De verenglishing van het Nederlands in Vlaanderen (4.6)
In deze reeks vertellen onderzoeker Eline Zenner en taalliefhebber Jan Hautekiet het verhaal van de ‘verenglishing’ van het Nederlands in Vlaanderen. Een overzicht van de afleveringen in de aangroeiende reeks vind je hier.
In dit stukje bekijken ze hoe economische argumenten in de kaart van het Engels kunnen spelen, zowel als manier om sterke internationale profielen naar de universiteiten en de arbeidsmarkt te halen, als om het taalprofiel te versterken van de ‘native’ Belgen die op de (inter)nationale arbeidsmarkt hun kansen willen veiligstellen. Evengoed bekijken we hoe ook het kamp contra verengelsing het economische argument inzet.
Pro Engels in het hoger onderwijs: internationaliseren laat de (intellectuele) kassa rinkelen Contra Engels in het hoger onderwijs: internationaliseren doet de beurs van de belastingbetaler pijn |
Kenniseconomie: Van Dale definieert het begrip als een ‘economie waarin de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie’. Korter door de bocht: kennis is geld.
Die boutade gaat zeker ook op in de context van het hoger onderwijs. Daarom hoor je zo’n economische insteek ook weerklinken in de argumenten pro verengelsing van het hoger onderwijs: hoe meer topprofielen, hoe meer excellentie in onderzoek. En hoe meer excellentie in onderzoek, hoe meer wetenschappelijke vooruitgang. En hoe meer wetenschappelijke vooruitgang, hoe meer geld. Om die vooruitgang te blijven maken, moeten we ook topprofielen uit het buitenland kunnen rekruteren. De Leuvense rector Sels omschrijft die brain gain vanuit internationalisering in 2018 in De Tijd als volgt:
Als Europese topuniversiteit die meespeelt in het mondiale wetenschapsbedrijf moeten we buitenlands toptalent kunnen aantrekken. Soepeler taalwetgeving is geen doel op zich, maar een middel voor internationalisering.
Intellectuele vooruitgang, vermeerdering van kennis en verdieping van inzicht behoren natuurlijk op zich tot de kerndoelstellingen van elke zichzelf respecterende onderzoeksinstelling, maar zijn daarnaast ook gunstig vanuit een strikter economisch opzicht. Rendement wordt bereikt door valorisering van onderzoek via contracten met de privésector, octrooien of patenten: Engels is de sleutel tot internationalisering, internationalisering tot vooruitgang, vooruitgang tot valorisering, en valorisering tot geld. Verder zal de vooruitgang zich ook vertalen in de positie van de instelling in de internationale rankings, en ook die zorgt voor rendement. In een adviesrapport uit 2017 over de positie van het Engels in het hoger onderwijs vat de Vlaamse Onderwijsraad VLOR het zo samen:
Door onderwijs in het Engels aan te bieden, wordt de toegankelijkheid van kennis vergroot, vindt er een grotere kennisuitwisseling plaats en ontstaat een meer open houding, wat resulteert in een hogere kwaliteit van het onderwijs. Op deze manier stijgen instellingen hoger onderwijs ook op internationale rankings, waardoor ze aan positionering winnen en een mogelijk grotere rol van betekenis krijgen binnen de internationale wetenschapsbeoefening
(p.10)
Hoe hoger instellingen belanden in die internationale rankings, hoe meer ze ook in het vizier komen van internationale studenten. En meer studenten zorgt voor meer geld. Niet enkel dankzij de brain gain die ze mogelijk opleveren, maar evenzeer dankzij het allocatiemodel, dat budgetten verdeelt in verhouding tot de studentenaantallen van de instelling. Universiteiten zijn natuurlijk nobele bakens van kennis, maar ook zoals het studententijdschrift Veto het ooit kopte, ook miljardenbusiness.
Die centen in de kassa worden niet enkel aangehaald als argument pro de positie van het Engels in het onderwijs. Economische argumenten tegen zijn erevenzeer, en die vertrekken onder andere vanuit de belastingbetaler. In januari 2020 schreven enkele academici een scherp opiniestuk, waarin ze onder meer waarschuwden dat de verengelsing de universiteiten en hogescholen “vervreemdt van de bevolking die ze via de belastingen financiert”. In Nederland, waar verschillende universiteitssteden uit hun voegen barsten door de grote aantallen internationale studenten, is dat argument al nijpend tastbaar (zie ook verderop in deze reeks voor een overzicht van recente ontwikkelingen). De burger betaalt mee voor studenten die vaak eens gediplomeerd gewoon weer vertrekken en zo geen actief lid worden van het economisch stelsel dat hen ondersteunde. Een plaats op de arbeidsmarkt zullen zij niet gaan invullen.
De nationale student natuurlijk hopelijk wel, en daar dient zich meteen het tweede economische argument aan dat in beide kampen wordt gebruikt.
Pro Engels in het hoger onderwijs: we moeten studenten klaarmaken voor de arbeidsmarkt Contra Engels in het hoger onderwijs: we moeten studenten klaarmaken voor de arbeidsmarkt |
Zeker niet elke docent uit het hoger onderwijs ligt wakker moet van de arbeidsmarkt. Docenten wijden studenten via onderzoeksgebaseerd onderwijs in de discipline in, en dat houdt in dat studenten zich in de taal van die discipline moeten kunnen uitdrukken. Het Engels dus. Voor andere docenten is het net wel duidelijk dat ook de arbeidsmarkt een rol speelt. En die wordt steeds mondialer, waardoor het voor de hand ligt dat de student met een breder anderstalig aanbod voorbereid wordt op die internationale arbeidsmarkt. Op het Engels als lingua franca dus.
Nog anderen vinden dat we vooral niet uit het oog mogen verliezen dat het gros van de jongeren gewoon in Vlaanderen en Nederland aan de slag gaat, in functies waar communicatie met andere Vlamingen en in het Nederlands voorop staat. Dat belang van het Nederlands in verschillende domeinen van het latere leven zie je ook wel weerspiegeld in de sterkere voet die het Nederlands aan de grond houdt in bacheloropleidingen, ook in Nederland.
Hoewel op de werkvloer nu minder uitsluitend Nederlands gebruikt, zowel in de interne als de externe communicatie, tonen de cijfers van De Staat van het Nederlands hoe belangrijk het Nederlands nog steeds is in professionele context. In een rapport van 2016 wijst de Taalunie in dit verband op de verantwoordelijkheid van het hoger onderwijs:
Het merendeel van de studenten bouwt een loopbaan uit in Nederland of Vlaanderen, bij de overheid, in de rechtspraak, in de gezondheidszorg, in de media, in het onderwijs enzovoort. Een loopbaan, waarin men een maatschappelijke rol gaat vervullen in een Nederlandstalige context en omgeving. En het is bij uitstek van die mensen dat wordt verwacht dat ze hun academische kennis kunnen vertalen naar en inzetten ten dienste van de maatschappij. Een goede kennis van de taal van de maatschappij – in Nederland en Vlaanderen het Nederlands – is daarbij onontbeerlijk. Hoger onderwijs in die taal kan daar in belangrijke mate toe bijdragen.
Een goede kennis van de lokale taal is onontbeerlijk om met een diploma te kunnen functioneren in de maatschappij. Met de huidige regelgeving is die kennis van het Nederlands toch ook nog steeds om dat diploma in de eerste plaats te kunnen behalen. Dat geldt voor de buitenlandse student net zozeer als voor de local native.
En dat is al moeilijk genoeg. Daarover in een volgende aflevering meer.
Een gestructureerde inhoudsopgave van De verenglishing staat hier.
Bij deze reeks hoort een regelmatig geüpdatete bronnenlijst.
Lees ook het vorige artikel in deze reeks: De Leidse LUL en het Leuvense spook?
Laat een reactie achter