Ik moest vanmorgen denken aan Gerrit Komrij met wie ik nog gedanst heb in een disco. Ik droomde vannacht dat ik Gerrit en Charles sprak in de Roelof Hartstraat voor restaurant Beddington en dat ik vol lof was over zijn gedichten. Gerrit antwoordde bibberig en breekbaar en Charles die te paard zat, wilde weg.
In een documentaire over Komrij zag ik beelden van het grote huis over de bergen van Tras os Montes waar ik in 1986 een paar dagen te gast was. Daar was het ook dat ik met de dichter danste in een disco.
De directeuren van Carré hadden me verteld dat ze de musical Cats wilden gaan produceren. Of ik ideeën had voor de vertaling. Cats is gebaseerd op een boekje met kattengedichten van T.S.Eliot en die gedichten waren al zeer virtuoos vertaald door Komrij. Die moeten jullie gebruiken zei ik, beter kan niet. Maar zijn ze ook zingbaar was de vraag en hoe zit het met het belangrijkste lied, Midnight.
Ik werd door Carré naar Portugal gestuurd om met Komrij de vertalingen door te nemen.
Van Porto vertrok er een trein naar Mirandela in het verre oosten van het land. Een urenlange reis diep door het dal van de Douro. Komrij’s boek Over de bergen begint met een beschrijving van die reis en ik vind die bladzijden behoren tot het mooiste dat ooit in onze taal geschreven is.
Ik was nogal beducht voor de man die ik weliswaar wel eens hier en daar ontmoet had – wat zei hij toch eens tegen me: Ja ik ken u wel, u bent toch die meneer met die twee puntjes op zijn o – maar mijn beduchtheid kwam toch voornamelijk door zijn scherpe stukjes hier en daar. Niet echt een man om mee te gaan dansen in een disco zou je denken.
De ontvangst was correct en een tikje vormelijk. We reden naar een groot landhuis in een dorpje, kwamen binnen door een enorme keuken waar verschillende vrouwen op lage stoeltjes bij vuren en ovens op de grond zaten. Het huis bestond uit een aantal zalen die met porte-brisée deuren met elkaar in verbinding stonden en die allemaal met 19e eeuws antiek gevuld waren. Ik werd naar mijn verblijf gebracht dat de kamer van de kardinaal werd genoemd. De maaltijd was heerlijk, de wijn overvloedig en de gesprekken werden allengs losser. Een bevriende arts kwam langs. Ik had wat geschenken meegebracht die in goede aarde vielen, Gerrit testte mijn linksheid met half ironische rechtse opmerkingen. Charles informeerde naar mijn kunstzinnige voorkeuren en vriendenkring. Ik ging licht aangeschoten naar bed met het idee dat ik voor mijn toelatingsexamen geslaagd was.
Er was geen sprake van werken de volgende ochtend. Dat kon altijd nog. We dwaalden wat door de omgeving. Charles droeg hoge laarzen, had een adellijke uitstraling, kende iedereen en werd beschouwd als de landheer. Zijn huis had de verplichting de lunch van de schoolkinderen te verzorgen. Gerrit kreeg beleefde knikjes, doutor Cumrei werd hij respectvol genoemd. De stemming werd allengs zeer ontspannen. Gerrit meende dat ik alle artiesten in Nederland wel zou kennen en vroeg hoe het nu toch was met Imca Marina en Eddy Christiani en citeerde grijnzend het lied “Middellandse zee, souvenir van mijn dromen, enkel al het woord is als wijn op de tong” Anita Berry, meneer Klöters, beter is er niet! Dat zult u als hoofd kleinkunst toch moeten beamen!”
‘s Middags begonnen we met het werk. Ik was goed bekend met Cats, zette de Engelse plaat op, nam de vertaling van Komrij van de gedichten ter hand en begon die mee te zingen. Het werd snel duidelijk dat er veel veranderingen en aanpassingen nodig waren. Op een lange hoge eindnoot zing je liever een klinker zoals in het woord moe dan een woord dat eindigt met allerlei medeklinkers als ‘angst’. Gerrit was bliksemsnel en heel virtuoos in zijn oplossingen en als iets lastig was of ingrijpend, dan begon hij wat te ijsberen. Na enige tijd kreeg hij steeds meer aardigheid in het werk waar hij nogal tegenop gezien had, hij begon vrolijk mee te zingen. Hij opende een deur van zijn werkkamer die uit bleek te komen op het balkon van een kerk. De zangstem van Komrij was uiterst karakteristiek en kwam in de ruimte van die dorpskapel het beste tot zijn recht.
De volgende dag gingen we door en besloot Gerrit dat Midnight vertaald moest worden met Maanlicht. Dat zou hem nog een hoop gezeur opleveren van de Engelse rechthebbenden die zijn vertaling met het woordenboek in de hand controleerden.
We waren goed opgeschoten, de mannen hadden ’s avonds een verjaarspartijtje en ik mocht mee. Het was de verjaardag van José, een belangrijk man in de omgeving. Er was een speenvarken aan het spit, veel champagne en een grote zaal met gouden stoeltjes langs de muren en daar zat ik niet wetend met wie waarover te praten. Na verloop van tijd kwam de jarige grootgrondbezitter op me af. Ik sprak geen Portugees en hij beperkt Frans. Hij wist niet wat hij zeggen moest. U komt uit Nederland? Inderdaad. Lange stilte. Wat is bij u de prijs van de olijfolie? Lange stilte. Meneer u zult mij niet willen geloven, maar de olijfolie is bij ons driemaal zo duur als bij u! En inferieur van kwaliteit! Getroffen keek de jarige mij aan en verwijderde zich. Ik zag hem in de loop van de avond in allerlei gesprekken op mij wijzen, kennelijk werd mijn verbazingwekkende mededeling door heel Tras os montes verspreid.
Na afloop van het souper vertrokken we naar een discotheek ergens in een afgelegen oord. Het was mistig en koud. Er zaten zigeuners langs de weg, je zag hier en daar ezeltjes en lompe houten karren met ossen ervoor. Maar daar was onze eigen eeuw weer met zijn luide muziek en discobol met spiegeltjes. Ik danste met niemand en ik danste met Gerrit. Kom je wel eens in een bordeel vroeg hij. Nee ik niet. We moesten weer terug naar huis, maar Charles wist van geen wijken. Het werd laat. Wie moest er rijden. De bevriende arts het eerste stuk, ik het laatste stuk. Steile ravijnen links en rechts, linke soep, morgen weer terug naar Nederland.
We versliepen ons. De terugweg per auto naar Porto. Een urenlange dodenrit over de bergen op twee en driebaanswegen. Charles die jakkerde, Gerrit die kakelde, de lifter Padre Fernando die bad. Twee uur na de vertrektijd kwamen we aan op het vliegveld. Het toestel had vertraging en stond er nog, ik holde over de landingsbaan, Gerrit en Charles zwaaiden me vrolijk uit.
Gerrit Komrij de gevreesde letterkundige was ik niet tegengekomen. Er bleek een gezellige, lieve, begaafde man in hem verscholen. Een danser. Na die tijd sprak ik hem jaarlijks aan de ronde tafel op het dichtersfestival in Deventer. Daar hield hij jour tot diep in de nacht. ’s Morgens was hij weer als eerste op de boekenmarkt te vinden. Ik mis Gerrit en Charles elk jaar.
Jan Nijen Twilhaar zegt
Ach, wat een prachtig verhaal is dit! Ik word altijd wat treurig als ik aan Komrij denk, omdat hij er niet meer is.