van het geheel. Schier alles betekent dan nagenoeg alles.
Rolf den Otter zegt
Op de wijze van “hoe lieflijk is de morgenstond”. Daar kan ik weinig over vinden in de gauwigheid, behalve dat de dames het een aantal keer gebruikt hebben en dat het weer te maken heeft met “Hoe helder schynt de zilvren maan!” In 1802 kan ik nog een vermelding van de wijs vinden in een almanak. https://tinyurl.com/y2cjx8w4
Sommige melodieën uit de economische liedjes zijn makkelijker te vinden, zoals bij de Verblyde vader. Die komt uit een opera van Johan August Just. In volle glorie hier te horen –> https://www.youtube.com/watch?v=4j9ewbO2mh0 Je moest trouwens nog wel flink passen en meten. De melodie kenden de mensen waarschijnlijk wel, deze aria is tientallen keren als “wijs” gebruikt. Maar om de woorden van Wolff en Deken goed te laten passen op de wijs ben je nog wel even aan het puzzelen 🙂