Het a-tal, ook wel bekend als a-tautogram, a-saga of a-spraak is een OuLiPoliaanse exercitie avant la lettre, hoewel niet vaak beoefend als poëzie. In Opperlandse taal- en letterkunde uit 1981 (het roze, behapbare boek) wordt het ook wel een eiouij-lipogram genoemd. Het oudst bekende voorbeeld, Paaschmaandag (een a-saga), dateert uit 1841 en is van J. Bosscha. Battus neemt verder ook nog op (blz. 27-31) de verhalen Van Agt stapt af, A-spraak en Zaans drama. In Opperlans! uit 2002 (het groene, onhandelbare boek) blijven daarvan alleen Paaschmaandag en de A-spraak over (onder ma-mc).
Het is platgetreden terrein, de lipogrammatica, zegt Battus, en dat is het ook, maar intussen ben ik nog nooit een gedicht tegengekomen met maar één klinker.
Nacht. Zwart. Waar? Stad. Straat. Tabakszaak.
Laf straalt lantaarn, slap als prak van patat.
Rap gaan acht maal acht jaar zwartgatwaarts,
Maar ach, af-aan, af-aan, zal rad maar gaan.Barst, graaf graf alvast, kwak last af, ga langs af –
Pappalapap, daar vangt aards carnaval al aan,
Raar maar waar. Traag maar staag, knar aan staart:
Nacht. Stad. Gracht. Tabakszaak. Straatlantaarn.
Dit stuk verscheen eerder op AlledaagsVertaalprobleem.
Een doorlopend bijgewerkt register op alle VandaagsVertaalProblemen staat in blog 345, hier.
Berthold van Maris zegt
Helaas is dit niet een gedicht waarin maar 1 klinker gebruikt wordt. Het zijn er 2: a en aa.