Vrijdag 23-2 verscheen de nieuwste aflevering van het Jaorboek Nedersaksisch, oftewel jaargang 4 (2023). In het eerste deel staan de uitgewerkte lezingen van het Nedersaksisch symposium van 14 oktober 1923, gehouden in Kunstcafé Schurer, Assen. In deel 2 staan nog drie andere artikelen. Die zijn al evenzeer van belang voor de kennisverbreiding van het Nedersaksisch.
Philomène Bloemhoff-de Bruijn is gepensioneerd projectleider streektaal van de Overijsselakademie en opent het eerste deel van het Jaorboek met haar belangwekkende en lang verwachte voorstel voor ‘De canon van et Nedersaksisch’. Wat moet de ontwikkelde Nederlander toch eigenlijk wel van het Nedersaksisch weten? Ze maakte de Nedersaksische canon naar het voorbeeld van de canon van de Nederlandse literatuur en focust in de vorm van vraag en antwoord op 14 aandachtsgebieden. Daaronder vinden we aard, kenmerken en afkomst van het Nedersaksisch, de status als erkende regionale taal, hoofdvormen en verscheidenheid, de taalinstituten, de traditionele spellingsystemen, de belangrijkste woordenboeken en de voornaamste schrijvers en zangers per regio. Last but not least: hoe kom je meer te weten?
Chris Canter, onder meer auteur in het Drents, attendeert op hoogtepunten uit de Nedersaksische literatuur: ‘Van Reynke töt Roes: ideeën um de Nedersaksische literetuur te laoten leven’. Henk Nijkeuter, onder meer gepensioneerd Rijksarchivaris in Drenthe, vertelt over het Nedersaksische literaire landschap vanuit archivistisch perspectief.
Naast de recente vertalingen van de Heliand in Sallands, Stellingwerfs en Nederlands met daarbij het nodige aan het waarom en hoe, is ook de vraag naar het auteurschap actueel gebleven. De huidige stand van zaken is te lezen in de bijdrage van VU-promovendus Redbad Veenbaas: ‘Bernlef, dichter van de Heliand? Nieuwe aanwijzingen’.
Promovendus aan de Radboud Universiteit Arjan Sterken vertelt over ‘Saksische volksverhaolen in ’t underzuuk van ’t Meertens Instituut’, en taalkundige van de Overijsselakademie Harrie Scholtmeijer gaat in op ‘Het Nije locht, Derk met de beer en Sinte Katrijn: Nedersaksische volksveralen en talige volkscultuur in regionale woordenboeken’.
Wat zouden werkers in het veld, medewerkers bij streektaalinstituten en besturen van verenigingen voor het Nedersaksisch in hun funicties zoal moeten weten van de taal? Dat wil zeggen op het gebied van de Nedersaksische fonologie, morfologie, syntaxis en standaardisering? Op die vraag gaan Henk Bloemhoff en Jan Nijen Twilhaar in. Lang geleden specialiseerden ze zich al op klanken en vormen van het Stellingwerfs respectievelijk het Hellendoorns.
In zijn bijdrage ‘Het Nedersaksisch en Limburgs: een sociolinguistische insteek’ gaat emeritus-hoogleraar Toegepaste taalwetenschap en Variatielinguïstiek Roeland van Hout in op de achteruitgang in gebruik van Nedersaksisch en ook van het Limburgs, een regionale taal die overigens getalsmatig hoger scoort dan het Fries in Friesland. Van Hout schetst de kerntaken voor de regionale talen op basis van het Europees handvest en beschrijft een negental hoofdlijnen voor het Limburgse taalbeleid. In zijn afsluitende woorden vat hij samen: ‘De belangrijkste taak is ervoor te zorgen dat jongere generaties de taal blijven spreken. Het is daarmee van belang om te zorgen dat de regionale talen status en prestige hebben en passen in de dynamiek van de moderne tijd’.
Deel 2 van het Jaorboek: andere artikelen
De eerste hoogleraar Nedersaksisch, Klaas Hanzen Heeroma (1909-1972), is onder meer bekend van zijn TONAG, de Taalatlas van Oost-Nederland en Aangrenzende Gebieden. Er verschenen indertijd drie interessante afleveringen, voorzien van uitvoerig kommentaar in een drietal boekwerken (1957-1963). De vierde aflevering was in voorbereiding, maar tot een uitgave kwam het niet. Philomène Bloemhoff vertelt in het tweede deel van het Jaorboek hoe zij dat 43 jaar geleden alsnog probeerde als tijdelijk medewerker van het Nedersaksisch Instituut. Ook toen kwam het echter niet tot een publicatie. Wel schreef zij het nodige kommentaar en ze hergebruikt dat nu met de nodige aanpassingen in haar Jaorboek-bijdrage ‘Aflevering 4 van de TONAG, kaart 31-33’. Van Heeroma’s definitieve kaarten voor TONAG-4 kon zij er drie terugvinden en die zijn nu in het jaorboek gepubliceerd: kiespijn, kies en rode aalbes. Van de andere zeven kaarten zijn alleen zwartwit-versies bewaard gebleven. Die hoopt ze later alsnog te publiceren. In dit artikel zijn wel, in zwartwit, een drietal zogeheten ‘bij-kaarten’ opgenomen en besproken.
In het artikel ’Stellingwarfs “drosse kaampe” en zo’ beschouwt Henk Bloemhoff dros, drus = ‘met wisselbouw’, ‘onbebouwd’ als klankvariant van andere Nedersaksische vormen als drös, dröis en dreus in o.m. Drenthe en Twente. Ze wijzen naar zijn mening alle op een eigen Saksische klankontwikkeling die plaatsgevonden moet hebben naast die in het Frankisch, die namelijk tot de bestaande Nederlandse woorden dries, drees moet hebben geleid.
Een bijzondere parel in dit Jaorboek Nedersaksisch is de bijdrage van de taalkundigen Lex Schaars, auteur van onder meer het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialcten, en Jan Berns, eerder verbonden aan het Meertens Instituut. Zij presenteren tekst van 17de-eeuws Gelders historicus Arend van Slichtenhorst. Die positioneert daarin, anno ±1650, het Achterhoeks en Veluws als Nedersaksisch en zegt over de gebieden die grenzen aan Utrecht en Holland dat men daar een ‘botter tael’ heeft, namelijk niet met ‘golt, holt, zolt’, maar met ‘gout, hout, zout’. Dit taalgebruik van inmiddels zo’n 400 jaar geleden herkennen we vandaag de dag als Nedersaksisch van de West-Veluwe.
Technische gegevens
Jaorboek Nedersaksisch 4 (2023) is van een groot formaat, telt 116 bladzijden, kent een ebook-variant en is in beide versies te bestellen op https://www.boekenbestellen.nl/boek/jaorboek-nedersaksisch-4-2023/64104
Binnenkort verschijnt er een afzonderlijke ebook-publicatie van ‘De Canon van het Nedersaksisch’.
Van de oorspronkelijke lezingen van het Nedersaksisch symposium zijn films gemaakt. Terugkijken kan op sasland.nl > archief. Wie wil kan daar ook het programma als geheel nog eens terugzien. In het nieuwe jaorboek zijn om technische redenen niet de vraaggesprekken over de positie van het Nedersaksisch opgenomen die student Duits Romy Dekker tijdens het symposium hield met Overijsselacademievoorzitter Annet Westerdijk en Twents radiomaker Adrie Hemmink. Ze zijn wel ‘live’ te vinden, eveneens op sasland.nl > archief. Al dit filmmateriaal op sasland.nl is voor ieder zonder kosten terug te zien.
Laat een reactie achter