Lodewijk van Deyssels De kleine republiek
Er moeten in Haarlem nog steeds mensen leven die zich herinneren Lodewijk van Deyssel gezien te hebben en sommige heel oude mensen hebben hem misschien nog gesproken. Hij was een opvallende verschijning: altijd correct gekleed, hoed op, stok in de hand, minzaam genietend van zijn bekendheid. Hij stierf in 1952.
Mulisch, inmiddels zelf dood, vertelde me dat hij hem in Sociëteit Teisterbant ontmoet had en dat hij toen al bekend stond als de laatste nog levende Tachtiger. Ze hadden het daar nooit over Lodewijk van Deyssel, maar over Thijm, Karel Alberdingk Thijm, zoals zijn werkelijke naam luidde. ‘Hij zag eruit als een soort golem en bewoog zich ook zo. Hij was een gek, een krankzinnige. Hij zat bijvoorbeeld eens bij Brinkmann te eten, het restaurant boven Teisterbant, en hij had hazenrug besteld. De ober zet die op tafel en Van Deyssel neemt de schotel en gooit die zo in het gezicht van die ober, die nu helemaal onder de saus zat. Die ober haalt de baas erbij en meneer Brinkmann komt en vraagt: “Meneer Thijm, wat bezielt u?” Waarop hij zegt: “De gelaatstrekken van uwen employé mishaagden mij.” Zo’n man was het,’ zei Mulisch. Van hem komt ook het verhaal dat er in de oorlog een granaat insloeg in Thijms kosthuis. Paniek, brandweer, mensen naar buiten in pyama. Na ongeveer 10 minuten stapte ook Van Deyssel naar buiten, keurig in pak, aktetas in de hand, hield een taxi aan en nam zijn intrek in een hotel.
De levende mythe die hij toen was, berust eigenlijk maar op twee boeken en een tros recensies. Deze twee boeken namelijk: Een liefde uit 1887, en De kleine republiek uit 1889. De recensies: zijn ‘scheldkritieken’, die in diverse tijdschriften, waaronder De Nieuwe Gids, verschenen waren.
Van Deyssel hoorde al vroeg bij de nieuwlichters. Hij baarde op zestienjarige leeftijd opzien met een artikel in het blad van zijn vader, De Dietsche Warande, waarin hij stelling nam tegen een rooms-katholieke priester die afgegeven had op Victor Hugo, omdat die immoreel zou zijn. Toen al beweerde Van Deyssel dat zedelijkheid niets met literatuur te maken heeft. Van wat later is zijn uitspraak: ‘Het heele leven der thans officiëele Nederlandsche letterkunde is een voortdurende beleediging, der literatuur aangedaan’.
Dat zedelijkheid en literatuur niet samengaan, demonstreerde hij in zijn roman Een liefde, de eerste roman in Nederland waarin masturbatie vrijelijk beschreven wordt. Het moet hem een duivels plezier hebben gegeven toen hij op het idee kwam de hoofdpersoon, Mathilde, in seksuele opwinding te brengen bij het lezen van een roman van Geertruida Bosboom-Toussaint. Men kan veel vinden van Bosbooms boeken, maar dit effect ken ik er in elk geval niet aan toe. Een liefde werd zelfs door zijn eigen companen choquerend gevonden.
Toch besloot hij opnieuw een aanstootgevend boek te schrijven: De kleine republiek. De suggestie van homoseksualiteit hierin zorgde opnieuw voor opschudding, en toch werden er van de eerste druk maar driehonderd exemplaren verkocht. Boekhandel Allert de Lange retourneerde de exemplaren die hij besteld had wegens zwijnerij.
Een liefde kreeg pas na twaalf jaar een tweede druk, door Van Deyssel zelf gekuist. Er volgden nog enige drukken, en pas in 1974 kwam een herdruk van de eerste versie op de markt. Daarna volgden er nog vele, bij elkaar zo’n achttien. De kleine republiek kreeg pas 31 jaar na de verschijning een herdruk, en daarna volgden er nog twee. De laatste was van 1989. Al 35 jaar niet meer te krijgen!
De kleine republiek is het literaire verslag van de kostschooljaren van Karel Alberdingk Thijm. Op zijn elfde werd hij vanuit Amsterdam door zijn vader naar de door en door roomse jongenskostschool in het Limburgse Rolduc gebracht. Nog geen drie jaar later werd bij eraf geschopt. Hij had zich door zijn opstandig gedrag onmogelijk gemaakt, met als apotheose dat hij op een wandeling aan een medeleerling zijn hoed vroeg en daarin urineerde. Einde schooljaren van Karel. Hij kon nog enige maanden op een jezuïeten-internaat in Katwijk terecht, maar daarna kwam hij terug bij zijn vader in wiens boekhandel en uitgeverij hij ging werken.
De zomerhoedaffaire heeft Van Deyssel niet verwerkt in De kleine republiek, maar evengoed gaat het boek ver over de toenmalige fatsoensgrenzen heen. De wederzijdse pesterijen en kwellingen van leraren en leerlingen, de verliefdheden en het geplaag van de jongens onderling en hun ontwakende seksualiteit worden vrijmoedig beschreven. En dat alles in die woordkunststijl waar Van Deyssel zich meer dan welke andere Tachtiger ook in uitleefde, en waarbij alles erop gericht is de lezer via de onophoudelijke wemeling van de gekozen of zelf bedachte woorden van impressie naar sensatie te brengen.
Nu is er een nieuwe editie van De kleine republiek verschenen, die al aangekondigd is op neerlandistiek.nl van 17 april. De uitgave is door Jan Hartmann scrupuleus hertaald: Van Deyssels wonderlijke stijl met zijn overdadig woordgebruik is behouden, maar toch voldoende vereenvoudigd voor hedendaagse lezers om niet af te haken. Het bijzondere aan deze uitgave is dat bij wijze van annotatie honderden foto’s van de abdij en school van Rolduc zijn toegevoegd. Die sluiten direct aan bij de tekst en verduidelijken die. Van Deyssel had een lijst gemaakt met de werkelijke namen van alle personen in zijn boek, en met behulp van die lijst kon Hartmann putten uit het gigantische fotoarchief van het internaat. Zo zijn er oude foto’s van de slaapkamertjes, de wasbakken, de kapel, de gedekte tafels in de eetzaal, de speelplaats en een foto van Kareltje zelf in Rolduc, als twaalfjarige tussen andere scholieren, een foto die zelfs Harry M.G. Prick voor zijn uitputtende biografie van Van Deyssel nog niet gevonden had. Bovendien had Hartmann de beschikking over de brieven die de directeur van Rolduc en de vader uitwisselden over de strapatsen van de jonge Karel, en daaruit citeert hij in de epiloog passages die deels tot heden onbekend waren.
Het prachtig verzorgde gebonden boek is te verkrijgen door het nu al historisch lage bedrag van € 32,50 over te maken naar bankrekening NL38 RABO0148496865 t.n.v. Stichting Lève Rolduc. Schrijf uw adres op de overschrijving, dan krijgt u het toegezonden. Of u bestelt het bij de boekhandel: ISBN 978-90-834007-0-9.
Dit stuk verscheen eerder op de website van Marita Mathijsen.
Laat een reactie achter