De lente
Reeds is het statig eiber-paar gekomen,
’t geduldig rijs wringt stil de knoppen los,
de zoele lente luwt door ’t zonnig bosch
en wiegt mijn geest in weemoeds-zoete droomen.
Violengeur stijgt op uit vochtig mos,
een bronzen gloed verjongt de dorre boomen,
en primula’s en dotterbloemen zoomen
de groene wei met gouden voorjaarsdos.
Wat heb ik, milde! naar uw komst gesmacht!
wat scheen uw toeven lang! — is ’t niet mijn leven
dat door uw donzen adem wordt gewekt?
Eens zult ge niet meer keeren, als ge trekt,
des weerziens zaligheid mij niet meer geven
en grimmig grijnst dan d’eindelooze nacht.
Frederik van Eeden (1860-1932)
Abonnees van Laurens Jz. Coster ontvangen iedere werkdag een gedicht in hun mailbox
Laat een reactie achter