Er zijn vele Herman Gorters, en een Nacht, trottoir zo lang en breed uitwaaierend als de Mei behoort zeker tot mijn wensen, maar dat zal voor later zijn. Deze Gorter is die van de sensitieve verzen, van de Zie je, ik hou van je-gedichten, van Mijn grijze tintelreine, van Het gouden zongezwier, van De heide is maar stil en Ik wilde ik kon u iets geven. Heel prachtig allemaal.
Het gedicht van Blok is ook mooi, maar door het door de OuLiPoliaanse molen te halen komen er elke keer weer meer kaleidoscopische kanten bij. Je ziet het tafereel op vele manieren voor je en het wordt steeds mooier, absoluter en raadselachtiger. En we zitten pas op drie.
Ik stond op het gestoepte
in de nacht
en ik roepte, roepte,
maar geen die mij wacht.Slechts het lantarenlicht
was mijn kleed,
Slechts de bliksemschicht
die vrieskou heet.Hoe wriemelend meanderde
hier de stad,
hoe nooiteens-ooit veranderde
dit webomspannen rad.In de gracht keek ik mijn ik
in de ziel,
hoe bevederd licht dit ogenblik
mij viel.
Dit stuk verscheen eerder op VandaagsVertaalProbleem
Laat een reactie achter