Het honderdste geboortejaar van Gerard Reve zal niet onopgemerkt blijven. Verspreid over de maanden verschijnen er bijzondere boeken. De prachtige cassette met de werkversies van Op weg naar het einde (bezorgd door Wiljan van den Akker en Koen Hilberdink) hebben we al, Piet Gerbrandy schreef een boeiende beschouwing over de poëzie (Pelgrimsliederen) en het boek U heb ik lief. De eeuw van Gerard Reve, onder redactie van Æde de Jong, met een hoofdstuk van schrijver dezes over de fotoportretten door Eddy Posthuma de Boer, verschijnt volgende maand bij uitgeverij Nobelman.
Een van de meest boeiende publicaties verscheen onlangs bij Gaia Chapbooks: Over Gerard Reve en stijl van neerlandicus Gert de Jager.
Omdat de oorspronkelijke titel – Het weer van alle mensen – al bezet was, werd de ondertitel tot hoofdtitel gepromoveerd. Die titel suggereert dat het een essay à la manière de Montaigne betreft, zij het dat dit essay niet op de eerste plaats de essayist als onderwerp kiest. Naar het woord van Reve – stijl is de maatstaf van alle betoog – belicht De Jager de uiteenlopende registers in het oeuvre van de volksschrijver. Hij geeft toe dat hij het geheim van een stijl niet kan ontsluieren (“sommige geheimen moeten een geheim blijven”). Zelf kwam ik – werkend aan mijn essay Boekhouders van de vergankelijkheid – tot vergelijkbare bevindingen. De stylometrie (het meten van stijlkenmerken) is tot veel in staat, maar ook het essay – het proefondervindelijk lezen en denken – biedt mogelijkheden om ook onzekere kennis over het voetlicht te brengen en het gesprek over stijl op gang te houden.
Dat neemt niet weg dat Gert de Jager met grote zorgvuldigheid te werk gaat. Hij laat zien hoe het vroege werk van Reve wordt beheerst door semantische onbepaaldheid, hoe betekenisvol het gebruik van hoofdletters is en hoe de zinslengte in de loop van het oeuvre verandert. Globaal onderscheidt De Jager drie fasen in dat oeuvre: het vroege werk (vooral De avonden, door Simon van het Reve), het werk uit de rampjaren (in het bijzonder Op weg naar het einde en Nader tot U, door Gerard Kornelis van het Reve) en het late werk (vanaf Een circusjongen, door Gerard Reve). Die drie fasen vallen globaal samen met de biografische periodisering door Nop Maas. Gaandeweg en vooral in de derde fase neemt de zelfstilering volgens De Jager de overhand. Daar is veel voor te zeggen (het proza wordt gemaniëreerd), al is het duidelijk dat die zelfstilering vanaf het begin zeer aanwezig was bij deze zeer stijlbewuste schrijver.
Het is aantrekkelijk om veel te citeren uit het boek van De Jager, die veel citeert uit het werk van Reve. Zijn belangrijkste werkbegrip is ‘register’ – een cultureel gecodeerd talig systeem dat door lezers kan worden herkend als karakteristiek voor een specifieke sociale sfeer in een bepaalde periode. Dat begrip bewijst goede diensten. Zo laat De Jager zien hoe in De avonden een scala aan registers wordt aangeboord èn geïroniseerd. Hij onderscheidt dan het medische en het religieuze register, het register van de middenstand en het lyrische register, overgeleverd jargon en het dan nog de ontbrekende registers van het communisme en van het intellectuele milieu van de ouders. Die laatste twee jargons – die Reve in de middenperiode lustig zou persifleren – moeten in de werkelijkheid waarop de roman teruggrijpt (het ouderlijke milieu) dominant aanwezig zijn geweest, maar klinken niet in deze eerste roman. De registers laten dus mooi zien uit welke domeinen de jonge Reve wel en uit welke hij nadrukkelijk niet putte, en dat zijn debuut allerminst zomaar autobiografisch was.
Over Gerard Reve en stijl staat vol met prachtige karakteristieken. Zo noemt De Jager de held van De avonden, Frits van Egters, “een ironische formuleermachine vol kritiek op anderen en zichzelf, maar af en toe komt de machine tot stilstand.” Precies op de momenten waarop die machine hapert, zien we iets van de binnenwereld van Frits zonder het rookgordijn van zijn welbespraaktheid. Door de stijlregisters nauwkeurig te bestuderen en daarbij telkens het gehele oeuvre in ogenschouw te nemen, komt veel werk van Reve in een nieuw licht te staan. Trefzeker vind ik het interpretatie-voorstel tegen het einde van het hoofdstuk over De avonden:
Het is misschien vooral het religieuze register zelf dat Frits uit zijn impasse bevrijdt – het formele patroon van het religieuze register. Parallellismen en herhalingen zijn kenmerkend voor veel religieuze taal, maar ook voor het lyrische.
Zo worden emoties bedwongen en overwonnen door stijl, door registers die per definitie onpersoonlijk zijn en juist daardoor bescherming bieden tegen wat de verteller van buitenaf en van binnenuit bedreigt.
In de volgende hoofdstukken gaat het ook over stijlverschuivingen en registerwisselingen (zoals die tussen hoge en lage stijl in de brievenboeken, religieuze taal en spreektaal), proza en poëzie. De kern van de zaak lijkt mij dat stilistische kwesties raken aan de essentie van een schrijverschap. Zo tekent zich in de lange derde fase van Reve’s schrijverschap iets als ‘late stijl’ af. De Jager ziet die in het sterk naar voren komen van de kunstmatigheid van het proza en van een register dat wordt gedomineerd door het overvloedig gebruik van archaïsmen (zoude en zeide, mooi weder, een lederstoel aan de universiteit, enzovoort). De Jager legt voorzichtig een verband tussen deze archaïsche kunstgrepen, Reves nostalgie naar een wereld van gisteren (de jaren voor de oorlog) en “de onaangename, reactionaire, racistische kanten van de late Reve.” Hier ligt een bron voor verder onderzoek.
Het kan geen kwaad om in een tijd waarin het ook in de literatuurbeschouwing vooral lijkt te gaan om standpunten en maatschappelijke thema’s het belang van (onderzoek naar) stijl te blijven benadrukken. Want hoe anders dan door stijl onderscheidt kunst zich van geklets? Tegelijkertijd (zegt de essayist): zonder stijl zou ieder spreken onmogelijk zijn.
Over stijl is het laatste woord nog niet gezegd, maar dit essay is meer dan een belangrijke bouwsteen en verdient een breed lezerspubliek.
Gert de Jager, Over Gerard Reve en stijl. Gaia Chapbooks, deel 31, 2024. Bestelinformatie/downloaden bij de uitgever.
Vorig jaar publiceerde De Jager delen uit zijn boek voor op Neerlandistiek.
Wiljan zegt
Prachtige en treffende recensie, Mathijs!