Chabotten schrijven Boekenweekgeschenk
Met de schrijfselen van de familie Chabot heb ik een wat complexe relatie. Als zesdeklas middelbare-scholier was Bart Chabot voor mij een soort oogopener dat poëzie behalve prachtig (Marsman!) ook van nu (enfin, toen dan) kon zijn, en minstens zo shockerend of balorig als de Sex Pistols. Met genoegen hoorde (las) ik over de ‘dag dat de Derde Wereldoorlog ook aan ons land niet onopgemerkt voorbij ging’, met verzen als:
op grote schaal gaat men over tot het barbecueën
van de eerste bejaarden
het aroma komt je tegemoet
mexicaantje
oranje hoed
bejaardenvlees geweldig goed
U ziet het, met Bart Chabot is het als met je eerste vriendinnetje: je realiseert je achteraf tot in detail wat er fout aan was, maar de eerbied en mooie herinneringen gebieden je haar nooit af te vallen.
Wat betreft mijn aanvankelijke opinie omtrent Splinter Chabot werd ik gecorrigeerd door een van mijn dochters. Mij leek die Splinter een nogal aandachtsgeile schreeuwerd, met een totaal onaannemelijk verhaal over zijn coming-out: zou in de familie en de hoger-opgeleide artistieke omgeving waar hij opgroeide homoseksualiteit en uit de kast komen een probleem zijn? Maar mijn gay-dochter – opgegroeid in een zeer tolerante Oostnijmeegse bubbel, een gezin waar homo-zijn geen enkel punt was, met rondom LHBTpersonen in soorten en maten – corrigeerde mij streng en indringend: ‘Dat kun je wel denken, pap, maar ook in zo’n omgeving blijf je je altijd realiseren dat je anders bent’.
Allerlei reden dus om de Chabotten niet te hard te vallen. Daar komt bij dat de unisono afkeer vooraf van welgeletterde types mij ook wat tegenstond. Rare argumenten werden opgevoerd tegen het aanstaande Boekenweekgeschenk, zoals dat twee (of drie, als je de hond meerekent) van het stel helemaal niet aantoonbaar konden schrijven. Nou en? Dat had de CPNB er een paar jaar geleden toch ook niet van weerhouden om Dimitri Verhulst het geschenk te laten schrijven? Ik bedoel maar.
Welgemoed en met een positieve insteek het boekje dus maar eens ingedoken en ik kwam er achter dat het veel mislukking in zich bergt. Het heeft op veel, té veel, pagina’s iets onuitstaanbaar kokets. Kijk ons eens een lekker gekke familie zijn! Het had al veel gescheeld als het gezin zich niet zo nadrukkelijk als ‘echt bestaand’ had opgevoerd, maar alleen met de romanpersonages al een begin van fictie had gemaakt (wat natuurlijk tegen alle trends in de actuele literatuur zou zijn, en dus meteen spannender). Voorts was het misschien raadzaam geweest om allerlei meta-tekstueels achterwege te laten:
Ik sprak Eveline van de CPNB gisteren. We hebben 28.000 woorden voor het Boekenweekgeschenk. Niet meer, niet minder. Daar moeten we het mee doen.
Het boek komt zodoende spijtig genoeg zelden de anekdotiek te boven. Soms zelfs op een heel rare manier. Maurits Chabot schrijft bijvoorbeeld over merkwaardige visite bij het gezin.
Eén keer drong de buitenwereld ons huis onder valse voorwendselen binnen. Op een vroege novemberavond – ik ben een jaar of vijf – klinkt er gebons. Sint en Piet staan voor de deur. Piet draagt een koffer. We ontvangen ze in de woonkamer, waar Sint me een cadeautje geeft terwijl Piet door de voor- en achterkamer loopt, zijn koffer stevig in de hand houdend. […] Jaren later hoorde ik dat Sint en Piet een tv-ploeg vormden: de koffer bleek een verborgen camera. Dankzij de bemiddeling van een advocaat werden de beelden nooit uitgezonden, maar na die avond ging de deur van ons huis definitief dicht.
Zou het echt? Tegenwoordig met maffe juice-kanalen en iedereen een mobieltje kun je binnen één klik het resultaat van bizarre interesses voor het interieur van, laten we zeggen, Frans Bauer, Patty Brard of André Hazes jr. aanschouwen. Maar anno 1997 een heuse undercoveroperatie om de woning van een toentertijd zeer matig bekende Haagse dichter te kunnen filmen? Ik geloof er niks van.
Ik geloof iets heel anders.
Ik geloof namelijk dat we hier een spoor zien van de eigenlijke bedoeling van dit Gesamtkunstwerk, namelijk het thematiseren van het ‘huis’ als concept. Iets voor de Sint-anekdote schrijft Maurits Chabot: ‘De meeste woningen die potdicht zitten, hebben iets te verbergen. Het zijn huizen die onheil verhullen. […] Wij hebben niets te verstoppen, behalve onszelf. Ons thuis is een burcht.’ Zijn verhaal is een soort zéér beknopte variant op Georges Perecs Het leven een gebruiksaanwijzing: een beschrijving van hun woonhuis van kamer tot kamer.
Als je eenmaal op dat spoor zit van die ‘huizen die onheil verhullen’, dan zou het hoofdstuk van Bart Chabot óók op z’n plek kunnen vallen. Dat is de beschrijving van een ‘spookhuis’ bij het Franse Lavardin, dat de familie ooit betrok tijdens een vakantie. Er gebeurt per saldo weinig in dat griezelhuis. Voor Volkskrant-recensente Bo van Houwelingen reden om dit verhaal het minst te vinden van Gezinsverpakking:
Alleen de bijdrage van pater familias Bart (1954) blijft echt achter. Het is een wat losgezongen spookverhaal over een raar vakantiehuis waar het niet pluis lijkt. Griezelig wil het maar niet worden.
Je kunt wél zin geven aan dit verhaal, als je het leest in relatie tot het eigen woonhuis waarover zoon Maurits schrijft – sterker nog: de slotzinnen van Bart Chabots verhaal vormen een evidente verwijzing:
Terwijl ik onverrichter zake de trap op loop, hoor ik boven een geluid dat ik niet kan thuisbrengen.
Ik hoef niet af te reizen naar het huis bij Lavardin. Die moeite kan ik me besparen.
Wat er in de vakantiewoning huisde, heeft me weten te vinden.
Een derde huis dat een rol speelt in het boek, is de blokhut in Zweden waar de familie Chabot jaarlijks op vakantie gaat en waar nu door iedereen ijverig aan het Boekenweekgeschenk gewerkt wordt. Ook in die bijdrage, van Storm Chabot, staat een verwijzing naar het familiehuis, met opnieuw een spookachtige toonzetting.
In het ouderlijk huis in Den Haag werd ik ’s nachts geregeld wakker van gestommel. Door het raam van mijn slaapkamer naar de gang zag ik dan een schim van papa voorbijstrompelen.
Er lijkt dus een poging te zijn gedaan om een soort gothic atmosfeertje te creëren, dat in de hand wordt gewerkt door regelrechte ongerijmdheden in de tekst. Zo wordt in het laatste verhaal van Gezinsverpakking, van Splinter Chabot, de euthanasie van de hond Bril beschreven (volgens het biografietje achterin vond die in 2023 plaats). Maar in het veel eerdere verhaal van Sebastiaan Chabot lezen we al over ‘het graf van Bril’. En enkele pagina’s ervoor zit hij met zijn vader in een strandtent:
“Is dat mama niet met Bril?” wees ik naar de kustlijn.
“Ja Mau, nu je het zegt,” zag ook papa. “Hoe ze loopt, zo voorovergebogen. En helemaal in het zwart. Dat moet haar haast wel zijn.”
Vader Chabot bespreekt de scene op het strand later met zijn echtgenote.
“Ik dacht je overigens wel op het strand te zien lopen, vanochtend.”
Mama dacht even na. “Nee, dat was ik niet. Maar nu ben ik het wel.”
“Ik dacht: je bent vast de hond uitlaten.”
“Bril is al jaren dood, schat.”
De dialogen zijn natuurlijk van een uitgesproken Siebelinkiaanse knulligheid, en de situatie als geheel totaal onwaarschijnlijk: in Gezinsverpakking krijgt Bril in het slothoofdstuk een spuitje, en een in 2023 gestorven hond kun je met geen mogelijkheid als ‘al jaren dood’ typeren.
Wat nu te vinden van dit al? Het zou dus op zich kunnen dat er een heus concept ten grondslag ligt aan dit Boekenweekgeschenk, dat de spookachtigheden en ongerijmdheden zou kunnen verklaren. Als dat het geval is, vind ik nog dat een zeer grondige, gezamenlijke redactionele sessie van de familie Gezinsverpakking subtieler, compositorisch overtuigender – kortom literair sterker had moeten maken. Nu moeten we het, vrees ik, eigenlijk houden op een niet onsympathieke mislukking.
Robert Kruzdlo zegt
De vergelijking met Sex Pistols is een beetje ver gezocht. Lees anders: https://nl.wikipedia.org/wiki/Sid_Vicious
De Chabots hard aanvallen¿ “Allerlei reden dus om de Chabotten niet te hard te vallen” schrijf je. Laten vallen¿ De familie treedt in het openbaar om gluurders te weren. Precies¡
Jenneke Klein Geltink zegt
Ik vind al die negatieve reacties niet terecht. Ik heb het boekje met ontroering gelezen. Een liefdevol gezin, waar zie je dat nog tegen!
Gerrit Bronja zegt
Bril in het stuk van Sebastiaan Chabot verwijst naar Martin Bril. Bril in het stuk van Splinter Chabot verwijst naar hond Bril (vernoemd naar Martin Bril). Dus de Bril in Sebastiaans tekst is wel degelijk al jaren overleden en hond Bril pas in Splinters stuk….
Jos Joosten zegt
Dat blijkt niet uit de context van de dialoog