(Een verhaal van Belcampo door Carmiggelt verteld)
Onlangs kreeg ik via een oud-lid van het voormalige Belcampo Genootschap, de exclusieve uitgave Groningen (1958) in handen, met cahiersteek. Belcampo schreef het verhaal in opdracht van Vroom & Dreesmann ter gelegenheid van de opening van een filiaal van V & D op de Grote Markt. We raakten aan de praat. De vriendschappelijke relatie Belcampo – Carmiggelt kwam ter sprake. Ineens dacht ik aan een Kronkel van Simon Carmiggelt die ik al jaren zoek over een voorval in huize Belcampo (Schönfeld Wichers) in Bathmen, waar de laatste van 1950 tot 1953 huisarts was.
Tijdens een van de gesprekken die ik voor de biografie van Belcampo voerde met de dochter Maartje Arian-Schönfeld Wichers, vertelde ze mij over een voorval in het gezin in Bathmen. Van een buurman had haar broertje Jaap haantjes gekregen. Na verloop van tijd groeide deze uit tot tamelijk dominante en agressieve hanen. Belcampo besloot de grootste boosdoeners te slachten en op te eten. Dat leidde tot een klein gezinsdrama. ‘Carmiggelt heeft het in een Kronkel beschreven,’ vertelde Maartje. Maar een naam van de Kronkel, of bundel wist zij niet. Simon Carmiggelt en Belcampo kenden elkaar. Belcampo woonde jarenlang in Amsterdam, waar ze elkaar bij uitgeversborrels en op het Boekenbal ontmoetten. Ook las Belcampo bij de Carmiggelts thuis wel eens een nieuw verhaal voor. De schrijvers staan ook als duo op een 45 toerenplaatje (1960) uit de reeks Stemmen van Schrijvers, een initiatief van uitgeverij Querido. Belcampo zal Carmiggelt het verhaal van de haantjes hebben verteld, waarna Carmiggelt het transformeerde tot een Kronkel. Zo moet het gegaan zijn, want Carmiggelt is nooit in Bathmen op bezoek geweest.
In de bundels van Carmiggelt die bij mij thuis in de boekenkast staan, komt geen Kronkel over haantjes voor. Ik liet het rusten. Onvindbaar, luidde mijn conclusie. Tot ik, als gezegd, Jeroen Aarten sprak, de man van het Belcampo Genootschap. Het vinden van de bewuste Kronkel leek mij een speld in een hooiberg; inclusief ongepubliceerd werk bestaan er ruim achtduizend Kronkels. ‘O, nee hoor,’ zei Aarten. ‘Dat weet ik binnen tien minuten.’ Hij kende nog twee Carmiggelt-kenners: Adri Leijdekkers oud-voorzitter van de Carmiggeltkring die inmiddels ter ziele is en Ruud Broens oud-voorzitter van de eveneens niet meer bestaande Vereniging van Carmiggeltvrienden. Wel bestaat er nog een Carmiggelt Nieuwtjes Bulletin, waarvan Ruud Broens hoofdredacteur is. ‘Ik zal het hun vragen,’ zei Aarten. ‘U krijgt snel antwoord.’
Nadat de kenners zich over de casus hadden gebogen ontving ik na twee dagen een e-mail: ‘Er zijn 9 Kronkels waarin Belcampo wordt genoemd.’ Via WeTransfer werden deze mij toegestuurd. In geen van deze Kronkels is echter iets te vinden over haantjes bij een huisarts in Bathmen. De kenners hadden ook op titel van Kronkels gezocht. Dat leverde ‘Haantje-hennetje’ (14 april 1948) op. Maar toen woonde Belcampo nog niet in Bathmen. Bleven over ‘Kukeleku’ (11 juli 1952). ‘Hanen’ (19 juli 1954), opgenomen in de bundels Vliegen vangen en Verhaaltjes van vroeger, en ‘Haan’ (20 december 1956).
Diezelfde middag spoedde ik mij naar De Alkenaer, het laatste antiquariaat in Alkmaar, waar de 84-jarige Jan Oijevaar precies weet wat waar op de planken staat. Carmiggelt beslaat ruim een meter. ‘Vliegen vangen, zei je?’ De antiquaar wipte het exemplaar uit het midden van de rij bundels. De zevende druk uit 1958. Ik bladerde naar ‘Inhoud’ en liet mijn blik over de titels glijden. Ah: ‘Hanen’. Door naar bladzijde 19. ‘Voor Belcampo’ staat rechts, schuin onder de titel. De eerste zin: ‘Zondag was ik nog even bij mijn vriend de schilder, die, met vrouw en drie kinderen op het platteland woont.’ De ‘schilder’ is de arts en schrijver Herman Pieter Schönfeld Wichers (Belcampo), zijn ‘vrouw’ is Joke Westerduin en de ‘drie kinderen’ verwijzen naar Maartje, Jaap en Balthazar. ‘Ik viel er midden in een kleine crisis.’ De verteller Carmiggelt doet of hij er bij geweest is. Dat geeft een extra authentieke dimensie aan het verhaal.
In de Kronkel zijn de kinderen duidelijk te herkennen. ‘De zoon van twaalf’ (dat is Jaap, al werd hij in werkelijkheid in 1953 tien jaar), heeft van een boer ‘zes mannelijke kuikentjes’ gekregen. Ze laten zich voeren door ‘de oudste dochter’ (dat is Maartje) en zich aaien door ‘Jantje, de jongste van het gezin (dat is Balthazar). Als de kuikens hanen zijn geworden lopen ze door het huis, doen ‘hun gevoeg in de boekenkast’ en gaan op stok op de fiets van ‘de schilder’: ‘Ik zal ze in etappes uitroeien,’ dacht hij. De schilder slacht er in het geheim twee. De volgende dag mist de oudste dochter twee haantjes. Zeg maar niks tegen de jongens, zegt haar vader. Maar ze zegt het ’s avonds toch tegen het twaalfjarige broertje, dat ‘huilend van smart’ de trap af komt.
Jantje hoort het pas als de hanen tijdens het eten worden opgediend. Er volgt ‘een test-case’ voor drie karakters. Het meisje wil niets eten van de hanen, ‘maar de jongens lieten hun borden zonder protest volscheppen’. Al begint de oudste van de twee na de eerste happen weer te huilen. Te veel peper, zegt hij als smoes. Hij eet weer door: ‘Ze zijn nou tóch dood.’ En Jantje? Hij eet zijn bord leeg, veegt zijn mond af met het servet en zegt bijna plechtig: ‘Lieve haantjes, wel bedankt voor het heerlijke eten.’
Groots en onbekommerd, de biografie van Belcampo, van Nico Keuning, verschijnt in augustus bij uitgeverij Querido. Tegelijk met de biografie wordt een herdruk van de verhalenbundel De surprise (2015) uitgebracht met een nieuw omslag.
Rolf den Otter zegt
Langzaam, heel langzaam, worden deze 45 toerenplaatjes krakend en al op YouTube gezet. Dit is de oogst tot nu toe: https://www.youtube.com/watch?v=bgGXO6rRVfM&list=PLWkRHgIZO-RX-2-PA727rb_FtUbmaWD0D Maar hemeltje, er moet toch een organisatie (of Querido zelf!) zijn die deze opnames een beetje schoon maakt en online zet?