Momenteel lees ik met veel plezier Literair vermaak in de zeventiende eeuw van Jeroen Jansen. Op blz. 152 bespreekt hij Roland Barthes en diens verschil tussen literair plezier en literair genot. Ik had natuurlijk al lang Le plaisir du texte (1973) gelezen moeten hebben, maar dat was er nooit van gekomen. Het grappige is, dat plezier en genot ook in de zeventiende eeuw een rol speelden en dat daarom de visie van Barthes zeker op z’n plaats is. Ik weet niet of de woorden ‘plezier’ en ‘genot’ de woorden zijn die de lading volledig dekken, maar daar gaat het nu niet om. We kunnen ook X en Y zeggen, of Categorie 1 en Categorie 2. Laten we het houden bij plezier en genot, en laten we er verder niet over zeuren.
Het verschil tussen literair plezier en literair genot laat zich niet eenvoudig uitleggen. Ik ga toch een poging wagen. Ik leg het uit hoe ik het zie. En daarna vertel ik wat we er in het literatuuronderwijs misschien mee kunnen (en dat dit al op veel scholen gebeurt).
Literair plezier is als je leest wat je min of meer al kent. Plezier is een daad van bevestiging. Plezier is weinig verrassend en vooral leuk. Een plezierig boek kan wel verrassend zijn in het plot (‘Ach, de butler heeft het gedaan, die zag ik niet aankomen’), maar het zet niet je wereld op z’n kop. Met literair plezier ga je niet anders naar de wereld kijken. Literair plezier is belangrijk, omdat het leuk is. Een dagje naar het strand is leuk. De Efteling is leuk. Pizza eten met een aangenaam gezelschap is leuk. Dat is allemaal plezier. Plezier is een geluksmoment, en geluk is de afwezigheid van ongeluk.
Literair genot is wat anders. Literair genot is wat moeilijker. Literair genot stelt je in eerste instantie op een achterstand, want de verteller weet meer dan de lezer. Genot heeft open plekken die kunnen schuren. Genot zorgt voor onzekerheid, genot laat je alle hoeken van de literaire kamer zien. Genot zijn smaken waarvan je niet wist dat ze bestonden. Genot verandert je kijk op de wereld. Genot is op zeventienjarige leeftijd Een dagje naar strand lezen en er helemaal ondersteboven van zijn. Genot is limoncello waarbij ook een beetje wit van de citroen mee geweekt is.
Ik vind plezier niet minder waard dan genot. Als het om literatuur gaat, dan stel ik genot boven plezier, maar als het om muziek gaat, dan hou ik het liever bij plezier. Voor mij geen moeilijke twaalftoonsmuziek of ingewikkelde fuga’s, een goed popliedje volstaat. Dus als iemand boeken leest voor z’n plezier, dan heb ik daar alle begrip voor. Ik wil ook daar niet over zeuren. Maar ik wil het wel hebben over het literatuuronderwijs, want daar liggen wel wat mogelijkheden.
Het literonderwijs kent twee pijlers: het zelfstandig lezen door leerlingen en de literatuurlessen. Als het over literatuuronderwijs gaat, dan denken de meeste waarschijnlijk aan de boeken die ze moesten lezen om daar een mondeling over te doen. En dat de docent dan vroeg: ‘Wat is het centrale thema van De avonden?’ en: ‘Wat is de betekenis van de factor tijd in De aanslag?’ en: ‘In hoeverre kun je het Orpheus-motief herkennen in Turks fruit? Geregeld hoor je mensen zeggen dat hun interesse in literatuur en in lezen er grondig uitgeranseld is tijdens de middelbareschooltijd.
Dat is jammer, aan dat soort sentimenten kunnen we helaas niks doen.
De ene pijler van het literatuuronderwijs zou volgens mij moeten gaan over plezier. Laat leerlingen boeken lezen die aansluiten bij hun leeftijd en niveau. Leesplezier dient voorop te staan. Met dat leesplezier bedoel ik inderdaad de Roland Barthiaanse manier van plezier. Dus dat het leuk is. Meer hoeft niet. Het mag wel, maar het hoeft niet. Als leerling lees je vooral boeken die tijdens je leven verschenen zijn en die voor jou geschreven zijn. Heb je geen zin in Oeroeg? Lees het dan niet. Lees liever Wees onzichtbaar. Of die geweldige graphic novel Bleekwater. Het doel is literair plezier. Lekker lezen en er een beetje over ouwehoeren.
De andere pijler van het literatuuronderwijs zijn de literatuurlessen. Deze worden verzorgd door je docent Nederlands. Je docent wijdt je in in een literaire wereld die je waarschijnlijk nog niet kende. Tijdens de lessen maak je kennis met literair genot. Je leest literatuur die net een beetje te moeilijk voor je is, je leest bijvoorbeeld gedichten van Gerrit Kouwenaar, van Daniel Vis, van Hannah van Binsbergen – gedichten waar je in eerste instantie niets van begrijpt. Maar tijdens de les ga je ze wel begrijpen, beetje bij beetje. Met behulp van je docent. Aan het begin van de les dacht je ‘What the fuck’, maar aan het eind snap je het! Wat een genot!
Literair-historische motieven, intertekstualiteit, metafictie, literatuurgeschiedenis… het is te ingewikkeld om dit soort dingen aan de individuele leerlingen over te laten die dit in hun eigen tijd uit moeten zoeken. Laat ze toch boeken lezen voor hun plezier, op voorwaarde dat er goede literatuurlessen gegeven worden. Het herkennen van intertekstualiteit levert literair genot op, maar dat is iets wat je moet leren, niet iets wat je uit jezelf kunt, of aangeboren is.
Ik beweer niet dat er nu geen goede literatuurlessen gegeven worden. Integendeel. Veel leraren Nederlands lezen gedichten en andere literatuur in de klas met de leerlingen. Ze geven les over literatuurgeschiedenis en ze leggen uit wat intertekstualiteit is. Toen ik leraar Nederlands in het voortgezet onderwijs was (van 1997 tot 2005), pakte ik het ook zoveel mogelijk op deze manier aan: in de klas literatuurlessen geven en de leerlingen zo veel mogelijk ruimte geven om te lezen wat ze leuk vonden. Maar ik wist niet dat dit een soort Barthiaanse manier was. Nu ik docent op het HBO ben, gaat het er deels anders aan toe, omdat het HBO nu eenmaal geen VO is.
Ook weet ik heel goed dat er veel leerlingen zijn die goed lezen en die met het huidige systeem plezier beleven aan het lezen, en dat er ook leerlingen zijn die literair genot beleven. Gelukkig wel. Er gaat ook heel veel goed. Toch denk ik dat het hier & daar en af & toe beter kan. Ik denk dat het verstandig is om nog eens goed na te denken over het verschil tussen literair plezier en literair genot, en dat er met dit Barthiaanse verschil onderwijs ontworpen wordt – voor alle schooltypes, dus voor VMBO, HAVO en VWO. Ik denk dat we daar betere lezers door krijgen.
Zo, en nu ga ik weer verder in Literair vermaak in de zeventiende eeuw van Jeroen Jansen.
Laat een reactie achter