Veel alledaags denken over aardrijkskunde is gebaseerd op de begrippen centrum-periferie. Er valt bijna niet aan te ontkomen: een landschap waarin mensen voorkomen zien wij bijna automatisch georganiseerd als een centraal punt waaromheen wat perifere punten gegroepeerd zijn, die op hun beurt ook weer kleine centra’s zijn voor nog perifeerdere punten. Maar ook die punten zijn uiteindelijk kleine centra. Zelfs als het punt zo klein wordt als een individu: dat individu is dan natuurlijk het eigen centrum.
Zodra mensen hun nomadenstatus opgaven en zich ergens op de aarde vestigden, maakten ze van de geografie een sterrenstelsel met galaxies, sterren en planeten.
Het boekje Limburgers voor beginners. Omgaan met de meest zuidelijke Nederlanders van Roel Willems illustreert dat aardig. Het is een gidsje waarmee Willems aan ‘Nederlanders’ wil uitleggen hoe ‘de meest zuidelijke Nederlanders’ in elkaar zitten, en om dat uit te leggen wijdt hij hoofdstukjes onder andere aan de afkeer van directheid, aan het dialect, aan carnaval, aan de restanten van het katholicisme, enzovoort. Zijn doel is om het wederzijds begrip tussen ‘Nederlanders’ en ‘Limburgers’ op die manier te vergroten.
Alleen al die terminologie laat iets zien over de kracht van het denken in termen van centrum en periferie. Willems is een zeer intelligente man, die begrijpt dat het wat wonderlijk is om Limburgers tegenover alle andere Nederlanders te zetten en die laatsten dan ook nog aan te duiden met Hollanders: alsof de lezer in Almelo, Ootmarsum, of Terneuzen zich daardoor aangesproken zal voelen. Dan kun je nog zoveel uitleggen dat je ook heus wel weet dat niet alle ‘Hollanders’ hetzelfde zijn – wél zijn ze kennelijk allemaal op dezelfde manier verschillend van Limburgers.
Het is centrum tegenover periferie – en het centrum is iedereen die niet toevallig in jouw eigen streek, het centrum van jouw beleving leeft. Het boekje richt zich daarmee eigenlijk alleen op mensen in de Randstad, alsof die andere mensen er niet echt toe doen (al is het boekje uitgegeven bij de noordelijke uitgeverij Noordboek). Of misschien voelen die zich er ook wel toe aangesproken, juist omdat ze ook minder direct zijn of carnaval vieren.
Intrigerend vind ik in dit verband ook dat Limburgers voor beginners er geen melding van maakt dat er buiten de grenzen van Nederland óók Limburgers wonen, die dan alleen niet ‘de meest zuidelijke Nederlanders’ zijn, maar ‘de meest oostelijke Vlamingen’, en die óók een verhaal hebben over hun eigenheid, die echter heel anders is dan dat van de Nederlandse Limburgers, precies omdat het referentiepunt anders is. Ik vermoed in ieder geval dat de meeste Vlamingen Willems’ boekje met enige verbazing zullen lezen omdat zo’n beetje alles wat hij noemt ook hoort bij het zelfbeeld van de Vlamingen – ook als zij geen Limburgers zijn. En toch zijn Belgische Limburgers weer anders.
Limburgers voor beginners is met andere woorden eigenlijk Limburgers voor Hollanders, waar je dan ook eigenlijk Limburgers voor Friezen, Limburgers voor West-Vlamingen en Limburgers voor eilanders moet zetten.
Het is een beetje zoals boeken over de eigenaardigheden van ‘de Nederlanders’ zich altijd lijken te richten op Amerikanen, alsof er alleen ‘Nederlanders’ en ‘mensen uit de grote wereld’ bestaan: wij in ons eigen centrum en dan het nog grotere centrum daarbuiten waartoe zo ongeveer iedereen behoort, ook de Italianen en de Mexicanen.
Roel Willems is een van de aardigste collega’s die ik heb gehad. Hij werkte jarenlang aan de Radboud Universiteit en we hebben elkaar nog gelukkig overlapt, voordat hij naar het Sociaal-Cultureel Planbureau vertrok. Hij is een betrokken burger, die ook al eerder duidelijk heeft gemaakt dat hij graag wil bijdragen aan het maatschappelijk debat. Deze kwestie gaat hem als Zuid-Limburger – Zuid-Limburg is het centrum van Limburg, dat maakt Willems ook duidelijk – duidelijk aan het hart. Hij schrijft met vaart en heeft een droog gevoel voor humor.
Limburgers voor beginners leest daardoor als een trein en heeft een functie hebben voor het beoogde publiek: Hollanders die bijvoorbeeld een relatie beginnen met een Limburger, of een Limburgse collega krijgen. Maar Willems algemene boodschap lijkt me het nuttigst: ga er nooit vanuit dat je eigen waarden, je eigen manier van kijken, de enige zijn, of de juiste, of de meest neutrale.
Dat beseffen is altijd lastiger als je in het centrum verkeert. Als het gaat om Hollanders, is geen enkele Nederlander een beginner.
Roel Willems. Limburgers voor beginners. Omgaan met de meest zuidelijke Nederlanders. Noordboek, 2024. Bestelinformatie bij de uitgever.
Bart Bultheel zegt
Plaatsnamen zijn een goed voorbeeld van de vooringenomenheid van een centrum.
Ikzelf ben geboren en opgegroeid in een streek die gemeenzaam in Vlaanderen ‘bachten de kupe’ (achter de kuip) wordt genoemd. Maar ik woonde niet ‘aan de andere oever van de Ijzer’. Ik woonde aan deze zijde van de Ijzer. Ik zeg dus altijd zelf dat ik ‘voor de kupe’ woonde. Waarom zou ik immers het standpunt van de anderen innemen, is dat van mij niet interessant genoeg misschien? ‘Voor de kupe’ is dan misschien wel een uithoek van Vlaanderen, het is wel een middelpunt van de wereld. Elk punt op een bol is immers een middelpunt. Het administratieve centrum van Vlaanderen ligt misschien 2 uur reizen ver, maar ‘voor de kupe’ ligt wel centraal tussen Brussel en Londen. En het is het wereldcentrum voor de garnaalvisserij te paard. Het is maar hoe je het bekijkt.
Hetzelfde doet zich voor met Overijssel. Hoe kunnen de inwoners van die provincie hun eigen provincie Overijssel noemen? Ze wonen toch aan hun zijde van de Ijssel?
Het opleggen van een naam is dus een middel om dominantie uit te drukken, om de macht van een zelfverklaard centrum op te leggen aan wat dat centrum de periferie noemt.
Maarten van der Meer zegt
Hoe kunnen Nederlanders hun eigen land NEDERland noemen en Zuid-Hollanders hun eigen provincie ZUID-Holland? Ik woon in Land en Holland.